ECLI:NL:RBMNE:2023:6188

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
C/16/515816
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling verdeling vermogen ontbonden vennootschap en overbedelingsvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2023 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure betreffende de verdeling van het vermogen van een ontbonden vennootschap onder firma (VOF). De rechtbank heeft eerder in tussenvonnissen vastgesteld dat de VOF per 1 januari 2022 zal worden ontbonden en dat het volledige gemeenschapsvermogen aan de eiser, [eiser], wordt toebedeeld. De rechtbank heeft ook bepaald dat [gedaagde sub1] de eigendom van 5,6 hectare landbouwgrond aan [eiser] moet overdragen. In het eindvonnis heeft de rechtbank de waarde van de activa en passiva van de VOF vastgesteld en bepaald dat [eiser] aan de gedaagden een overbedelingsvergoeding van € 181.126,32 moet betalen. De rechtbank heeft de waarde van de activa vastgesteld op € 75.238,80 en de passiva op € 144.479,00. De rechtbank heeft [eiser] tot 1 juni 2024 de tijd gegeven om de financiering van de overbedelingsvergoeding en de notariële overdracht van de activa te regelen. Indien dit niet lukt, moet het bedrijf worden verkocht. De rechtbank heeft ook een dwangsom afgewezen die door [eiser] was gevorderd voor de levering van de landbouwgrond, omdat de rechtbank ervan uitgaat dat [gedaagde sub1] aan het vonnis zal meewerken. Tot slot heeft de rechtbank de proceskosten in conventie en reconventie toegewezen aan de gedaagden, die grotendeels ongelijk hebben gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/515816 / HA ZA 21-41
Vonnis van 29 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. W.T. Broer te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde sub1] ,

2.
[gedaagde sub2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. T.J. Roest Crollius te Woerden.
Eiser in conventie zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagden in conventie zullen afzonderlijk [gedaagde sub1] en [gedaagde sub2] en gezamenlijk [gedaagden c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2023,
- de akte van [eiser] van 11 oktober 2023,
- de akten van [gedaagden c.s.] van 11 en 25 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Inleiding
2.1.
In de tussenvonnissen van 24 november 2021, 31 augustus 2022 en 2 augustus 2023 is reeds beslist, dat:
  • de VOF zal worden ontbonden per 1 januari 2022,
  • het volledige gemeenschapsvermogen van de VOF aan [eiser] wordt toebedeeld,
  • [gedaagde sub1] de eigendom van de 5,6 hectare landbouwgrond aan [eiser] moet overdragen en leveren,
  • [eiser] wordt overbedeeld en de overwaarde van de bestanddelen van de VOF aan [gedaagden c.s.] moet vergoeden,
  • het gemeenschapsvermogen van de VOF moet worden gewaardeerd tegen de agrarische waarde op 1 januari 2022,
  • de waarde van het land en de opstallen, inclusief de 5,6 ha landbouwgrond, per 1 januari 2022 € 527.600,00 is,
  • bij de verdeling van de VOF een meerwaardeclausule van 10 jaar geldt met een ingangsdatum van 1 januari 2022,
  • de door [eiser] gevorderde € 15.000,00 zal worden afgewezen.
2.2.
Partijen hebben zich uitgelaten over de waarde van de activa en passiva van de VOF per 1 januari 2022. Partijen zijn het hierover op een aantal punten niet met elkaar eens.
Samenvatting beslissing
2.3.
De rechtbank beslist dat de waarde van de activa € 75.238,80 en de waarde van de passiva € 144.479,00 bedraagt. De waarde van het land en de opstallen inclusief de 5,6 ha is € 527.600,00. Daarom moet [eiser] aan [gedaagden c.s.] ieder een overbedelingsvergoeding van € 181.126,32 betalen. Hij krijgt voor het regelen van de financiering van de overbedelingsvergoeding en de notariële overdracht tot 1 juni 2024. Als dit niet lukt, moet het bedrijf worden verkocht.
Waarde overige activa en passiva
2.4.
Partijen zijn het eens over waarde van de volgende activa- en passiva:
  • vorderingen € 4.523,00
  • liquide middelen € 1.267,00
  • kortlopende schulden € 5.544,00
  • langlopende schuld bij de Rabobank € 121.790,00
2.5.
[gedaagden c.s.] voert ten onrechte aan dat de waarde van de overige activa moet worden gewaardeerd tegen de marktwaarde. In het tussenvonnis van 31 augustus 2022 is al bepaald dat het bedrijf moet worden gewaardeerd tegen de agrarische waarde. Dit geldt dus ook voor de overige activa. Dit betekent dat er rekening wordt gehouden met een afslag van 40%. Daarbij geldt dat de waarde van de overige roerende activa niet mag worden verhoogd met btw. [eiser] moet de btw namelijk aan de overheid afdragen.
2.6.
De agrarische waarde van de levende have is € 59.220,00. [eiser] gaat ten onrechte uit van de boekwaarde. De levende have is of wordt verkocht tegen een marktconforme prijs. De waarde van de levende have moet dan ook worden vastgesteld conform de marktwaarde (verminderd met de afslag van 40%). Als voortzettend vennoot had [eiser] kunnen onderbouwen wat de marktwaarde van de levende have op 1 januari 2022 was. [eiser] had stukken moeten overleggen waaruit blijkt of, hoeveel en voor welke prijs de op 1 januari 2022 aanwezige levende have is verkocht en op basis daarvan kunnen onderbouwen wat dan de waarde was op 1 januari 2022. Dit heeft hij niet gedaan. Daarom gaat de rechtbank uit van de door [gedaagden c.s.] gestelde en onderbouwde marktprijs, verminderd met een afslag van 40%.
2.7.
Voor de waarde van de machines geldt een bedrag van € 6.000,00. [gedaagden c.s.] heeft aangevoerd dat de machines € 10.000,00 waard zijn. Ondanks dat [gedaagden c.s.] dit bedrag niet heeft onderbouwd met stukken, komt dit voor als een reëel bedrag. De boekwaarde van de machines is € 5.053,00, maar het is een feit van algemene bekendheid dat de boekwaarde van oude machines over het algemeen fors lager is dan de marktwaarde. Rekening houdend met een afslag van 40% is de agrarische waarde van de machines
€ 6.000,00.
2.8.
De waarde van de overige activa bedraagt € 75.238,80:
  • Levende have € 59.220,00
  • Machines € 6.000,00
  • Voorraad € 4.228,80
  • Vorderingen € 4.523,00
  • Liquide middelen
Totaal€ 75.238,80
2.9.
[gedaagden c.s.] stelt zich ten onrechte op het standpunt dat over de passiva een afslag van 40% moet gelden. Het uitgangspunt van de afslag van 40% is dat de waarde van het bedrijf lager is en het bedrijf lonend blijft (dat is de agrarische waarde). Als de afslag ook voor de passiva zou worden toegepast, klopt dit uitgangspunt niet meer.
2.10.
In de jaarrekening is het bedrag van € 144.479,00 opgenomen als langlopende schuld. [gedaagden c.s.] erkent dat deze schuld bestaat uit een bedrag van € 121.790,00 (een lening van de Rabobank) en een bedrag van € 22.689,00 (een lening onder de Garantstelling Landbouw). Volgens [gedaagden c.s.] hoeft dit laatste bedrag niet te worden terugbetaald zolang de onderneming blijft bestaan en moet deze schuld niet in de waardering van VOF worden betrokken. [gedaagden c.s.] verliest hierbij echter uit het oog dat het om een lening gaat die uiteindelijk wel moet worden terugbetaald.
Overbedelingsvergoeding
2.11.
De overwaarde van de activa moet worden verdeeld in de verdeling 40-40-20. [gedaagden c.s.] heeft ieder 40% en [eiser] 20% van de activa ingebracht. Bovendien gaat [eiser] bij de berekening van de overwaarde van de grond en opstallen ook uit van de verdeling 40-40-20. Het is door hem niet onderbouwd waarom bij het berekenen van de overwaarde van de overige activa van een andere verdeling zou moeten worden uitgegaan.
2.12.
De totale overwaarde van het bedrijf bedraagt € 452,815,80:
  • Waarde overige activa € 75.238,80
  • Waarde landbouwgrond en opstallen € 527.600,00 +
  • Kortlopende schulden € 5.544,00 -/-
  • Langslopende schulden
Totaal€ 452.815,80
2.13.
Van dat bedrag moet [eiser] 80% aan [gedaagden c.s.] gezamenlijk betalen. Dat is ieder € 181.126,32.
Termijn notariële overdracht
2.14.
[eiser] krijgt tot 1 juni 2024 de tijd om de financiering van de overbedelingsvergoeding en de notariële overdracht van de activa van de VOF te regelen. [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat hij zes tot negen maanden nodig heeft voor het regelen van deze financiering. Op basis van de stukken van de financieel adviseurs van [eiser] is een termijn voor het regelen van de financiering en notariële overdracht tot 1 juni 2024 haalbaar en redelijk. Daarbij is meegenomen dat [eiser] al sinds 2 augustus 2023 weet hoeveel hij ongeveer nodig heeft en dus al een tijd aan de slag kan zijn met het regelen van financiering.
2.15.
De kosten voor de notariële overdracht van de tot de gemeenschap behorende goederen komen voor rekening van [eiser] , omdat hij de onderneming zal voortzetten.
Alternatieve verdeling
2.16.
Als [eiser] onverhoopt toch voor 1 juni 2024 de financiering voor de overbedelingsvergoeding niet heeft geregeld en de notariële overdracht van de activa voor die datum niet heeft plaatsgevonden, moet het bedrijf worden verkocht. Het is niet reëel dat [gedaagden c.s.] het bedrijf voortzet. In het tussenvonnis van 24 november 2022 is al geoordeeld dat [gedaagden c.s.] niet de financiële middelen heeft om een overbedelingsvergoeding te betalen aan [eiser]
2.17.
De verkoopopbrengst zal na aftrek van de schulden van de VOF en de verkoopkosten worden verdeeld conform het percentage van inbreng; 40-40-20.
2.18.
[eiser] heeft voorgesteld een deel van de landbouwgrond te verkopen en het restant van de overbedelingsvergoeding om te zetten in een lening met [gedaagden c.s.] Deze lening kan niet van [gedaagden c.s.] gevergd worden. Van [gedaagden c.s.] kan – gelet op de slechte verhouding tussen partijen – niet worden verlangd dat zij nog langer bij het bedrijf betrokken is.
Dwangsommen
2.19.
[eiser] heeft een dwangsom gevorderd voor de levering van de 5,6 hectare landbouwgrond door [gedaagde sub1] Deze dwangsom wordt afgewezen, omdat de rechtbank er vanuit gaat dat [gedaagde sub1] aan het vonnis zal meewerken. Een dwangsom is dan ook niet nodig.
Proceskosten
2.20.
[gedaagden c.s.] is de partij die zowel in conventie als in reconventie grotendeels ongelijk krijgt en zal daarom de proceskosten in conventie en in reconventie van [eiser] moeten betalen. Tot aan dit vonnis begroot de rechtbank de kosten in conventie op:
- kosten van de dagvaarding € 103,83
- griffierecht € 952,00
- kosten deskundige [1] € 3.944,60
- salaris advocaat
€ 3.064,00 (4 punten x tarief € 766,00)
Totaal € 7.960,60
2.21.
De proceskosten in reconventie worden begroot op € 1.532,00 (0,5 x 4 punten x tarief € 766,00).

3.De beslissing

In conventie en in reconventie
De rechtbank
3.1.
ontbindt de vennootschap onder firma [gedaagde sub1] - [gedaagde sub2] per 1 januari 2022;
3.2.
gelast de verdeling van het vermogen van de ontbonden vennootschap en wel zodanig dat de tot dat vermogen behorende goederen worden toebedeeld aan [eiser] met dien verstande dat:
de notariële overdracht van de tot de ontbonden vennootschap behorende goederen vóór 1 juni 2024 door [eiser] moet zijn geregeld,
[gedaagde sub1] het juridisch eigendom van de 5,6 hectare landbouwgrond aan [eiser] levert ten overstaan van een door [eiser] aan te wijzen notaris, en wel gelijktijdig met de overdracht van de tot de gemeenschap behorende goederen.
[eiser] aan [gedaagde sub1] en [gedaagde sub2] een overbedelingsvergoeding betaalt van € 181.126,32 ieder, welke vergoeding moet worden voldaan bij de notariële overdracht van de tot de ontbonden vennootschap behorende goederen,
er in de notariële akte van overdracht een meerwaardeclausule wordt opgenomen, die inhoudt [eiser] bij de gehele of gedeeltelijke verkoop van registergoederen van het bedrijf binnen 10 jaar tegen een hogere waarde dan de agrarische waarde een percentage van het verschil moet betalen aan [gedaagden c.s.] Het percentage van 100% neemt elk jaar met 10% af en ziet alleen op het aandeel dat [gedaagden c.s.] in de VOF heeft, namelijk ieder 40%. De ingangsdatum voor de meerwaardeclausule is 1 januari 2022.
indien [eiser] de notariële overdracht van de tot de gemeenschap behorende goederen tegen betaling van de overbedelingsvergoeding van
€ 181.126,32 ieder aan [gedaagde sub1] en [gedaagde sub2] niet vóór 1 juni 2024 heeft geregeld, het bedrijf verkocht zal worden en [gedaagde sub1] en [gedaagde sub2] ieder 40%, en [eiser] 20%,, van de opbrengst, na aftrek van de schulden van de VOF en verkoopkosten zullen ontvangen,
3.3.
beveelt [gedaagden c.s.] medewerking te verlenen aan de levering van de in de verdeling betrokken goederen,
3.4.
bepaalt dat [eiser] gehouden is om de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen,
3.5.
veroordeelt [gedaagde sub1] en [gedaagde sub2] hoofdelijk in de proceskosten in conventie, aan de zijde van [eiser] tot aan dit vonnis vastgesteld op € 7.960,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt [gedaagden c.s.] [gedaagde sub1] en [gedaagde sub2] hoofdelijk in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van [eiser] tot aan dit vonnis vastgesteld op € 1.532,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.7.
veroordeelt [gedaagden c.s.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 271,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagden c.s.] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.2 t/m 3.7 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.
MvD 5633

Voetnoten

1.Het gaat hier om de helft van de kosten van de deskundige. De andere helft van die kosten heeft [gedaagden c.s.] al betaald.