ECLI:NL:RBMNE:2023:6176

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
16-147793-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in moordzaak met DNA-bewijs en alternatieve scenario's

Op 21 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van moord, doodslag en inbraak met de dood ten gevolge. De zaak betreft de dood van de heer [slachtoffer], die op 13 april 2022 levenloos werd aangetroffen in zijn woning. De verdachte werd verdacht van betrokkenheid bij deze dood, waarbij DNA in de vorm van een mengprofiel op een bindmiddel werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de bewijswaarde van het DNA-profiel beperkt was en dat er geen andere overtuigende bewijsmiddelen waren die de feitelijke betrokkenheid van de verdachte konden aantonen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, waaronder diefstal en poging tot diefstal, en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen. De rechtbank concludeerde dat de door de verdediging geschetste alternatieve scenario's niet ondenkbaar waren, wat bijdroeg aan de vrijspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-147793-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] .
INLEIDING
In de avond van woensdag 13 april 2022 kreeg de heer [A] geen contact met zijn ex-partner de heer [slachtoffer] en besloot daarom om bij zijn woning aan de [adres] in [plaats] langs te gaan. Eenmaal binnen trof hij [slachtoffer] aan in de slaapkamer. Hij lag levenloos op de grond. Zijn benen waren aan elkaar vastgebonden en zijn handen waren aan een poot van het bed vastgebonden. Er zat een trui om zijn hoofd met een soort riem eromheen. Hij voelde koud aan en zijn voeten waren grijs van kleur.
De hulpdiensten kwamen ter plaatse en de politie zag dat de hele woning overhoop lag. Overal lagen spullen op de grond. De ambulancemedewerkers stelden vast dat [slachtoffer] was overleden. Later wordt – na onderzoek van het lichaam – door de patholoog het overlijden van de heer [slachtoffer] , 61 jaar oud, verklaard door verbloeding als gevolg van hevige stomp botsende krachtinwerking op de buik.
Na een uitgebreid opsporingsonderzoek ( [.] ) verdenkt het Openbaar Ministerie [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] (hierna: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] ) van het doden van de heer [slachtoffer] . Dit vonnis bevat de beslissing voor [verdachte] in deze strafzaak. Daarnaast worden in dit vonnis ook twee andere feiten besproken, waaronder een diefstal van geld van [slachtoffer] en een poging diefstal door te proberen te pinnen met een creditcard van [slachtoffer] .
De rechtbank behandelt hierna eerst enkele formaliteiten en geeft aan welk verwijt het Openbaar Ministerie aan [verdachte] maakt. Daarna worden de standpunten van de officier van justitie en de raadsman over het bewijs besproken en geeft de rechtbank haar overwegingen en beslissingen weer.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 september 2022, 28 november 2022, 14 februari 2023, 10 mei 2023, 27 juli 2023, 12 oktober 2023 en 13 oktober 2023.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 12 en 13 oktober 2023 plaatsgevonden. Het onderzoek ter terechtzitting is op 8 november 2023 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E.M. ter Braak en van de standpunten van verdachte en mr. W. Drummen, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van hetgeen mr. A.M.R. van Ginneken namens mevrouw [B] en de heer [C] en van hetgeen de heer [D] en de heer [A] (allen nabestaanden van het slachtoffer [slachtoffer] ) naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 28 november 2022 nader omschreven. De nadere omschrijving van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – in het kort – op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen
(primair)
met voorbedachten rade [slachtoffer] om het leven heeft gebracht, door die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en voeten, een trui om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en die [slachtoffer] tegen het lichaam te schoppen/trappen en te slaan/stompen;
dan wel (subsidiair)
die [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en voorafgegaan van diefstal met geweld en/of een afpersing, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
dan wel (meer subsidiair)
die [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood;
feit 2 in de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen heeft ingebroken in een woning gelegen aan de [adres] en daar door (bedreiging met) geweld een pinpas, geld en goederen van [slachtoffer] heeft gestolen, terwijl dit geweld de dood ten gevolge heeft gehad;
en/of
in de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen door (bedreiging met) geweld een pinpas, geld en goederen van [slachtoffer] heeft afgeperst, terwijl dit geweld de dood ten gevolge heeft gehad;
feit 3 in de periode van 9 april 2022 tot en met 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen meerdere keren geldbedragen van [slachtoffer] heeft gestolen, door te pinnen met zijn pinpas;
feit 4 op 13 april 2022 in [plaats] samen met anderen meerdere keren heeft geprobeerd geld van [slachtoffer] te stelen, door gebruik te maken van zijn creditcard.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak voor de onder feit 1 primair ten laste gelegde moord, wegens het ontbreken van voorbedachte rade.
Volgens de officier van justitie is sprake van wettig en overtuigend bewijs voor het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde, aangezien het DNA van verdachte is gevonden op het touw waarmee het slachtoffer was vastgebonden. Getuige [A] verklaart dat hij dit touw een paar jaar geleden mee heeft genomen van [winkel] en toen in de woning van [slachtoffer] heeft gelegd. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat [verdachte] [slachtoffer] heeft vastgebonden en hem onder andere in zijn maagstreek heeft geslagen.
De officier van justitie vordert vrijspraak voor het onder feit 3 ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Ten slotte acht de officier van justitie het onder feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak voor alle ten laste gelegde feiten.
Wat betreft feiten 1 en 2 stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de verklaring van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar moet worden geacht en niet dient te worden gebruikt voor het bewijs. Er is geen steunbewijs voor de verklaring van [medeverdachte 1] over de betrokkenheid van [verdachte] . [verdachte] ontkent bij de feiten betrokken te zijn geweest. Wat betreft het touw blijft onduidelijkheid bestaan over waar het touw vandaan komt. Bovendien is het DNA aangetroffen in de vorm van een mengprofiel. Niet valt uit te sluiten dat het touw als bindmiddel door [medeverdachte 1] is meegenomen naar de woning of dat het DNA van [verdachte] via [medeverdachte 1] op het touw terecht is gekomen omdat hij in de nacht van 12 op 13 april 2022 samen met [verdachte] is opgetrokken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan moord, doodslag en de inbraak met de dood van [slachtoffer] ten gevolge. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 13 april 2022 naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan, omdat zij geld van hem wilden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben toen samen [slachtoffer] zwaar mishandeld en vastgebonden. Zij hebben onder andere de telefoon, en een creditcard gestolen en zijn toen weggegaan. [slachtoffer] is op de grond vastgebonden achtergebleven en door het toegepaste geweld overleden.
[medeverdachte 1] verklaart dat hij samen met [medeverdachte 2] en [verdachte] naar de woning van [slachtoffer] is gegaan en dat [medeverdachte 2] en [verdachte] daar het geweld op [slachtoffer] hebben uitgeoefend. Hij zou zelf geschrokken zijn en zich bezig hebben gehouden met het inloggen op de telefoon van [slachtoffer] om in zijn internetbankieren-app te kijken. De rechtbank heeft oog voor het feit dat [medeverdachte 1] er belang bij heeft om zijn eigen rol in deze zaak kleiner te maken. De rechtbank gebruikt daarom de verklaring van [medeverdachte 1] enkel op die onderdelen die in belangrijke mate steun vinden in het dossier.
Het touw waarmee [slachtoffer] was vastgebonden is bemonsterd (AAOP9780NL#03) en door een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is deze bemonstering onderworpen aan een DNA-onderzoek. De deskundige concludeert dat het DNA mengprofiel AAOP9780NL#03
meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkeris wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] , [verdachte] en één willekeurig onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen. De rechtbank stelt dan ook vast dat het DNA van [verdachte] in de vorm van een mengprofiel is aangetroffen op het touw. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen waar dit touw vandaan komt en merkt het touw aan als een verplaatsbare sporendrager.
[verdachte] heeft op 8 februari 2023 verklaard zelf niet betrokken te zijn geweest bij de inbraak en het geweld. Hij zegt dat hij die nacht samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op pad is geweest. Ze kwamen aan bij een flat en toen gingen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar binnen. [verdachte] zou toen buiten hebben staan wachten. De raadsvrouw voert aan dat het touw door [medeverdachte 1] meegenomen kan zijn of dat het DNA van [verdachte] via [medeverdachte 1] op het touw terecht is gekomen.
De rechtbank overweegt dat de door de verdediging geschetste scenario’s niet ondenkbaar zijn. Het is niet komen vast te staan dat het betreffende touw hetzelfde touw is dat [A] jaren geleden in de woning van [slachtoffer] heeft gelegd. De bewijswaarde van het aangetroffen DNA-profiel is daarom – bij de huidige stand van het onderzoek – beperkt. Immers, niet is vast te stellen hoe het DNA van verdachte op het touw terecht is gekomen en niet uitgesloten kan worden dat het touw als bindmiddel door [medeverdachte 1] is meegenomen naar de woning of dat het DNA van [verdachte] via [medeverdachte 1] op het touw terecht is gekomen.
Het aangetroffen DNA-profiel geeft gelet op het vorenstaande onvoldoende steun aan de verklaring van [medeverdachte 1] dat [verdachte] betrokken zou zijn geweest bij de feiten 1 en 2. Voor het overige bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen bewijsmiddelen die overtuigend wijzen op enige feitelijke betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten. Het feit dat verdachte voor het delict en na het delict samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is geweest, past tevens binnen het scenario zoals geschetst door verdachte.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat, ook wanneer de verschillende bewijsmiddelen en overwegingen in samenhang worden bezien, verdachte van het onder feit 1 (integraal) en feit 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, omdat overtuigend bewijs ontbreekt.
Feit 3
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] betrokken was bij het pinnen op 10 april 2022. De rechtbank spreekt hem daarom vrij.
Feit 4
De rechtbank is van oordeel dat evenmin wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] betrokken was bij het proberen te pinnen met de gestolen creditcard van [slachtoffer] . Uit het dossier komt enkel naar voren dat [verdachte] in de buurt is op het moment dat [medeverdachte 1] probeert te pinnen. De rechtbank overweegt dat dit onvoldoende is voor een bewezenverklaring van medeplegen en spreekt verdachte daarom vrij.

5.BESLAG

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder de nummer(s);
  • 4 en 6 te onttrekken aan het verkeer;
  • 3 en 5 terug te geven aan de eigenaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen/voorwerpen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 2, 4 en 6 vermelde goederen onttrekken aan het verkeer.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Deze voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan verdachte wordt verdacht aangetroffen.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende(n) gelasten van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 3 en 5 vermelde goederen.

6.BENADEELDE PARTIJEN

6.1
De vordering van benadeelde partij [A]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 35.000,00. Dit bedrag bestaat uit € 20.000,00 affectieschade en € 15.000,00 shockschade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en 2 ten laste gelegde.
6.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
6.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
6.2
De vordering van benadeelde partij [B]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 20.500,00. Dit bedrag bestaat uit € 20.000,00 affectieschade en € 500,00 materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
6.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel, hoofdelijk, toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
6.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [B] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

7.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36d van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij;
Beslag (feit 1, 2, 3 en 4)
- verklaart de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 2, 4 en 6 vermelde voorwerpen
onttrokken aan het verkeer;
- gelast
de teruggaveaan de rechthebbende(n) van de op de aangehechte beslaglijst onder de nummers 3 en 5 vermelde voorwerpen;
Benadeelde partij [A] (feit 1 en 2)
- verklaart [A]
niet-ontvankelijkin de vordering;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [B] (feit 1, 2 en 3)
- verklaart [B]
niet-ontvankelijkin de vordering;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. L.C. Michon en
O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser en G. van Engelenburg, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door
- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of
- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te hinden en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/ of te trappen en/of Le slaan en/of te stompen;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of
- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/ of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld en/of een afpersing, strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312 Wetboek van Strafrecht en/of 317 Wetboek van Strafrecht en/of 310 Wetboek van Strafrecht,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 288 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of
- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/ of te trappen en/of te slaan en/of te stompen;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, in een woning, gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een pinpas en/of geld en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/ of voeten en/ of
- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/of
- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/ of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,
terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad)
en/of
hij, in of omstreeks de periode van 12 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, in een woning, gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/ of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas en/of een of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door
- die [slachtoffer] vast te binden aan de handen en/of voeten en/of
- een trui, althans een kledingstuk, om het hoofd van die [slachtoffer] vast te binden en/ of
- die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen,
terwijl voornoemd geweld de dood ten gevolge heeft (gehad);
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 april 2022 tot en met 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
Feit 4
hij, op een of meer tijdstippen op of omstreeks 13 april 2022 te Utrecht, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten onbevoegd gebruik heeft/hebben gemaakt van de creditcard van die [slachtoffer] en/of heeft/hebben geprobeerd te pinnen met de creditcard van die [slachtoffer] en/of heeft/hebben gebruik gemaakt van de bij die creditcard horende pincode terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 Wetboek van Strafrecht )