4.3Het oordeel van de rechtbank
In het
proces-verbaal van bevindingenvan 14 april 2022 heeft verbalisant [verbalisant 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, geverbaliseerd:
Op 14 april 2022 hoorde ik [slachtoffer] kort samengevat verklaren dat:
- er een man aan haar zusje [A (voornaam)] vroeg of zij een snoepje wilde;
- de man aan haar vroeg of zij tien euro wilde hebben;
- de man haar aan haar arm de woning introk;
- de man aan haar kleding begon te trekken;
- zij zei dat zij weg wilde uit de woning, maar werd tegen gehouden door de man;
- de man zei dat ze tien euro zou krijgen als zij bleef;
- de man haar kusjes gaf op haar wang;
- de man haar kleren vanonder uit probeerde te trekken;
- de man naar haar borst greep;
- de man sloeg zijn armen om haar heen en klemde haar met kracht tussen haar armen vast;
- zij niet weg kon toen hij haar zo vasthield.
In het
proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zedenmet [slachtoffer] , geboren op [2009] , van 21 april 2022 hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, geverbaliseerd:
Er is een meneer bij [slachtoffer (voornaam)] in de flat. Hij vroeg wil je snoep of wil je ijs. Hij trok haar mee naar binnen naar de keuken om ijs te geven. Hierna trok hij haar mee naar de slaapkamer. Hij wilde haar 10 euro geven. Hij deed en hield zijn handen om haar nek. Hij raakte haar aan bij haar kleren, hij trok eraan. Hij wilde haar weer 10 euro geven en zei dat ze niet weg mocht.
Over de slaapkamer vertelde [slachtoffer (voornaam)] :
Het dekbedovertrek had een plaatje van een meneer erop en de kleur geel erin. In de slaapkamer raakte hij haar bij haar nek/boven haar borst aan. Hij deed dit met twee handen. Hij pakte haar hard vast. Hij hield zijn handen plat op haar borstbeen en gaf haar kusjes op haar rechterwang. Hij stond toen achter [slachtoffer (voornaam)] . Later liet hij haar los, omdat hij deed alsof hij 10 euro ging pakken bij de kapstok bij de deur van de slaapkamer. Daarna had hij zijn armen om de schouders/armen van [slachtoffer (voornaam)] heen geslagen. Hij trok aan haar kleding bij haar knieën, bij haar jurk, en aan de achterkant bij haar nek/hoofddoek.
Waar is het gebeurd: [adres] , [postcode] [plaats]
Wanneer is het gebeurd: op 14 april 2022.
In het
proces-verbaal van bevindingenvan 15 april 2022 (en over de fotobijlagen) hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, geverbaliseerd:
Op 15 april 2022 zijn wij de woning van verdachte [verdachte] aan de [adres] te [plaats] binnen gegaan. Vanuit de woonkamer is de toegang tot de slaapkamer. In de slaapkamer staat een tweepersoonsbed met achter het bed een kastenwand. Het beddengoed, waaronder een dekbedovertrek met een tijgerprint, lag rechts van het bed en de kastenwand, in de hoek van de slaapkamer. Aan de binnenzijde van de slaapkamerdeur hing een kapstok met hieraan kleding.
In het
proces-verbaal van verhoor getuigeheeft slachtoffer [slachtoffer] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard (onder A:):
A: Hij vroeg aan mij of ik ijs wilde en toen trok hij mij mee naar binnen. Hij pakte mij zo.
O: Getuige laat zien dat zij aan haar pols is vastgepakt.
A: Toen deed hij zijn arm om mijn nek, hij sloeg zijn arm om mij heen en trok mij mee naar de slaapkamer. Toen wij in de slaapkamer waren, pakte hij zo en zei dat hij mij tien euro wilde geven. Hij deed net of hij tien euro wilde pakken. Er hing een kapstok aan zijn slaapkamerdeur. Hij trok toen aan mijn jurk en hoofddoek. Hij ging mij pakken.
V: Wat bedoel je met pakken?
O: Getuige brengt haar handen op haar borst, onder haar kin. Ik zag dat je voordeed dat hij twee handen op jouw borst legde.
V: Klopt dat?
A: Ja. Hij was toen achter mij.
V: Wat zag jij op kapstok van de deur?
A: Aan de kapstok van de deur hing een jas of een vest. Daarna deed hij het opnieuw. Hij pakte mij weer hier en bij mijn jurk en hoofddoek.
Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 7 november 2023 het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Ik heb bij de politie verklaard dat ik op 14 april 2022 het slachtoffer hard bij de pols heb vastgepakt.
In het
proces-verbaal uitwerking studioverhoorvan 20 april 2022 heeft [A] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Met wie was je op 14 april 2022?
Mijn zus [slachtoffer (voornaam)] en mijn zusje. Die man zei: “kom ik geef je snoep”. Toen deed hij de deur open. Ik ben samen met mijn zus en zusje daar naar toe gegaan. Hij zei: "wil je een ijsje?".
Hoe trok hij haar ( [slachtoffer (voornaam)] ) naar binnen?
Hij pakte haar arm en trok haar naar binnen.
Zag je je zus staan?
Nee, die kon ik niet zien. Hij is met haar in de kamer gegaan. Ik was buiten. Opeens hoorde ik "wil je 10 euro?". Toen kwam ze naar buiten rennen.
Wat zag je aan je zus toen ze naar buiten kwam?
Ze moest een beetje huilen. Heel geschrokken, dat zag ik aan haar gezicht. Ze vertelde dat zij naar binnen werd getrokken. Hij zei: “je moet bij mij blijven, kom alleen en dan krijg je 10 euro”. Hij deed zijn armen en schouders over haar borst heen. Ze zei: “nee, ik wil weg” en toen gaf hij haar kusjes op haar wang.
Bewijsoverwegingen
Zedenzaken zoals de onderhavige kenmerken zich doorgaans door één-op-één-verklaringen; het is het woord van het (vermeende) slachtoffer tegen dat van verdachte. Uit artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering volgt het zogeheten bewijsminimum. Hieruit volgt dat de rechtbank het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd, niet alleen kan baseren op de verklaring van één getuige. De rechtbank kan daarom niet tot een bewezenverklaring komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. Bij de beantwoording van de vraag of een verklaring voldoende wordt ondersteund door ander bewijs is niet vereist dat de ontuchtige handelingen zelf bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Voldoende is wanneer een verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of er aan het voornoemde bewijsminimum is voldaan, vergt dan ook een beoordeling van het concrete geval.
Beoordeling in concreto
In deze zaak heeft het slachtoffer [slachtoffer (voornaam)] meerdere verklaringen afgelegd over de ontuchtige handelingen van verdachte en de feitelijkheden, zoals die zijn ten laste gelegd. De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer consistent en gedetailleerd is geweest in haar verklaringen. Zo heeft het slachtoffer specifieke kenmerken genoemd van de slaapkamer van verdachte, zoals het bestaan van een dekbed waarin de kleur geel voorkomt en een kapstok met een vest/jas aan de slaapkamerdeur, die overeenkomen met de bevindingen van de verbalisanten die de slaapkamer hebben doorzocht en waarvan zich tevens foto’s bevinden in het dossier. Daarnaast heeft het slachtoffer verschillende verklaringen afgelegd, die vrijwel geheel met elkaar overeenkomen. De rechtbank vindt de verklaringen van het slachtoffer dan ook betrouwbaar.
De verklaringen van het slachtoffer worden ondersteund door de verklaringen van het zusje van het slachtoffer, genaamd [A (voornaam)] . Zij was immers samen met het slachtoffer naar de woning van verdachte gegaan en bevestigt haar verhaal op meerdere punten. Zij heeft verklaard bij het slachtoffer de emotie van een schrikreactie te hebben gezien op het moment dat zij weer uit de woning van verdachte kwam rennen. De rechtbank ziet ondanks de familiaire band tussen [A (voornaam)] en het slachtoffer, en het feit dat zij na het voorval het verhaal van het slachtoffer heeft gehoord, geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Zij verklaart immers bij de woning van verdachte te hebben gehoord of het slachtoffer tien euro wilde en geeft concreet aan de ontuchtige handelingen van verdachte niet te hebben gezien, omdat verdachte met het slachtoffer in een kamer was gegaan, waardoor zij verdachte en haar zus niet meer kon zien. Zij heeft dus uitsluitend over haar eigen waarnemingen verklaard. De verklaringen van [A (voornaam)] vinden op andere onderdelen ook steun in het overige uit het dossier. Zo verklaarde zij het snoepgoed dat zij van verdachte had gekregen naar beneden te hebben gegooid en dat de kinderen dit vanaf beneden vervolgens weer teruggooiden, waardoor het snoep op het dak terechtkwam. Dit wordt ondersteund door het feit dat de verbalisanten vlak nadat zij bij de woning van verdachte aankwamen een verpakking van snoep aantroffen op het dakje van een schuur. Dit maakt dat de rechtbank geen reden heeft aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [A (voornaam)] te twijfelen.
Daartegenover staat de ontkennende verklaring van verdachte. De rechtbank stelt vast dat verdachte op bepaalde punten wisselende verklaringen heeft afgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting van 7 november 2023 namelijk verklaard dat hij bij de politie had verteld dat hij de pols van het slachtoffer had vastgepakt omdat hij boos op haar zou zijn geworden, terwijl dit niet blijkt uit het verhoor van verdachte. Tevens heeft hij bij de politie verklaard dat hij het snoep aan het zusje van het slachtoffer heeft gegeven die het snoep vervolgens naar beneden gooide, terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij het snoep zelf naar beneden heeft gegooid.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en betrouwbaar zijn, en in voldoende mate worden ondersteund door overige bewijsmiddelen. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte op de desbetreffende pleegdatum snoepgoed (en ijs) heeft aangeboden, waarna hij het slachtoffer met geweld in zijn woning heeft getrokken, en haar uiteindelijk heeft meegenomen naar zijn slaapkamer waar hij de ten laste gelegde ontuchtige handelingen bij haar heeft gepleegd en haar geld heeft aangeboden. De ontkennende verklaringen van verdachte, en het gegeven dat het DNA van verdachte niet is aangetroffen in het onderzochte wangslijmvlies van het slachtoffer, leiden niet tot een ander oordeel, gelet op de eerdergenoemde feiten en omstandigheden. Dat er geen of onvoldoende DNA-materiaal is aangetroffen van verdachte sluit immers niet uit dat verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Het ontbreken van DNA-bewijs is dan ook onvoldoende om de betrouwbare verklaring van het slachtoffer, voorzien van overtuigend steunbewijs, terzijde te schuiven. De rechtbank acht verdachte derhalve schuldig aan het primair tenlastegelegde.