ECLI:NL:RBMNE:2023:6178

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
16-094788-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde doodslag en diefstal met geweld met dodelijke afloop

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte], die samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wordt verdacht van het doden van [slachoffer] en meerdere diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 13 april 2022 het slachtoffer, [slachoffer], levenloos werd aangetroffen in zijn woning, waarbij hij was vastgebonden en zwaar mishandeld. De dood van [slachoffer] werd veroorzaakt door hevige stomp-botsende krachtinwerking op de buik, wat leidde tot dodelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van moord, maar hem wel schuldig bevonden aan gekwalificeerde doodslag, medeplegen van diefstal met geweld, en andere diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder affectieschade en shockschade, die de nabestaanden van het slachtoffer hebben geleden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-094788-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1981] in [geboorteplaats 1] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] .
INLEIDING
In de avond van woensdag 13 april 2022 kreeg de heer [A] geen contact met zijn ex-partner de heer [slachoffer] en besloot daarom om bij zijn woning aan de [straat] [nummer] in [plaats] langs te gaan. Eenmaal binnen trof hij [slachoffer] aan in de slaapkamer. Hij lag levenloos op de grond. Zijn benen waren aan elkaar vastgebonden en zijn handen waren aan een poot van het bed vastgebonden. Er zat een trui om zijn hoofd met een soort riem eromheen. Hij voelde koud aan en zijn voeten waren grijs van kleur.
De hulpdiensten kwamen ter plaatse en de politie zag dat de hele woning overhoop lag. Overal lagen spullen op de grond. De ambulancemedewerkers stelden vast dat [slachoffer] was overleden. Later wordt – na onderzoek van het lichaam – door de patholoog het overlijden van de heer [slachoffer] , 61 jaar oud, verklaard door verbloeding als gevolg van hevige stomp botsende krachtinwerking op de buik.
Na een uitgebreid opsporingsonderzoek ( [.] ) verdenkt het Openbaar Ministerie [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) van het doden van de heer [slachoffer] . Dit vonnis bevat de beslissing voor [verdachte] in deze strafzaak. Daarnaast worden in dit vonnis ook nog een aantal andere feiten besproken, waaronder diefstallen van pinpassen en geld van [slachoffer] en tweemaal inbraak in het restaurant [restaurant] te [plaats] en de vernieling van een ruit van het restaurant [restaurant] .
De rechtbank behandelt hierna eerst enkele formaliteiten en geeft aan welk verwijt het Openbaar Ministerie aan [verdachte] maakt. Daarna worden de standpunten van de officier van justitie en de raadsman over het bewijs besproken en geeft de rechtbank haar overwegingen en beslissingen weer.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 juli 2022, 7 september 2022, 28 november 2022, 14 februari 2023, 10 mei 2023, 27 juli 2023, 12 oktober 2023 en 13 oktober 2023.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 12 en 13 oktober 2023 plaatsgevonden. Het onderzoek ter terechtzitting is op 8 november 2023 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E.M. ter Braak en van de standpunten van verdachte en mr. A.M.J. Comans, advocaat in Utrecht.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van hetgeen mr. A.M.R. van Ginneken namens mevrouw [B] en de heer [C] en van hetgeen de heer [D] en de heer [A] (allen nabestaanden van het slachtoffer [slachoffer] ) naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 28 november 2022 nader omschreven. De nadere omschrijving van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – in het kort – op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen
(primair)
met voorbedachten rade [slachoffer] om het leven heeft gebracht, door die [slachoffer] vast te binden aan de handen en voeten, een trui om het hoofd van die [slachoffer] vast te binden en die [slachoffer] tegen het lichaam te schoppen/trappen en te slaan/stompen;
dan wel (subsidiair)
die [slachoffer] opzettelijk heeft gedood, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en voorafgegaan van diefstal met geweld en/of een afpersing, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
dan wel (meer subsidiair)
die [slachoffer] opzettelijk heeft gedood;
feit 2 in de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen heeft ingebroken in een woning gelegen aan de [straat] [nummer] en daar door (bedreiging met) geweld een pinpas, geld en goederen van [slachoffer] heeft gestolen, terwijl dit geweld de dood ten gevolge heeft gehad;
en/of
in de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen door (bedreiging met) geweld een pinpas, geld en goederen van [slachoffer] heeft afgeperst, terwijl dit geweld de dood ten gevolge heeft gehad;
feit 3 op 10 april 2022 in [plaats] uit een woning, gelegen aan de [straat] [nummer] , een pinpas, een portemonnee, een jas en goederen van [slachoffer] heeft gestolen;
feit 4 in de periode van 9 april 2022 tot en met 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen meerdere keren geldbedragen van [slachoffer] heeft gestolen, door te pinnen met zijn pinpas;
feit 5 op 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen door middel van braak een pinpas, van [slachoffer] , heeft gestolen;
feit 6 op 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen meerdere keren heeft geprobeerd geld van [slachoffer] te stelen, door gebruik te maken van zijn creditcard;
feit 7 op 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen twee keer heeft ingebroken in het restaurant [restaurant] van [E] en daar goederen en geld heeft gestolen;
feit 8 op 26 maart 2022 in [plaats] een ruit van het restaurant [restaurant] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak voor het onder feit 1
primairten laste gelegde, namelijk de moord, wegens het ontbreken van voorbedachte rade.
De officier van justitie acht het onder feit 1
subsidiairten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten, waardoor het onderdeel medeplegen bewezen kan worden. [verdachte] is samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar het huis van [slachoffer] gegaan. Alle drie de verdachten zijn vervolgens binnen geweest en hebben alle drie geweld gebruikt. De nauwe en bewuste samenwerking was erop gericht om geld van [slachoffer] te krijgen. Daarom hebben de verdachten hem vastgebonden en geweld op hem toegepast.
Daarnaast had [verdachte] voorwaardelijke opzet op de dood van [slachoffer] , gelet op de beschreven geweldshandelingen door de patholoog en de omstandigheden waaronder [slachoffer] is aangetroffen. In het bijzonder is daarvoor van belang dat over het hoofd van [slachoffer] een trui was gebonden met bretels, waardoor zijn mond niet meer open kon.
De officier van justitie acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, namelijk de diefstal met geweld. Er was geen sprake van afpersing, want het is niet aannemelijk geworden dat [slachoffer] zelf iets heeft overhandigd.
De officier van justitie acht voorts het onder feit 3 tot en met feit 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde. [verdachte] dient voorts te worden vrijgesproken van het medeplegen van de gekwalificeerde doodslag, gelet op zijn verklaring dat hij zelf geen geweldshandelingen heeft verricht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1primair:moord
Net als de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen waaruit geconcludeerd kan worden dat [verdachte] heeft gehandeld met het vooropgezette plan om [slachoffer] te doden. De rechtbank spreekt [verdachte] daarom vrij van de
primairten laste gelegde moord.
Wel acht de rechtbank op grond van de hier na te noemen bewijsmiddelen het onder feit 1
subsidiairten laste gelegde bewezen, namelijk de gekwalificeerde doodslag.
Veroordeling voor feit 1subsidiairen feit 2: de Bewijsmiddelen [1]
Aantreffen en overlijden [slachoffer]
1. Uit het verhoor van getuige [A] blijkt onder meer het volgende:
Op woensdag 13 april […] Ik kwam rond 22:15 uur aan bij de woning van [slachtoffer (voornaam)] .
Toen ik de slaapkamer in kwam heb ik het licht aan gedaan. Ik zag vervolgens dat [slachtoffer (voornaam)] naast het bed lag op zijn rechter zij. Ik zag dat zijn benen waren opgetrokken en elkaar waren vastgebonden met touw en tape. Ik zag ook dat zijn handen waren vastgebonden aan de bed spijl met touw en tape.
Ik voelde direct dat [slachtoffer (voornaam)] koud aanvoelde. Ik had mijn hand op de kleding van [slachtoffer (voornaam)] . Ik zag ook dat de voeten van [slachtoffer (voornaam)] grijs gekleurd waren.
Ik zag ook dat [slachtoffer (voornaam)] zijn trui over zijn hoofd had met een soort van riem eromheen.
Ik wist meteen dat [slachtoffer (voornaam)] dood was. [2]
2. De verbalisanten ter plaatse hebben onder meer het volgende gerelateerd:
Op 13 april 2022 omstreeks 22.30 uur, kregen wij de melding om te gaan naar de [straat] [nummer] te [plaats] .
Daarna zijn mijn collega en ik doorgelopen en zag ik dat wij in een woonkamer kwamen. Ik zag dat deze woonkamer helemaal overhoop lag. Het leek er op dat de woning doorzocht was. Ik zag namelijk dat er overal spullen op de grond lagen. Ik zag dat zich, vanaf de woonkamer gezien links, een gang bevond. Ik zag dat links voor de deuropening van deze gang een bril op de grond lag. [3]
Aantreffen slachtoffer
Daarna zag ik dat aan het einde van de gang zich de slaapkamer bevond. Toen ik, achter mijn collega aan, de slaapkamer inliep, zag ik het slachtoffer op de grond liggen. Ik zag direct dat hij met zijn beide handen vastgebonden zat aan een poot van het bed. Ik zag dat het slachtoffer aan zijn beide handen vastgebonden zat met grijze duct-tape en een stuk touw. Ook zag ik direct dat er bij het slachtoffer een donkergroen kledingstuk om zijn hoofd zat. Ik zag dat om dit kledingstuk een soort groenkleurige riem zat.
Verder viel mij op dat ook de slaapkamer doorzocht was.
Controle ambulance
Na het maken van het hartfilmpje hoorde ik de medewerkers van de ambulance zeggen dat zij nu zeker wisten dat het slachtoffer overleden was. [4]
3. Uit het definitieve forensisch pathologisch onderzoek naar het lichaam van [slachoffer] blijkt onder meer het volgende:
1.Overledene:
[slachoffer] , geboren op [1961] te [geboorteplaats 2] [5]
5.Resultaten
A. Postmortale radiologie
Voorafgaand aan de sectie werd het lichaam postmortaal radiologisch onderzocht via
het [ziekenhuis] (bijlage 2). Hierbij werd onder andere het volgende gezien:
  • Forse buikwandbreuk met vet en enkele met vocht gevulde delen.
  • Meerdere ribbreuken: rechterflank 9° en 10°; linksachter 9° en 10°; linkerflank 9°; linksvoor 6° t/m 8°.
  • Vrij vocht rondom de lever en de milt, alsook in het kleine bekken.
6.Interpretatie van resultaten
Aan de buik was een onscherp begrensde onderhuidse bloeduitstorting (sub B3), met begeleidende bloeduitstorting in de weke delen en verscheuring van de ophangband van de dunne darm; in de buikholte was circa 3 liter bloed. Deze letsels zijn ontstaan door zeer hevige stomp botsende krachtinwerking ter hoogte van de buik (zoals hevig schoppen of slaan) en hebben geleid tot het ernstige bloedverlies (zie ook sub B4) op basis waarvan het overlijden kan worden verklaard.
Voorts waren er aan het hoofd, in de mond en ter hoogte van de romp en ledematen (sub BS t/m B9) letsels van stomp-botsende en deels schavende krachtinwerking (zoals geslagen worden, stevig beetgepakt worden of stoten/schaven). De letsels op het hoofd (sub BS) kunnen gezien de locatie hebben geleid tot bewustzijnsdaling. De letsels in de mond (sub B6) kunnen tevens zijn ontstaan door een (af)drukkende krachtinwerking, zoals door smoren. De ribbreuken (sub A en B7) kunnen hebben geleid tot ademhalingsfunctiestoornissen.. [7] Op de polsen en enkels waren enkele letsels (sub BS) die qua aspect en locatie, mede op basis van de aangeleverde informatie, zouden kunnen passen bij een omsnoerende krachtinwerking zoals knevelen. Volgens de aangeleverde informatie zou het fixatiemateriaal relatief los hebben gezeten, hetgeen de relatief geringe letsels zou kunnen verklaren. De geringe letsels zouden tevens verklaard kunnen worden door beperkt verweer, bijvoorbeeld in het kader van een bewustzijnsdaling (zoals door een krachtinwerking op het hoofd, of in het kader van het overlijdensproces/bloedverlies).
De punt- tot stipvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de oogleden (sub B10) duiden op bloedstuwing bij leven. Dergelijke bloedstuwing (in het hoofd) kan onder meer ontstaan door belemmering van de veneuze afvloed ter hoogte van de hals (zoals door samendrukkende of toesnoerende krachtinwerking), verhoogde druk in de borstkas en/of rechtszijdig hartfalen.
7.Conclusie
Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachoffer] , 61 jaren oud geworden, wordt het overlijden verklaard door verbloeding als gevolg van hevige stomp botsende krachtinwerking op de buik. Een toxicologisch beïnvloeding ten tijde van het overlijden is niet gebleken. [8]
Onderzoek plaats delict
4. Uit het eerste forensisch onderzoek in de woning blijkt onder meer het volgende:
Wij zagen bij de onderbenen een rood met zwartkleurige rugzak liggen waarvan de nylon draagbanden rond de enkels van overledene waren gewikkeld en vastgeknoopt.
Wij zagen dat een lus van zogeheten paracord, behorende bij de tas, losjes om de enkels zat.
Wij zagen dat er om de kuiten van overledene bindtouw gewikkeld was, dat dit een vijftal keren losjes ronde de kuiten gewikkeld was en het uiteinde richting de bondage rond de polsen ging.
Wij zagen dat er een groenkleurige sweater om het hoofd was gewikkeld waarbij het achterhoofd onbedekt was (foto 14). Wij zagen dat om deze sweater leger groenkleurige bretels gewikkeld waren.
Wij zagen dat de polsen van overledene ter hoogte van de bedpoot waren. Wij zagen dat er een leren riem om de polsen en de bedpoot was gewikkeld. Ook zagen wij een stuk duct-tape, een zwartkleurig elektriciteitssnoer inclusief stekker en het bindtouw om de polsen en de bedpoot gewikkeld. [9]
PL0900-2022103043-2976040
AAOP9779NL, Zak (Rugzak), l stuks
Breathable bag, Rood
8) rode rugtas bij benen slachtoffer
PL0900-2022103043-2976238
AAOP9781NL, Touw,
Betreft de bindmiddelen om de polsen. touw, tape, riem, snoer
PL0900-2022103043-2976241
AAOP9782NL, Riem
Betreft de bretels om hoofd slachtoffer
PL0900-2022103043-2976387
AAOP9783NL, Kleding (Trui), l stuks
Breathable bag, Groen
12. trui groen om hoofd slachtoffer [10]
5. Uit het tweede forensisch onderzoek in de woning blijkt onder meer het volgende:
Woonkamer o.a.
Op de eetkamertafel stond een geopende laptop met daarop een lege portemonnee.
Links naast de televisiekast lag een kunststof transparante menustandaard op de vloer. Op deze standaard was een schoenspoor zichtbaar. [11] Sporendragers
PLO900-2022103043-2976755
AAPD6382NL, Papier, 1 stuks
Breathable bag,
17:49 nr.12 houder voor a-4 (schoenspoor?) [12]
Sporenonderzoek bindmiddelen
6. Uit het NFI rapport van onderzoek naar biologische sporen op de aangetroffen bindmiddelen en DNA-onderzoek blijkt onder meer het volgende:
Bindmiddelen AAOP9781NL
Het onderzoeksmateriaal betreft een touw, riem, kabel en tape die met elkaar zijn
verbonden.
Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal [13]
SIN
Omschrijving bemonstering
AAOP9781NL#01
knoop en mogelijk origineel uiteinde van het touw
AAOP9781NL#03
stekker van de kabel
AAOP9781NL#06
origineel uiteinde van de riem
AAOP9781NL#08 #09, #10 en #11
mogelijk originele uiteinden van de tape (#09 met bloed)
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAOP9781NL#01
(knoop en uiteinde touw)
Minimaal drie personen:
-overleden slachtoffer [slachoffer]
-verdachte [verdachte]
-minimaal één onbekende persoon
-meer dan 1 miljard
-n.v.t.
AAOP9781NL#03
(stekker kabel)
Minimaal drie personen:
Een relatief grote hoeveelheid DNA:
-overleden slachtoffer [slachoffer]
Een relatief kleine hoeveelheid DNA:
-verdachte [verdachte]
-minimaal één andere persoon
-zie toelichting 1
-meer dan 1 miljard
- nvt
AAOP9781NL#06
(uiteinde riem)
Minimaal twee personen
-overleden slachtoffer [slachoffer]
-verdachte [verdachte]
-zie toelichting 1
-ongeveer 10 miljoen
AAOP9781NL#10
(uiteinde tape)
Verdachte [verdachte]
Meer dan 1 miljard [14]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAOP9781NL#10 (uiteinde tape)
Dit betreft een DNA-profiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één
persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-
profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is.
Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van [verdachte] dat DNA-
profiel AAOP9781NL#10 meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA in
de bemonstering afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA in de
bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte [verdachte]
verwante) persoon.
AAOP9781NL#01(knoop en uiteinde touw) en #Q3 (stekker kabel) [15]
DNA-mengprofielen AAOP9781NL#0l en #03 zijn elk meer dan 1 miljard keer
waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachoffer] , verdachte [verdachte] en een willekeurig onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA
bevat van slachtoffer [slachoffer] en twee willekeurige onbekende personen.
AAOP9781NL#06 (uiteinde riem)
DNA-mengprofiel AAOP9781NL#06 is ongeveer 10 miljoen keer waarschijnlijker wanneer
de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachoffer] en verdachte [verdachte] , dan
wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachoffer] en één willekeurige
onbekende persoon. [16]
7. Uit het NFI rapport van onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek op de aangetroffen rugzak en trui blijkt onder meer het volgende:
Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal Rugzak AAOP9779NL
AAOP9779NL#01
originele uiteinde van de veter
AAOP9779NL#02
originele uiteinde van de veter
AAOP9779NL#03
uiteinde van de veter
AAOP9779NL#04
uiteinde van de veter
AAOP9779NL#05
buitenzijde van de knoop
AAOP9779NL#06
binnenzijde van de knoop [17]
Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal trui AAOP9783NL
AAOP9783NL#04
bovenzijde rechtermouw
AAOP9783NL#10
bovenzijde linkermouw
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
Rugzak met veter AAOP9779NL
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAOP9779NL#01 (uiteinde veter)
Minimaal twee personen:
Een relatief grote hoeveelheid DNA:
-slachtoffer [slachoffer]
Een relatief kleine hoeveelheid DNA:
-verdachte [verdachte]
-zie toelichting 1
-meer dan 1 miljard
AAOP9779NL#03 en #04
(uiteinden veter), en #05
(buitenzijde knoop veter)
Minimaal twee personen
Een relatief grote hoeveelheid DNA:
-slachtoffer [slachoffer]
Een relatief kleine hoeveelheid DNA:
-verdachte [verdachte]
-zie toelichting 1
-niet berekend vanwege resultaat van AAOP9779NL01 [18]
Trui AAOP9783NL
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAOP9783NL#04 (bovenzijde rechtermouw)
Minimaal twee personen
-slachtoffer [slachoffer]
-verdachte [verdachte]
-zie toelichting 1
-ongeveer 54 miljoen
AAOP9783NL#l0
Bovenzijde linkermouw
Minimaal drie personen
Een relatief grote hoeveelheid DNA;
-slachtoffer [slachoffer]
Een relatief kleine hoeveelheid DNA:
-verdachte [verdachte]
-minimaal één onbekende persoon
-zie toelichting 1
-niet berekend vanwege resultaat AAOP9783NL#04
-nvt [19]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Bemonsteringen AAOP9779NL#0l (uiteinde veter), AAOP9780NL#0l (uiteinde touw) en A4QP9783NL_#04 (bovenzijde rechtermouw)
DNA-mengprofielen AAOP9779NL#0l en AAOP9780NL#0l zijn elk meer dan 1 miljard
keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachoffer] en
verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer
[slachoffer] en één willekeurige onbekende persoon.
DNA-mengprofiel AAOP9783NL#04 is ongeveer 54 miljoen keer waarschijnlijker wanneer
de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachoffer] en verdachte [verdachte] , dan
wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachoffer] en één willekeurige
onbekende persoon. [20]
8. Uit een proces-verbaal van vooronderzoek naar de bretels blijkt onder meer het volgende:
Sporendrager: Riem AAOP9782NL
Veilig gestelde sporen
SIN AAOI4069NL: alle gehele banden bretels [21]
9. Uit het NFI rapport van onderzoek naar sporen op de bretels blijkt onder meer het volgende:
Tabel 2 Bemonstering van sporenmateriaal
SIN
Omschrijving bemonstering
AAOI4069NL#01
Alle gehele banden bretels [22]
Tabel 4 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
Bretels AAOP9782NL
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAOI4069NL#01
alle gehele banden bretels
Minimaal drie personen
Een relatief grote hoeveelheid DNA:
-slachtoffer [slachoffer]
Een relatief kleine hoeveelheid DNA
-verdachte [verdachte]
-minimaal één onbekende persoon
-meer dan 1 miljard
-meer dan 1 miljard
-nvt
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Bemonstering AAOI4069NL#0l (gehele banden bretels)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie personen.
De berekening is uitgevoerd met DNAStatistX.
DNA-meng profiel AAOI4069NL#0l is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de
bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende
personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende
personen. [23]
Sporen op kleren [verdachte]
10. Uit het forensisch onderzoek naar kleding en lichaam van [verdachte] blijkt onder meer het volgende:
Op donderdag 14 april 2022 om 23:00 uur kwam ik voor forensisch onderzoek aan op Arrestantencomplex politie Midden-Nederland (APU) te [.] voor onderzoek aan de kleding en lichaam van de aangehouden verdachte [verdachte] .
Sporendragers:
PL0900-2022103043-2976938
AAOI4838NL, Schoeisel (Sport)
Nike Rechter Schoen, Zwart
Rechter schoen witte zool
PLO900-2022103043-2976940
AAPE2974NL, Kleding (Broek)
Jeans, Zwart
Merk onbekend [24]
11. Uit het NFI rapport van onderzoek naar biologische sporen op de kleren van [verdachte] en DNA-onderzoek blijkt onder meer het volgende:
Nike schoenen AAOI4823NL en AAOI4838NL van verdachte [verdachte]
De bemonsteringen zijn als respectievelijk AAOI4823NL#0l en AAOI4838NL#0l veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Broek AAPE2974NL van verdachte [verdachte]
Hierbij zijn op de voorzijde ter hoogte van de linker broekzak twee bloedsporen aangetroffen. Deze twee bloedsporen zijn als respectievelijk AAPE2974NL#0l en #02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN
(omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
Rechterschoen Nike AAOI4838NL van verdachte [verdachte]
AAOI4838NL#01
(neus)
Minimaal twee personen:
-Slachtoffer [slachoffer]
-Verdachte [verdachte]
- meer dan 1 miljard
- zie toelichting 1
Broek AAPE2974NL van verdachte [verdachte]
AAPE2974NL#01 en #02
(bloedsporen)
minimaal twee personen
een relatief grote hoeveelheid DNA
(afgeleid DNA-hoofdprofiel):
- slachtoffer [slachoffer]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
-meer dan 1 miljard
-zie toelichting 1
Toelichtingen:
1.Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] en omdat het een bemonstering van een schoen of broek van verdachte [verdachte] betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van verdachte [verdachte] in de bemonstering aanwezig is. De bewijskracht is daarom niet berekend. [25]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAOI4838NL#0l (neus van de Nike rechterschoen van [verdachte] )
DNA-mengprofiel AAOI4838NL#0l is
meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachoffer] , dan
wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en één willekeurige
onbekende persoon.
AAPE2974NL#0l en #02 (bloedsporen op de broek van [verdachte] )
DNA-profiel AAPE2974NL#0l en #02 zijn elk
meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker
wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer
[slachoffer] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is
van een willekeurige (niet aan slachtoffer [slachoffer] verwante) persoon. [26]
De sporen van [medeverdachte 1]
12. Uit een proces-verbaal van forensisch onderzoek naar de persoon [medeverdachte 1] blijkt onder meer het volgende:
Op donderdag 14 april 2022 om 23:00 uur kwam ik, voor forensisch onderzoek aan op Arrestantencomplex Politie (APU), [.] te [.] in verband met een onderzoek aan de hieronder te noemen verdachte en het veilig stellen van sporen/sporendragers.
Betrokkene: [medeverdachte 1] [27]
Door een medewerker van het arrestantencomplex werden aan mij verbalisant één paar
sportschoenen van met merk Adidas overhandigd, alsmede een schoudertasje van het merk
Balr.
Deze sporendragers had de verdachte gedragen dan wel bij zich gevoerd, onder anderen in
de schoudertas, tijdens zijn aanhouding. [28]
PL0900-2022103043-2976889
AAPE2981NL, Tas (Schouder), Balr [29]
AAOI4824NL Adidas Linker Schoen
AAOI4825NL Adidas Rechter Schoen [30]
13. Uit het NFI rapport van DNA-onderzoek op het schoudertasje blijkt onder meer het volgende:
Omschrijving bemonstering:
SIN Omschrijving bemonstering
AAQD3667NL#01 bloed; tas AAPE2981NL: li.z bij zilveren knop
AAQD3669NL#01 bloed; tas AAPE2981NL: gesp schouderband [31]
5.Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek
AAPE2981NL
AAQD3667NL#01
bloed; tas AAPE2981NL:
li.z bij zilveren knop
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon;
- slachtoffer [slachoffer]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
6.Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAQD67AL1 (bloed;tas AAPE29181NL li. z bij zilveren knop)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van één persoon.
DNA-profiel AAQD3667NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [slachoffer] dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige niet aan slachtoffer [slachoffer] verwante persoon. [32]
14. Uit een proces-verbaal van forensisch onderzoek naar het veilig stellen van het schoenspoor op het memobord blijkt onder meer het volgende:
Bevindingen
Wij zagen een afdruk van een schoen op de plexiglas A4 display houder (SIN
AAPD6382NL). Deze werd door verbalisant de Groot fotografisch vastgelegd en door
verbalisant [verbalisant 1] veiliggesteld op schoenspoor folie (SIN AAOI2300NL). [33]
15. Uit het proces-verbaal van vergelijkend sporenonderzoek blijkt onder meer het volgende:
Ontvangen materiaal:
- [1] Twee folies met een schoenafdrukspoor, voorzien van SIN AAOl2300NL.
- [ A] Een Iinker schoen van het merk Adidas, type Daily 3.0, maat 43 1/3 en voorzien van SIN AAOl4824NL, inbeslaggenomen onder [medeverdachte 1] ;
- [ B] Een rechterschoen van het merk Adidas, type Daily 3.0. maat 43 1/3 en voorzien van SIN AAOI4825NL, inbeslaggenomen, onder [medeverdachte 1] ;
Vraagstelling
Is het schoenspoor [1] veroorzaakt met de schoenen [A], [B], [C], [D] en/of [E]? [34]
Resultaten
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [1] en anderzijds de zool van de linkerschoen [A] en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:
- het profiel overeen komt;
- de afmetingen praktisch overeenkomen;
- negen onregelmatigheden in het schoenafdrukspoor [1] qua plaats en globaal in vorm overeenkomen met negen beschadigingen in de zool van de linkerschoen [A];
- de door het schoenafdrukspoor [1] weergegeven slijtage overeen komt met de slijtage aan de linkerschoen [A];
- onverklaarbare verschillen werden door mij niet waargenomen.
Conclusies
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik, dat het schoenafdrukspoor [1]
is veroorzaaktmet de linkerschoen [A]. [35]
Camerabeelden van [medeverdachte 1]
16. Uit het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van [straat] blijkt onder meer het volgende:
- 07.43 - 07.45 uur, portiek, zijde brievenbus:
Ik zag op de beelden dat er een persoon de portiek in komt, komende uit het verlengde van de toegangsdeur. Ik zag dat de man een zwarte 'hoodie' draagt met capuchon over het hoofd en groen mondkapje voor. Verder draagt de man een vale blauwige spijkerbroek, donkere sneakers met witte zolen en om zijn schouder een zwart schoudertasje. Op de beelden is te zien dat er met het kootje van de linker wijsvinger de deurbel van perceelnummer [.] wordt ingedrukt. Aan de contouren van de rechterachterzak lijkt er een onbekend voorwerp te zitten. Vervolgens belt de persoon aan bij perceelnummer [.] , [.] , [.] , [.] , [.] en [.] en wordt uiteindelijk via de intercom binnengelaten om 08:35.00. [36]
- 7.45 uur
,portiek, zijde trappenhuis:
Ik zag op de beelden dat komende vanaf de portiek met brievenbussen de man gekleed in de zwarte hoodie tegen de post van de liftdeur aan gaat leunen, weggedraaid van de trap. Vervolgens stapt hij de lift in. De persoon in de hoodie is aan zijn slungelige postuur, schoeisel en broek door mij te herkennen als verdachte [medeverdachte 1] .
Een persoon komt links onderin het beeld in gelopen.
Deze persoon ziet er als volgt uit:
- Donkerkleurig vest met capuchon,
- Blauw spijkerbroek,
- Donkere schoenen met een witte zool,
- Donkerkleurig heuptasje
Qua kleding signalement komt deze persoon overeen met verdachte [medeverdachte 1] .
De persoon gaat de lift in. Opmerkelijk is dat de persoon op de camera's wel te zien is als de persoon naar binnenkomt, maar niet wanneer de persoon de portiek verlaat. Aannemelijk is dat de brandtrap is gebruikt om het complex te verlaten. [37]
Op veiliggesteld camerabeelden van het portiek [straat] is te zien dat een persoon om 07.43 uur de hal van de [straat] binnengaat en de lift ingaat. Op de beelden is te zien dat deze persoon donkere schoenen met witte onderrand en een witte zool draagt. In deze onderrand zit een horizontale donkere streep. In de hak zit een bruin/beige stuk
Op 14 april 2022 werd de verdachte [medeverdachte 1 (voornaam)] [medeverdachte 1] aangehouden. [medeverdachte 1] droeg bij zijn aanhouding donkere Adidas schoenen met een witte onderrand met donkere horizontalen streep en witte zool en een bruin/beige hakstuk. [38]
De verklaring van [verdachte]
17. [verdachte] heeft op de zitting van 12 oktober 2023 onder meer het volgende -zakelijk weergegeven- verklaard: [39]
Ik ben betrokken bij de inbraak en het overlijden van de heer [slachoffer] . Het weekend ervoor ben ik op 10 april 2022 meegegaan toen [slachoffer] ging pinnen. Hij drukte verkeerd en toen heb ik hem geholpen. Ik deed een saldocheck en zag dat hij 10.000 euro op zijn rekening had staan. Dat geld zou mijn uitvlucht zijn uit de situatie waar ik in zat.
We ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en ik) hadden voor 12 en 13 april 2022 afgesproken dat we het geld van [slachoffer] zouden afpakken. Het liep uiteindelijk zwaar uit de hand.
18. [verdachte] heeft tijdens zijn vierde verhoor bij de politie op 20 december 2022 onder meer het volgende -zakelijk weergegeven- verklaard:
Eenmaal teruggekomen bij [naam] , werd er samen bedacht door ons waarvan ik de namen niet ga verklaren.
Dat we er heen zouden gaan.
Ik zou zijn portemonnee pakken en telefoon en geld pinnen of overboeken. [40]
Wij gingen richting [straat] . We gingen via het fietspad, zodat we niet gezien konden worden. Ik ging achterom en de andere ging met de lift.
Eenmaal boven liepen we elkaar tegemoet.
Eenmaal aangebeld, deed [slachtoffer (voornaam)] de deur open.
Toen ben ik op de bank gaan zitten.
Ik probeerde zijn telefoon te pakken.
Ik zag [slachtoffer (voornaam)] liggen, bloed, bril stuk, iets onder zijn hoofd gedrukt.
Op een gegeven moment kwam ik erachter dat ik geen handschoenen meer aan had. Die had ik uitgedaan. Toen ik de telefoon moest ontgrendelen.
Ik heb zonder handschoenen geholpen om [slachtoffer (voornaam)] naar de slaapkamer te brengen. Zijn hoofd en een gedeelte van zijn lichaam waggelden mee.
Ik pakte het touw dat in de kamer lag. Ik ging met mijn voet op de ventilator staan en met mijn andere hand rukte ik de kabel los. Ik kreeg ook tape in mijn handen en bretels. Die lagen in de slaapkamer. De andere pakte een trui.
Ik nam de telefoon, pinpas en mappen waar alles in zat mee en ook de creditcard met 2 pincodes erachter. [41]
19. [verdachte] heeft tijdens zijn vijfde verhoor bij de politie op 27 januari 2023 onder meer het volgende – zakelijk weergegeven – verklaard:
V: Samengevat komt het er op neer dat [slachtoffer (voornaam)] is overmeesterd, en hier in deze gang op de grond gewond is geraakt
A: Ja [42]
A: Want hoe het bij mij overkwam, hij ( [slachtoffer (voornaam)] ) geeft zich als gewonnen hoe zeg je dat, als verloren of en ok, dat dacht ik
A: Maar hij was rustig, hij kreunde wel, hij was nog in ademhaling [43]
A: maar hier stond [medeverdachte 1 (voornaam)]
V: Hoe deed hij dat dan?
A: Hij had een soort van, in z'n tas, hij heb altijd een tasje mee voor z'n spuit en voor andere dingen, daar zit waarschijnlijk een schaartje in of een mesje geen idee [44]
V: [naam] ?
A: [naam] is [medeverdachte 1 (voornaam)] . [45]
20. [medeverdachte 1] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 26 januari 2023 onder meer het volgende verklaard:
(V= vraag en A= antwoord)
A: over de 13e, toch, de 13e ja,
V: en hoe laat was dat?
A: dat was 's morgens om half acht kan dat? Kwart voor acht?
A: ik denk dat ik in ieder geval die persoon ben die bij die lift staat, ik heb ook een hoody op m'n hoofd, en dat doe ik omdat ik niet gezien wil worden door die buren.
OV: aan de verdachte wordt een afbeelding getoond van een persoon bij de lift
(* ivm anonimiseren is deze foto verwijderd)
V: we hebben het over deze persoon.
A: ja,
V: wie is dit?
A: nou vermoedelijk ben ik dat, het lijkt op mij [46]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank dient te beoordelen of [verdachte] en [medeverdachte 1] zich op 13 april 2022 opzettelijk schuldig hebben gemaakt aan het overlijden van [slachoffer] .
De verklaringen van verdachten
[medeverdachte 1] herkent zichzelf op de beelden van de lift van het flatgebouw van de woning van [slachoffer] in de ochtend van 13 april 2022, maar ontkent betrokkenheid bij het delict. Hij verklaart over de beelden dat hij naar de oude woning van [verdachte] ging om te kijken of er iemand in die woning woonde en om te vragen om post voor [verdachte] . De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, omdat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor deze verklaring, en schuift deze terzijde. De rechtbank zal voor de beoordeling van de rol van [medeverdachte 1] uitgaan van hetgeen de rechtbank op basis van het dossier heeft kunnen vaststellen. In de woning wordt op een memobord een schoenspoor aangetroffen, waarvan de deskundigen zeggen dat dit schoenspoor is veroorzaakt door de linkerschoen die [medeverdachte 1] aanhad op het moment van aanhouding. Uit de beschrijving van de schoenen, die [medeverdachte 1] die ochtend in de portiek van het flatgebouw droeg, volgt dat hij toen dezelfde schoenen aanhad als tijdens zijn aanhouding. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er bloed met DNA van [slachoffer] is aangetroffen op het tasje dat [medeverdachte 1] droeg op het moment van aanhouding. [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] altijd een tasje bij zich had, en dit wordt ook ondersteund door de beelden van [medeverdachte 1] waarop hij vaak te zien is met een tasje. Ook op de beelden in de portiek in de ochtend van 13 april 2022 is een tasje te zien. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het [medeverdachte 1] was die in de ochtend van 13 april 2022 bij de lift is te zien en dat hij toen onderweg was naar de woning van [slachoffer] .
[verdachte] bekent dat hij samen met [medeverdachte 1] in de woning van [slachoffer] aanwezig was en dat hij de bindmiddelen heeft aangegeven, maar ontkent zelf geweld te hebben uitgeoefend. De rechtbank acht deze verklaring, voor zover hij ontkent zelf [slachoffer] te hebben vastgebonden en geweld te hebben gebruikt, ongeloofwaardig, nu zij op basis van het dossier vaststelt dat het DNA van [verdachte] is aangetroffen op onder meer verschillende bindmiddelen. Ook stelt de rechtbank vast dat het DNA van [slachoffer] is aangetroffen in het bloed op de schoenen en op de broek die [verdachte] droeg op het moment van aanhouding. Aangezien het DNA van [verdachte] op zoveel verschillende plekken op de bindmiddelen is aangetroffen, waaronder de knoop in het touw van de tas rondom de enkels van [slachoffer] , en er bloed met DNA van [slachoffer] is aangetroffen op zijn schoenen en op zijn broek, overweegt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat [verdachte] een grotere rol bij het vastbinden en het gepleegde geweld heeft gehad dan hij zelf heeft verklaard. Daarom gebruikt de rechtbank enkel zijn verklaring op die onderdelen die in belangrijke mate steun vinden in het dossier. De rechtbank overweegt voorts dat voor medeplegen in juridische zin bovendien niet is vereist dat wordt vastgesteld wie precies welke handelingen heeft verricht.
De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op 13 april 2022 samen naar de woning van [slachoffer] zijn gegaan om geld van [slachoffer] te stelen en hem daar zwaar hebben mishandeld. [slachoffer] is uiteindelijk overleden door verbloeding als gevolg van hevig stomp botsende krachtinwerking op de buik.
Medeplegen gekwalificeerde doodslag
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of [verdachte] en [medeverdachte 1] (voorwaardelijk) opzet hadden op de dood van [slachoffer] . Voor voorwaardelijk opzet is vereist dat [verdachte] en [medeverdachte 1] willens en wetens de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachoffer] hebben aanvaard. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Vast is komen te staan dat het letsel bij [slachoffer] is ontstaan door een zeer hevige stomp botsende krachtinwerking ter hoogte van de buik (zoals hevig schoppen of slaan). Ook het letsel aan het hoofd, de mond en ter hoogte van de romp en ledematen is ontstaan door stomp-botsende en deels schavende krachtinwerking (zoals geslagen worden, stevig beetgepakt worden of stoten/schaven). De letsels op het hoofd kunnen hebben geleid tot bewustzijnsdaling en de letsels in de mond kunnen zijn ontstaan door afdrukkende krachtinwerking, zoals smoren. De acht ribbreuken kunnen hebben geleid tot ademhalingsfunctiestoornissen. De rechtbank stelt op basis van dit omschreven letsel vast dat [slachoffer] met grote kracht meerdere keren is geschopt/geslagen in/op zijn gezicht, benen, armen, romp en buik. Door het meerdere keren zeer hard schoppen en slaan tegen met name het bovenlichaam en de buik van [slachoffer] , bestaat de aanmerkelijke kans dat ernstig letsel wordt toegebracht aan een of meer van de daar aanwezige vitale organen (bijvoorbeeld de longen, lever of nieren). Ook zijn de enkels van [slachoffer] aan elkaar vastgebonden, zijn polsen zijn vastgebonden aan de poot van het bed en een trui is om zijn hoofd met bretels vastgebonden. Vervolgens is [slachoffer] in deze ernstige toestand op de grond in zijn woning alleen achtergelaten. De rechtbank overweegt dat al deze handelingen tezamen de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel met zich mee brengen. Nu zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] bij het geweld aanwezig zijn geweest, zonder zich er van te distantiëren, is de rechtbank van oordeel dat beide daders de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bewust moeten hebben aanvaard, zodat zij ook allebei voorwaardelijke opzet op de dood van [slachoffer] hebben gehad.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van de gekwalificeerde doodslag. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Partiële vrijspraak feit 2 afpersing
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met zijn medeverdachte(n) [slachoffer] heeft afgeperst. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten waaruit blijkt dat [slachoffer] gedwongen werd tot afgifte van enig goed.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Feit 3, feit 4, feit 5, feit 6
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de onder feit 3 tot en met feit 6 ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2023; [47]
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie op 20 december 2022; [48]
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie op 27 januari 2023; [49]
- een onderzoek naar de bankrekening van [slachoffer] en banktransacties; [50]
- een onderzoek naar de creditcards van [slachoffer] ; [51]
- het uitlezen van de camerabeelden van brievenbussen [straat] van 10-4-2022 tot en met 13-4-2022; [52]
Feit 7 en feit 8
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de onder feit 7 en feit 8 ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2023 [53] ;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie op 27 januari 2023; [54]
- de aangifte van de eerste inbraak door [E] van 13 april 2022; [55]
- de aangifte van de tweede inbraak door [E] van 13 april 2022; [56]
- de aangifte van de vernieling door [E] van 27 maart 2022. [57]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
subsidiair
in de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander [slachoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- die [slachoffer] vast te binden aan de handen en voeten en
- een trui om het hoofd van die [slachoffer] vast te binden en
- die [slachoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld strafbaar gesteld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
feit 2
in de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] in een woning, gelegen aan de [straat] [nummer] , tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een pinpas en geld en een of meer goederen van zijn gading die aan [slachoffer] toebehoorden, hebben weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (tezamen en in vereniging met een ander)
- die [slachoffer] vast te binden aan de handen en voeten en
- een trui om het hoofd van die [slachoffer] vast te binden en
- die [slachoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/ of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,
terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad)
feit 3
op 10 april 2022 te [plaats] in een woning, gelegen aan de [straat] [nummer] , een pinpas en een portemonnee en een jas die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4
op tijdstippen in de periode van 9 april 2022 tot en met 13 april 2022 te [plaats] (telkens) een of meer geldbedragen, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachoffer] ;
feit 5
op 13 april 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, een pinpas die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
feit 6
op tijdstippen op 13 april 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een of meer geldbedragen die aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goed(eren) onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten onbevoegd gebruik hebben gemaakt van de creditcard van die [slachoffer] en hebben geprobeerd te pinnen met de creditcard van die [slachoffer] en hebben gebruik gemaakt van de bij die creditcard horende pincode terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 7
op tijdstippen, te weten omstreeks 2:14 uur en omstreeks 6:48 uur, op 13 april 2022 te [plaats] (telkens) tezamen en in vereniging met een ander een geldkistje en een geldbedrag van (ongeveer 50 euro) en een blikje met krijtstiften en twee flessen wijn, die geheel aan [E] en/of restaurant [restaurant] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 8
op 26 maart 2022 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit toebehorende aan [E] en/of restaurant [restaurant] , heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Eendaadse samenloop van
Feit 1: medeplegen van doodslag, gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
en
Feit 2: medeplegen van diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
Feit 3: diefstal
Feit 4: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 5: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 6: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed heeft geprobeerd onder zijn bereik te brengen door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 7: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
Feit 8: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 17 jaar, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat bij het opleggen van de straf rekening moet worden gehouden met de coöperatieve opstelling van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Op 10 april 2022 is [verdachte] naar het huis van [slachoffer] gegaan, en heeft daar de portemonnee en de pinpas van [slachoffer] gestolen, omdat hij wist dat er ongeveer € 10.000 op de rekening van [slachoffer] stond. Nadat [verdachte] met de gestolen pinpas in totaal € 500 had gepind, is deze pinpas geblokkeerd. Vervolgens is [verdachte] op 13 april 2022 samen met [medeverdachte 1] teruggegaan naar het huis van [slachoffer] , omdat zij meer geld van hem wilden hebben. Eenmaal binnen hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] het slachtoffer hevig geslagen/geschopt tegen zijn gezicht, benen, armen, romp en buik. Het slachtoffer is zo hard in zijn buik geslagen/geschopt, dat daar, naast 8 gebroken ribben, bloeduitstortingen en verscheuringen zijn ontstaan en dat in zijn buikholte circa drie liter bloed terecht is gekomen. Hieraan is het slachtoffer uiteindelijk overleden. Naast het ernstige geweld is het slachtoffer ook vastgebonden: zijn enkels aan elkaar, zijn handen aan de poot van het bed en een trui met bretels over zijn hoofd. In deze mensonterende toestand hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] het slachtoffer in zijn woning achtergelaten. Het slachtoffer moet de laatste momenten van zijn leven in een vreselijke doodsangst hebben geleefd. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag: het doden om geld te kunnen stelen. Een feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Verdachte heeft daarmee één van de ernstigste misdrijven gepleegd die het Wetboek van Strafrecht kent. Hij heeft met zijn handelen op flagrante wijze het meest elementaire recht van het slachtoffer geschonden, namelijk het recht te leven.
Later die dag, nadat zij meerdere malen hadden geprobeerd om te pinnen met de gestolen creditcard van het slachtoffer [slachoffer] , zijn de twee verdachten nog terug gekomen naar het appartementencomplex van het slachtoffer. Zij hebben daar zijn brievenbus opengebroken en zijn nieuwe pinpas gestolen. Dit alles terwijl het slachtoffer op dat moment in zijn woning zwaar toegetakeld en vastgebonden op de grond lag. Dit handelen toont dat beide verdachten zich op geen enkele wijze hebben bekommerd om het welzijn van het slachtoffer en dat zij enkel hebben gedacht aan hun eigen financiële gewin, om zodoende in hun verslavingsbehoeften te kunnen voorzien. De rechtbank rekent dit de verdachten zeer ernstig aan en neemt dit in strafverzwarende zin mee.
Het delict heeft zowel binnen als buiten de familie- en kennissenkring van het slachtoffer zeer veel afschuw opgeroepen. Verdachte heeft groot en onherstelbaar verdriet toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Een verdriet dat zij voor de rest van hun leven als een schaduw met zich meedragen. De rechtbank verwijst naar de indrukwekkende slachtofferverklaringen van (ex)partner [A] , moeder, broer en neef. De heer [A] is degene geweest die het slachtoffer uiteindelijk heeft aangetroffen in de woning. De confrontatie met de toestand van zijn geliefde [slachoffer] moet verschrikkelijk en traumatisch voor hem zijn geweest.
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte 1] in de nacht voorafgaand aan de overval op [slachoffer] ook schuldig gemaakt aan twee inbraken bij restaurant [restaurant] . Bedrijfsinbraken veroorzaken voor de betrokken ondernemers veel schade, overlast en frustratie. Ten aanzien van dit bedrijf is schade toegebracht, in de eerste plaats de schade die is aangericht om de toegang tot het bedrijf te kunnen krijgen.
Verdachte heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Verdachte heeft ook hier kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Dit alles rekent de rechtbank [verdachte] zwaar aan, temeer nu hij geen volledige openheid van zaken heeft gegeven over wat er daadwerkelijk in de woning met [slachoffer] is gebeurd. Hij heeft ruim een half jaar later pas bekend ter plaatse te zijn geweest, nadat allerlei onderzoeksbevindingen zijn kant op wezen. [verdachte] had er belang bij om zijn eigen rol in het geheel kleiner te maken dan het daadwerkelijk was. Daardoor heeft hij de nabestaanden tot op de dag van vandaag in een vorm van onzekerheid gelaten.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 10 oktober 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder voor het plegen van strafbare feiten, onder andere vermogensdelicten, is veroordeeld;
- een pro Justitia rapportage van het [instelling] van 11 november 2022, opgemaakt door [G] psychiater en [H] , GZ-psycholoog.
Uit de rapportage van het [instelling] blijkt dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met narcistische, borderline en antisociale kenmerken en daarmee verweven ernstige verslavingsproblematiek. Zijn intellectuele mogelijkheden worden ingeschat op laag gemiddeld tot zwakbegaafd niveau. Centraal in de problematiek van verdachte staat een zeer problematisch verlopen persoonlijkheidsontwikkeling, die niet los gezien kan worden van een sterk tekortschietende context gedurende zijn kindertijd.
In de periode voorafgaand en ten tijde van de ten laste gelegde feiten was er sprake van een sociaal-maatschappelijk complexe situatie voor verdachte. Het is onvoldoende duidelijk geworden wat de aard, de mate en de gevolgen voor het gedrag van verdachte van diens middelengebruik in die periode was. Op basis van dossierinformatie kan niet onderbouwd worden dat verdachte in deze periode psychisch ernstig ontregeld zou zijn geweest, bovenop de beschreven duurzaam aanwezige psychopathologie.
Het ontbreekt aan aanwijzingen of er sprake was van ernstige verwarring of vervorming van de realiteit ten tijde van het plegen van deze feiten. Dit kan echter niet uitgesloten worden. Het is niet duidelijk waarom er geweld is uitgeoefend op het slachtoffer. Dit betekent dat onderzoekers niet weten of, en zo ja, op welke wijze en in welke mate de geconstateerde psychopathologie een rol heeft gespeeld in de totstandkoming van het ten laste gelegde.
De onbeantwoord gebleven vragen vormen een belemmering om een gedragskundig onderbouwde risicoanalyse op te stellen. Op basis van het onderzoek wordt een risico van soortgelijke feiten als waarvoor verdachte eerder werd veroordeeld gezien. Deze feiten kunnen echter niet vergeleken worden met of beschouwd worden als voorlopers van de thans ten laste gelegde delicten. Op gedragskundige grond kan geen verklaring voor de totstandkoming van de ten laste gelegde delicten gevonden worden en mist een delictscenario om het risico van recidive gecontextualiseerd te beschrijven.
Samenhangend met het ontbreken van zicht op de rol van de psychopathologie in de totstandkoming van het ten laste gelegde en het ontbreken van zicht op het risico van herhaling van soortgelijke feiten, kan geen onderbouwd forensisch gedragskundig advies worden geformuleerd teneinde het recidivegevaar te beperken.
8.3.3.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de bijzondere ernst van het delict jegens slachtoffer [slachoffer] en de omstandigheden zoals die bekend zijn, dient een straf die vrijheidsbeneming met zich meebrengt te volgen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 17 jaar met aftrek van het voorarrest passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder de nummer(s);
  • 1 en 2 te onttrekken aan het verkeer;
  • 3, 4, 5, 6, 7, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 22, 23, 24, 27, 29, 31, 33, 34, 35, 37 tot en met 47, 49, 50, 52 en 54 tot en met 63 terug te geven aan de eigenaar;
  • 20, 21 en 26 terug te geven aan de eigenaar na het onherroepelijk worden van het onderhavige vonnis;
  • 12, 17, 30, 48, en 51 te vernietigen na het onherroepelijk worden van het onderhavige vonnis;
  • 28, 32, 36, en 53 te vernietigen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen/voorwerpen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 1 en 2 vermelde goederen onttrekken aan het verkeer.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Deze voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan verdachte wordt verdacht aangetroffen.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 3, 4, 5, 7, 10, 11, 57, 58, 59, 60, 61, 62 en 63 vermelde goederen die aan verdachte toebehoren, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Geen beslissing
De rechtbank zal geen beslissing geven ten aanzien van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 13, 14, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 26, 29, 30, 31, 33, 34, 37, 40, 43, 44, 45, 46, 47, 49, 50, 52, 54, 55 en 56.
De rechtbank overweegt dat teruggave aan de eigenaar van de voormelde goederen, in deze de nabestaande(n) van het slachtoffer [slachoffer] , gelet op de aard daarvan, onnodig confronterend zal zijn voor de nabestaanden. Nu deze goederen niet voldoen aan de criteria gesteld in de artikelen 33, 33a, 36d, 36c en of 36d van het Wetboek van Strafrecht kunnen deze goederen niet verbeurd verklaard worden en/of worden onttrokken aan het verkeer.
Teruggave aan de rechthebbende(n)
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende(n), te weten de nabestaande(n) van [slachoffer] , van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 15, 16, 27, 35, 38, 39, 41, en 42 vermelde goederen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 6, 12, 17, 28, 32 36, 48, 51 en 53 vermelde goederen aan de degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) van deze voorwerpen kan/kunnen worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
De vordering van benadeelde partij [A]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 35.000,00. Dit bedrag bestaat uit € 20.000,00 affectieschade en € 15.000,00 aan immateriële schade (shockschade), ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en 2 ten laste gelegde.
10.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De affectieschade
De benadeelde partij [A] heeft ten eerste affectieschade gevorderd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade, te weten affectieschade, heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
Op 1 januari 2019 is de Wet affectieschade en verplaatste schade in werking getreden. Op grond van deze wet is het voor naasten van slachtoffers met ernstig en blijvend letsel en nabestaanden van overleden slachtoffers mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen. Het letsel of overlijden van het slachtoffer moet dan het gevolg zijn van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. Deze vergoeding heeft een symbolisch karakter, omdat met geen mogelijkheid volledige compensatie gegeven kan worden voor het verdriet van de naasten.
De kring van gerechtigden die zonder meer aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade is in het Besluit vergoeding affectieschade uitdrukkelijk beperkt tot (pleeg/stief)ouders en (pleeg/stief)kinderen, echtgenoten en geregistreerd partners. Voor de toekenning van affectieschade gelden de bedragen genoemd in het Besluit vergoeding affectieschade. In beginsel is de rechter aan die bedragen gebonden, behoudens de gevallen waarin de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid of gronden tot matiging daaraan in de weg staan.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij, zijnde de (ex)partner van het overleden slachtoffer, tot de kring van gerechtigden behoort in de zin van de in het Besluit vergoeding affectieschade genoemde categorie G: overige nauwe persoonlijke relaties. De benadeelde partij heeft bij zijn vordering aansluiting gezocht bij het in het Besluit vergoeding affectieschade vermelde bedrag onder categorie B: levensgezellen. Onder deze categorie vallen partners die een gezamenlijke huishouding voeren. Aangezien daar in het geval van de benadeelde partij en het overleden slachtoffer geen sprake van was, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij valt onder categorie G en zal dienovereenkomstig het bedrag conform het Besluit vergoeding affectieschade toewijzen, te weten € 17.500. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk.
De shockschade
De benadeelde partij heeft ten tweede shockschade gevorderd. De Hoge Raad heeft zijn lijn voor de beoordeling van shockschade aangepast in zijn arrest van 28 juni 2022 (zie HR 28 juni 2022, r.o. 3.4 t/m 3.7, ECLI:NL:HR:2022:958). De Hoge Raad overweegt in dit arrest dat iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig kan handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweegbrengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel.
Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:
(i) de aard, toedracht en gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad,
(ii) de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan en
(iii) de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer.
Aan de hand van onder meer deze gezichtspunten moet de rechter van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid. Hierbij geldt dat niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als een van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.
Ten aanzien van de aanspraak op shockschade door de benadeelde partij [A] overweegt de rechtbank dat door de benadeelde partij is gesteld dat hij direct is geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het strafbare feit. De benadeelde partij heeft zijn (ex)partner levenloos en vastgebonden op de grond aangetroffen in zijn woning. In zijn verklaring geeft hij aan dat hij meteen wist dat zijn (ex) partner dood was. Hij voelde koud aan en zijn voeten waren grijs. Het op deze manier aantreffen van een partner waar de benadeelde partij nog dagelijks voor zorgde maakt dat de benadeelde partij ernstig is geshockt. Hij ervaart veel psychische klachten en bij hem is PTSS vastgesteld. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing het behandelplan van de psycholoog overgelegd. De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is van geestelijk letsel en oordeelt dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag van € 15.000.
Concluderend wijst de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [A] gedeeltelijk en hoofdelijk toe tot een bedrag van € 32.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de vergoedingsmaatregel zoals hierna in de beslissing wordt weergegeven.
10.2
De vordering van benadeelde partij [B]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 20.500,00. Dit bedrag bestaat uit € 20.000,00 affectieschade en € 500,00 materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel, hoofdelijk, toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
10.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 500,00 aan materiële schade gevorderd. De vordering is voor dit bedrag voldoende onderbouwd en uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij deze schade ten gevolge van de diefstal van het geld van de rekening van het overleden slachtoffer (feit 4) heeft geleden. De rechtbank acht deze gevorderde kosten redelijk en voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 20.000,00 aan immateriële schade (affectieschade) gevorderd voor het onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde feit. De rechtbank verwijst voor haar overweging over affectieschade naar hetgeen zij eerder bij de benadeelde partij [A] heeft overwogen. De rechtbank stelt dat de benadeelde partij, zijnde de moeder van het overleden slachtoffer, tot de kring van gerechtigden behoort in de zin van categorie “meerderjarige niet-thuiswonende kinderen en ouders (c en d)”. In het Besluit vergoeding affectieschade wordt aan deze categorie bij overlijden door misdrijf een bedrag gekoppeld van € 17.500. De rechtbank zal conform het Besluit vergoeding affectieschade een bedrag toewijzen van € 17.500. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk.
Concluderend wijst de rechtbank de vordering gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 18.000,00 bestaande uit € 500,00 materiële schade en € 17.500,00 immateriële schade. De betalingsverplichting voor de immateriële schade wordt hoofdelijk opgelegd. Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de vergoedingsmaatregel zoals hierna in de beslissing wordt weergegeven.
10.3
De vordering van benadeelde partij [E]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.451,13. Dit bedrag bestaat uit € 8.851,13 materiele schade en € 500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 7 en 8 tenlastegelegde.
10.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van € 3005,71 (plaatsing rolluiken en geld uit kassa), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie vordert het overige gedeelte niet-ontvankelijk te verklaren, zodat de benadeelde partij dit deel via de civiele rechter kan aanbrengen.
10.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
10.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [E] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd. Mevrouw [E] heeft de vordering voor materiële schade ingediend, terwijl de schade is geleden door restaurant [restaurant] BV. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden wie de vorderingsgerechtigde is. De benadeelde partij heeft € 500,00 gevorderd aan immateriële schade. De rechtbank acht dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn of haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 47, 55, 57, 63, 288, 310, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 17 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 1 en 2 vermelde voorwerpen onttrokken aan het verkeer;
- gelast de teruggave aan verdachte van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 3, 4, 5, 7, 10, 11, 57, 58, 59, 60, 61, 62 en 63 vermelde goederen;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende(n), te weten de nabestaande(n) van [slachoffer] , van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 15, 16, 27, 35, 38, 39, 41 en 42 vermelde goederen;
- gelast de teruggave van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 6, 12, 17, 28, 32 36, 48, 51 en 53 vermelde goederen. aan de degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) van deze voorwerpen kan/kunnen worden aangemerkt;
t.a.v. feit 1 subsidiair en feit 2:
De benadeelde partij [A]
  • wijst de vordering van [A] toe tot een bedrag van € 32.500,00, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [A] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [A] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [A] aan de Staat
€ 32.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 197 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
t.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 4:
De benadeelde partij [B]
  • wijst de vordering van [B] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 18.000, bestaande uit € 500 materiële schade en € 17.500 immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [B] van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [B] van € 17.500 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [B] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [B] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [B] aan de Staat
€ 17.500 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 122 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
t.a.v. feit 7 en feit 8:
De benadeelde partij [E]
  • verklaart [E] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. L.C. Michon en
O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser en G. van Engelenburg, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door
- die [slachoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of
- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachoffer] vast te hinden en/of
- die [slachoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/ of te trappen en/of Le slaan en/of te stompen;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid
1ahf/sub
1Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- die [slachoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of
- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachoffer] vast te binden en/of
- die [slachoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/ of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld en/of een afpersing, strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312 Wetboek van Strafrecht en/of 317 Wetboek van Strafrecht en/of 310 Wetboek van Strafrecht,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 288 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- die [slachoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of
- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachoffer] vast te binden en/of
- die [slachoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/ of te trappen en/of te slaan en/of te stompen;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 2
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, in een woning, gelegen aan de [straat] [nummer] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een pinpas en/of geld en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
- die [slachoffer] vast te binden aan de handen en/ of voeten en/ of
- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachoffer] vast te binden en/of
- die [slachoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/ of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,
terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad)
en/of
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, in een woning, gelegen aan de [straat] [nummer] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/ of bedreiging met geweld [slachoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachoffer] toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door
- die [slachoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of
- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachoffer] vast te binden en/ of
- die [slachoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,
terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad);
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
feit 3
hij, op of omstreeks 10 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, in een woning, gelegen aan de [straat] [nummer] ,
een pinpas en/of een portemonnee en/of een jas en/of een of ineer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
feit 4
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 april 2022 tol en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachoffer] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
feit 5
hij, op of omstreeks 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 6
hij, op een of meer tijdstippen op of omstreeks 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten onbevoegd gebruik heeft/hebben gemaakt van de creditcard van die [slachoffer] en/of heeft/hebben geprobeerd te pinnen met de creditcard van die [slachoffer] en/of heeft/hebben gebruik gemaakt van de bij die creditcard horende pincode terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 Wetboek van Strafrecht )
feit 7
hij, op en of meer tijdstippen, te weten omstreeks 2:14 uur en/of omstreeks 6:48 uur, op of omstreeks 13 april 2022 te Utrecht, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldkistje en/of een geldbedrag van (ongeveer 50 euro) en/of een blikje met krijtstiften en/of twee flessen wijn, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [E] en/of restaurant [restaurant] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/ of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
feit 8
hij, op of omstreeks 26 maart 2022 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [E] en/of restaurant [restaurant] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 november 2022, 9 februari 2023, 5 april 2023, 10 juli 2023, 12 september 2023, genummerd MD4R022040 -779, -851, -869, -896 en -920, opgemaakt door de Districtsrecherche Stad-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met 2235. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 107.
3.Pagina 67.
4.Pagina 68.
5.Een geschrift, inhoudende een Forensisch Pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden van 3 oktober 2022 , opgesteld door [I] , [.] bij het Nederlands Forensisch Instituut, in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 239.
6.Idem, pagina 240.
7.Idem, pagina 242.
8.Idem, pagina 243.
9.Een proces-verbaal van forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachoffer] van 19 april 2022, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 48.
10.Idem, pagina 53.
11.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [straat] [nummer] [plaats] ) van 21 april 2022, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 163.
12.Idem, pagina 168.
13.Een geschrift, inhoudende een rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachoffer] in Utrecht op 13 april 2022, opgesteld door ing. [F] , NFI-deskundige, op 24 juni 2022, in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 430.
14.Idem, pagina 431.
15.Idem, pagina 432.
16.Idem, pagina 433.
17.Een geschrift, inhoudende een rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachoffer] in [.] op 13 april 2022, opgesteld door ing. [F] , NFI-deskundige, op 15 juli 2022, in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 450.
18.Idem, pagina 452.
19.Idem, pagina 453 en 454.
20.Idem, pagina 455.
21.Een proces-verbaal van vooronderzoek lab van 19 april 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , DNA-vooronderzoeker i.o., in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 336.
22.Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachoffer] in Utrecht op 13 april 2022, opgemaakt op 22 april 2022, opgesteld door ing. [F] , in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 422.
23.Idem, pagina 425.
24.Een proces-verbaal van onderzoek persoon, opgesteld door verbalisant [verbalisant 7] op 22 april 2022, in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 285.
25.Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overzocht van [slachoffer] in Utrecht op 13 april 2022, opgesteld door ing. [F] , NFI-deskundige, in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 469.
26.Idem, pagina 470.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] op 22 april 2022, in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 258.
28.Idem, pagina 259.
29.Idem, pagina 260.
30.Idem, pagina 262.
31.Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 29 juni 2023, opgesteld door ing. [F] , NFI-deskundige, pagina 2050.
32.Idem, pagina 2051.
33.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] en [verbalisant 8] van 9 mei 2022, in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 346.
34.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2022103043-88, opgesteld op 20 april 2022, in het forensisch einddossier met nummer PL0900-2022103043, pagina 351.
35.Idem, pagina 352.
36.Pagina 457.
37.Pagina 459.
38.Pagina 477.
39.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 en 13 oktober 2023 en 8 november 2023.
40.Pagina 1656.
41.Pagina 1657.
42.Pagina 1980.
43.Pagina 1982.
44.Pagina 2002.
45.Pagina 2004.
46.Pagina 1688.
47.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 en 13 oktober 2023 en 8 november 2023.
48.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 20 december 2022, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] op 23 januari 2023, pagina 1653 tot en met 1660.
49.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 27 januari 2023, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] van 28 maart 2023, pagina 1957 tot en met 2021
50.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 12] , pagina 259.
51.Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 12] op 16 april 2022, pagina 537 tot en met 539.
52.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2023, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] , pagina 420 tot en met 470.
53.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 12 en 13 oktober 2023 en 8 november 2023.
54.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 27 januari 2023, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] van 28 maart 2023, pagina 1957 tot en met 2021.
55.Een proces-verbaal van aangifte door [E] op 13 april 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 15] , pagina 588.
56.Een proces-verbaal van aangifte door [E] op 13 april 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 16] , pagina 627.
57.Een proces-verbaal van aangifte door [E] van 27 maart 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 17] , pagina 1264.