ECLI:NL:RBMNE:2023:6144

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/16/564793 / KG ZA 23-579
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van grensoverschrijdende uitbouw en aanpassing van camera's

In deze zaak vorderden eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], de verwijdering van een uitbouw van de woning van gedaagde, die volgens hen zonder toestemming op hun perceel was gebouwd. Daarnaast vorderden zij dat gedaagde camera's zou verplaatsen die op hun perceel gericht waren. De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende spoedeisend belang hadden bij de verwijdering van de uitbouw, aangezien deze al sinds 2021 was gerealiseerd en er geen dringende noodzaak was aangetoond om deze te verwijderen. De rechtbank wees de vordering tot verwijdering van de uitbouw af, maar oordeelde dat de camera's van gedaagde een inbreuk op het recht op privacy van eisers vormden. Gedaagde werd veroordeeld om de camera's binnen zeven dagen te verplaatsen, met een dwangsom van € 100 per dag bij niet-nakoming. De proceskosten werden toegewezen aan de zijde van gedaagde, omdat eisers grotendeels in het ongelijk waren gesteld. De uitspraak werd gedaan op 21 november 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/564793 / KG ZA 23-579
Vonnis in kort geding van 21 november 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J-W. Verhoeven te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. T.S. Cnossen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna (in mannelijk enkelvoud) [eiser c.s.] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 oktober 2023 met 12 producties;
  • de conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie met 19 producties;
  • het e-mailbericht van mr. Cnossen van 6 november 2023 waarmee onder meer productie 20 is ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 7 november 2023 plaatsgevonden. Bij deze behandeling was de heer [eiser sub 1] aanwezig, bijgestaan door mr. Verhoeven. Daarnaast was [gedaagde] aanwezig, bijgestaan door mr. Cnossen. Namens partijen zijn de standpunten toegelicht aan de hand van pleitnota’s die tijdens de behandeling zijn overgelegd en voorgedragen. Partijen hebben antwoord gegeven op vragen van de voorzieningenrechter. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de behandeling is besproken.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser c.s.] is eigenaar van het perceel met woning aan de [adres 1] in [woonplaats] . Dit perceel is kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie C, nummer [perceelnummer 1] . [eiser c.s.] exploiteert op de achterzijde van haar perceel een camping. [gedaagde] is eigenaar van het perceel met woning aan de [adres 2] in [woonplaats] . Dit perceel is kadastraal bekend als gemeente Nigtevecht, sectie C, nummer [perceelnummer 2] . Deze percelen grenzen in de lengte aan elkaar.
2.2.
[gedaagde] woont in een stacaravan die staat op het perceel aan de [adres 3] in [woonplaats] . Dit perceel grenst aan het perceel aan de [adres 2] in [woonplaats] .
2.3.
In december 2020 heeft [gedaagde] funderingspalen, voor de uitbouw aan de achterzijde van zijn woning aan de [adres 2] , op de grens van de percelen van [eiser c.s.] en [gedaagde] geplaatst. Voor de fundering heeft [eiser c.s.] € 200,00 aan [gedaagde] betaald.
2.4.
Op 18 februari 2021 heeft mevrouw [eiseres sub2] onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

Wij zouden graag ons terras bij de openslaande deuren in maart willen starten. De muur voor uitbouw hoeft nog niet hoog te zijn! ( liefst zo lang mogelijk niks kwa licht inval is het fijn) (…)
2.5.
[gedaagde] heeft na 18 februari 2021 en voor 31 maart 2021 een uitbouw aan de achterzijde van zijn woning aan de [adres 2] gerealiseerd. Onderdeel van de uitbouw is een spouwmuur die bestaat uit een binnenmuur en een buitenmuur met daartussen een isolerende laag.
2.6.
Op 31 maart 2021 heeft mevrouw [eiseres sub2] via een spraakbericht van WhatsApp onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

Ik wilde je heel effe bedanken voor de ontzettende nette muur die gekomen is en de fundering die je hebt aangelegd en … uh … ik vind echt dat ze netjes werk hebben geleverd, de jongens en jij en …uh, hartstikke goed. En uh, ik begreep van [eiser sub 1] uh, dat jullie contact hebben gehad over die muur en over dat daar €800,- voor afgesproken was.
In onze beleving hebben wij afgesproken voor de fundering, uh a 200 euro en dat de muur …eh… gedeeltelijk op onze grond zou komen te staan. Uh, met eventueel voor de toekomst als wij die uitbouw zouden willen doen, die muur kunnen gebruiken.
Maar wij zijn er zelf nog niet over uit of we wel of niet een uitbouw willen gaan doen en of een veranda, maar als wij eerlijk hadden mogen kiezen, hadden wij liever geen muur gehad omdat er gewoon veel minder licht binnen komt binnen en daarom zeiden wij toen al van, misschien wil je zo lang mogelijk daarmee wachten en dus helemaal begrijpelijk dat je dat gedaan hebt, en dat is ook helemaal prima, alleen wij zijn ons daar niet van bewust dat wij daar ja op hebben gezegd, want als dat zo was dan hadden wij eerlijk gezegd daar uh nog een gesprek over gehad uh omdat daar eigenlijk voor kiezen dat we niet die muur wilden.
Dus wij willen zeker voor die fundering betalen, dat hadden we echt afgesproken. Dus die €200,- die hou je echt uh van ons tegoed. (…)
2.7.
Op aanvraag van de heer [eiser sub 1] is op 15 maart 2023 door het Kadaster een grensreconstructie uitgevoerd, waarbij onder meer de grens tussen de percelen van [eiser c.s.] en [gedaagde] is gereconstrueerd. Uit deze reconstructie volgt dat de uitbouw aan de woning van [gedaagde] voor 14 centimeter over de erfgrens, en daarmee op het perceel van [eiser c.s.] staat. Hierna wordt het grensoverschrijdende gedeelte van de uitbouw ook wel de ‘overbouw’ genoemd. Uit deze reconstructie volgt verder dat [eiser c.s.] een schutting met palen op het perceel van [gedaagde] heeft geplaatst.
2.8.
Op 15 maart 2023 heeft mevrouw [eiseres sub2] via een spraakbericht van WhatsApp onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

en uh wij zullen ik ga zelf morgen naar Turkije en ik zal volgende week, maar ik denk die week daarop uh ik dat het ie week daarop wordt, zal ik met eh, met mijn Oekraïnse vriend de, dat deel uh van jou daar eh weg of de spullen in ieder geval weghalen. En zal ik even overleggen met [eiser sub 1] wanneer we dan de palen kunnen verzetten. Dus eh, ja in onze beleving of tenminste he, dat dat heel vervelend dat dat eh dat al die tijd een vergissing is geweest. onze excuus daarvoor, wij wisten ook niet beter dan dat dat zo was eh volgens de maatvoerder. (…) Dus eh jij krijgt jouw stukje tuin daar weer mee terug. (…)
2.9.
Op 18 mei 2023 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan [eiser c.s.] geschreven:

Op 15-03-2023 is er een nieuwe erfgrens vastgelegd door het kadaster, hieruit bleek dat het stuk grond tussen het houten hek en de coniferen ons eigendom is. Op 25-03-2023 heeft u aangegeven dat u uw spullen van onze perceel zal verwijderen. Dit is nog steeds niet gebeurd na 2 maanden tijd. Hierbij willen wij jullie verzoeken om binnen een week deze spullen te verwijderen van ons perceel. Gebeurt dit niet, dan zijn wij genoodzaakt deze spullen zelf te verwijderen. (…)
2.10.
Op 26 mei 2023 heeft mevrouw [eiseres sub2] onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

De houten schutting verplaatsen gebeurt pas als [eiser sub 1] zich beter voelt. (…)
2.11.
Op enig moment heeft [eiser c.s.] twee camera’s aan (de uitbouw van) zijn woning bevestigd.
2.12.
Op 12 juni 2023 heeft [gedaagde] onder meer het volgende aan [eiser c.s.] bericht:

U heeft het over de geplaatste gevel van de uitbouw aan de achterzijde van [adres 2] , dat is geheel in overleg met u gedaan, en met volledige verleende vergunning!
Nog even ter herinnering u heeft zelf, voor de gemeenschappelijk muur, wel te weinig, maar er wel voor betaald. u heeft dit afgesproken met mijn broer en mij, in begin december 2020, een paar dagen voordat het beton voor de vloer gestort is. De gevel is zo geplaats, en uiteraard de fundering, dat ook u in de toekomst een soort gelijke aanbouw kan realiseren. Wij stellen het volgende voor: (…)
  • Graag verzoek ik u om per direct het houten schuttingdeel wat geheel op onze grond staat weg te halen. als u dit niet zelf kunt zullen wij het netjes demonteren en achter bij u neerleggen. (…)
  • Wij verzoeken per direct uw camera niet op ons deel te richten. (…)
2.13.
Op 10 juli 2023 heeft (de voormalig gemachtigde van) [eiser c.s.] onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:

Uitbouw
Het staat vast dat deze uitbouw, die nog lang niet klaar is, ruim 14 cm over de erfgrens heen is gebouwd. Dat blijkt in ieder geval uit de erfgrensreconstructie van 15 maart 2023. Er heeft enkel overleg plaatsgevonden over het breder maken van de fundering, maar er is nooit ingestemd met een grensoverschrijding van 14 cm van de zijgevel. Van een gesprek met uw broer, waarbij ingestemd zou zijn met grensoverschrijding van de zijgevel, is dus geen sprake. Dat betekent dat u onrechtmatig handelt en cliënten in principe afbraak kunnen vorderen van de zijgevel. (…)
Tegenvoorstel
Cliënten stellen het volgende voor:
1. Cliënten zijn bereid af te zien van een gerechtelijke procedure tot afbraak van de uitbouw voor zover grensoverschrijdend en een vordering wegens hinder en daardoor veroorzaakte schades, als u de kosten van de te plaatsen schutting 100% betaald. (…)
2.14.
Rond september 2023 heeft [gedaagde] twee camera’s geplaatst: één aan de dakkapel van zijn woning en één onder de dakgoot van zijn stacaravan.
2.15.
De broer van [gedaagde] heeft op 26 oktober 2023 het volgende op schrift gezet:

Vanaf begin van aabouwen bij mij broertje was ik aanwezig op de bouw, omdat hij geeft mij gevraagd om te helpen.
Vanaf moment tekenen van fundering en inslaan van de palen heeft buurman [eiser sub 1] en buurvrouw [eiseres sub2] ons benaderd om fundering in de grens te plaatsen. Buuren hebben gedeeld van gezamenlijke stukje fundering ook betaald 300€. De redenen om fundering in de grens te plaatsen was, dat in de toekomst is klaar voor aanbouw bij de buuren.
Tijdens muren metselen buuren hebben 2-de keer ons gevraagd om muur zo te zetten dat later onze buiten muur zou hun binnen muur zijn, die kan belasten worden met de dak.
Tijdens metselpalen monteren buurman was constant aanwezig. buuren hebben zelf van bakstenen gekozen, die later hebben we gebruik
[A]

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser c.s.] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
I. om binnen acht weken na betekening van dit vonnis de uitbouw, staande en gelegen op het perceel, kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie C, nummer [perceelnummer 1] , te [woonplaats] , te verwijderen en verwijderd te houden en terug te brengen tot het perceel, kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie C, nummer [perceelnummer 2] , te [woonplaats] ;
II. om aan [eiser c.s.] te betalen een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat [gedaagde] niet aan de vordering sub I voldoet;
III. om de camera onder zijn dakkapel (aan zijn woning op het adres [adres 2] ) respectievelijk aan zijn stacaravan (op het adres [adres 3] ) te [woonplaats] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis zodanig te verplaatsen of te verdraaien dat deze niet (meer) gericht staat/staan op de woning en/of het perceel van [eiser c.s.] , onder verstrekking van bewijs hiervan als bedoeld in randnummer 32 van de dagvaarding;
IV. om aan [eiser c.s.] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de vordering sub III voldoet;
V. tot veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Met betrekking tot de uitbouw stelt [eiser c.s.] dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem handelt, omdat het grensoverschrijdende gedeelte van de uitbouw inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht. Volgens [eiser c.s.] hoeft hij deze inbreuk niet te dulden. Om die reden vordert hij verwijdering van de overbouw. Met betrekking tot de camera’s stelt [eiser c.s.] dat deze zijn gericht op zijn perceel en woning, en hierdoor inbreuk wordt gemaakt op zijn recht op privacy.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser c.s.] , althans tot afwijzing van zijn vorderingen, alsmede tot veroordeling van [eiser c.s.] in de volledige proceskosten van € 5.000,00, althans tot veroordeling van [eiser c.s.] in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na verschuldigdheid van deze kosten.
In voorwaardelijke reconventie
3.4.
Voor het geval het feit dat een vermeende inbreuk op het eigendomsrecht respectievelijk de privacy van [eiser c.s.] door [gedaagde] afdoende spoedeisend is voor het toewijzen van herstelmaatregelen in kort geding ter beëindiging van de vermeende inbreuk op het eigendomsrecht en schending van de privacy van [eiser c.s.] , vordert [gedaagde] om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser c.s.] te veroordelen:
I. om binnen twee dagen na dit vonnis, althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, beide camera’s die bevestigd zijn aan het pand van [eiser c.s.] bekend als [adres 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie C, nummer [nummer] (
nummer [perceelnummer 1] , zo begrijpt de voorzieningenrechter) te verplaatsen of te draaien en verplaatst of gedraaid te houden op zodanige wijze, dat deze niet (meer) gericht staan op de woning en/of het perceel van [gedaagde] , onder overlegging van afdrukken van de camerabeelden aan [gedaagde] , op straffe van een dwangsom van € 500,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [eiser c.s.] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
II. om binnen veertien dagen na het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis, althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, de schutting met palen alsmede al hun overige eigendommen op het perceel van [gedaagde] aan de [adres 2] in [woonplaats] , te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [eiser c.s.] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
III. in de volledige proceskosten van € 5.000,00, althans tot veroordeling van [eiser c.s.] in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na verschuldigdheid van deze kosten.
3.5.
Met betrekking tot de camera’s, stelt [gedaagde] dat in ieder geval nog één van de twee camera’s van [eiser c.s.] is gericht op zijn perceel. Volgens [gedaagde] gedraagt [eiser c.s.] zich hierdoor onrechtmatig jegens hem, omdat [eiser c.s.] door het maken van videobeelden van zijn perceel, inbreuk maakt op zijn recht op privacy. Ten aanzien van de schutting en de eigendommen van [eiser c.s.] die zich op het perceel van [gedaagde] bevinden, stelt hij dat [eiser c.s.] heeft erkend dat in ieder geval de schutting onrechtmatig is geplaatst. Hoewel mevrouw [eiseres sub2] heeft toegezegd deze zaken te verwijderen, heeft zij dat tot op heden niet gedaan. [gedaagde] vordert verder om [eiser c.s.] te veroordelen in de werkelijke proceskosten. Hij meent dat [eiser c.s.] misbruik van procesrecht heeft gemaakt door in deze procedure stellingen in te nemen, waarvan hij weet dat die in strijd zijn met de waarheid.
3.6.
De voorzieningenrechter begrijpt dat [eiser c.s.] concludeert tot afwijzing van de voorwaardelijke reconventionele vorderingen.
In conventie en in voorwaardelijke reconventie
3.7.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van het gevorderde

Spoedeisend belang
4.1.
De eiser dient een voldoende spoedeisend belang te hebben bij de gevorderde voorziening. Het vereiste van het spoedeisend belang komt in de kortgedingprocedure op twee manieren naar voren: (i) als vereiste om toegang te krijgen tot de voorzieningenrechter, ook wel het ‘ontvankelijkheidsvereiste’ en (ii) als vereiste voor
toewijzingvan de gevorderde voorziening.
Inhoudelijk beoordelingskader
4.2.
Voor wat betreft het voorlopig karakter van het rechterlijk oordeel geldt het volgende. De voorzieningenrechter moet beoordelen of het gevorderde in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. In dit vonnis in kort geding geeft de voorzieningenrechter slechts een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. Gelet op het voorlopig karakter van een kort geding past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering.
In conventie
Spoedeisend belang – ontvankelijkheidsvereiste
4.3.
Geoordeeld wordt dat [eiser c.s.] ontvankelijk is in zijn vorderingen. De voorzieningenrechter volgt [eiser c.s.] in zijn standpunt dat met de overbouw een inbreuk wordt gemaakt op zijn eigendomsrecht, en dat met de camera’s een inbreuk wordt gemaakt op zijn recht op privacy. Het spoedeisend belang, in de zin van het ontvankelijkheidsvereiste, vloeit dus voort uit de aard van de vorderingen.
A. Uitbouw
Spoedeisend belang – ‘toewijzingsvereiste’
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser c.s.] niet een zodanig spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening tot verwijdering van de overbouw, dat van hem niet kan worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht. De voorzieningenrechter oordeelt dat de afweging van het belang van [eiser c.s.] bij ingrijpen en het belang van [gedaagde] bij niet-ingrijpen, in het voordeel van [gedaagde] uitvalt. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de gevraagde voorziening zodanig klemmend is, dat deze de ingrijpende gevolgen voor [gedaagde] bij toewijzing van de voorziening, kan rechtvaardigen. De voorzieningenrechter ziet de gestelde dringendheid van de voorziening niet. Vaststaat dat de uitbouw al in het voorjaar van 2021 is gerealiseerd en [eiser c.s.] niet eerder dan in juli 2023 hierover bij [gedaagde] heeft geklaagd. Verder is gesteld noch gebleken dat [eiser c.s.] onmiddellijk na de datum van 15 maart 2023, waarop het Kadaster heeft vastgesteld dat sprake is van overbouw, afbraak heeft gevorderd. Het tegenovergestelde is waar. In de brief van 10 juli 2023 (zie randnummer 2.13 van dit vonnis) heeft [eiser c.s.] aan [gedaagde] bericht dat hij, onder voorwaarden, bereid is af te zien van de vordering tot afbraak van de overbouw. Dat thans een dringende noodzaak aan de zijde van [eiser c.s.] is ontstaan waardoor het treffen van een voorlopige voorziening op dit moment alsnog gerechtvaardigd is, is niet gebleken.
4.5.
Daar staat tegenover dat toewijzing van de gevorderde voorziening ingrijpende gevolgen heeft voor [gedaagde] . De voorzieningenrechter begrijpt dat alleen (een deel van) de buitenmuur van de spouwmuur van de uitbouw aan de woning, op het perceel van [eiser c.s.] staat. Partijen discussiëren over de vraag of bij verwijdering van de buitenmuur, de huidige fundering die op de erfgrens is geplaatst moet worden verplaatst. Los daarvan, volgt de voorzieningenrechter de redenering van [gedaagde] dat bij verwijdering van de huidige buitenmuur, de huidige binnenmuur de nieuwe buitenmuur voor de uitbouw wordt en dat [gedaagde] – bij een gelijkblijvende constructie van de uitbouw – een nieuwe binnenmuur op zijn perceel moet optrekken waardoor ruimte in de uitbouw verloren gaat. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat deze verwijdering een financieel kostbare exercitie betreft. Daarbij heeft de verwijdering een permanent karakter dat zich moeilijk verdraagt met het voorlopige karakter van het rechterlijk oordeel in een kort geding, te meer omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen (zie hierna, randnummer 4.6 van dit vonnis). Uit een afweging van de belangen van partijen bij respectievelijk ingrijpen en niet-ingrijpen, volgt dat [eiser c.s.] onvoldoende spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de gevraagde voorziening tot verwijdering van de overbouw.
Inhoudelijke beoordeling
4.6.
Los van het ontbreken van spoedeisend belang van [eiser c.s.] bij toewijzing van de gevraagde voorziening tot verwijdering van de uitbouw, acht de voorzieningenrechter het thans onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter de gevraagde voorziening zal toewijzen. De stelling van [eiser c.s.] is dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door grensoverschrijdend te bouwen. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [gedaagde] zich tegen dit standpunt voldoende gemotiveerd heeft verweerd, door te stellen dat hij toestemming had van [eiser c.s.] om grensoverschrijdend te bouwen. [gedaagde] stelt dat partijen hebben afgesproken dat hij de buitenmuur van zijn uitbouw gedeeltelijk op het perceel van [eiser c.s.] zou bouwen, zodat [eiser c.s.] deze buitenmuur als binnenmuur voor zijn toekomstige uitbouw kon gebruiken en het dak van zijn toekomstige uitbouw op deze muur kon laten rusten. Deze stelling komt de voorzieningenrechter alleen al vanwege de praktische uitvoerbaarheid van de voorgespiegelde werkwijze, aannemelijk voor. Het bestaan van deze afspraak lijkt daarnaast te volgen uit de verklaring van de broer van [gedaagde] (zie randnummer 2.15 van dit vonnis) en de spraakberichten van mevrouw [eiseres sub2] van 18 februari 2021 (zie randnummer 2.4 van dit vonnis) en 31 maart 2021 (zie randnummer 2.6 van dit vonnis). Op 18 februari 2021 heeft mevrouw [eiseres sub2] aan [gedaagde] bericht dat “
De muur voor uitbouw hoeft nog niet hoog te zijn!”. Op 31 maart 2021 heeft mevrouw [eiseres sub2] aan [gedaagde] bericht dat:
“[i]n onze beleving hebben wij afgesproken voor de fundering, uh a 200 euro en dat de muur …eh… gedeeltelijk op onze grond zou komen te staan. Uh, met eventueel voor de toekomst als wij die uitbouw zouden willen doen, die muur kunnen gebruiken.” Uit deze berichten lijkt te volgen dat partijen in ieder geval over de uitbouw hebben gesproken en [eiser c.s.] ermee heeft ingestemd dat de buitenmuur van de uitbouw op zijn perceel zou worden geplaatst. De stelling van [gedaagde] wordt ook ondersteund door het feit dat de fundering voor de uitbouw op de erfgrens is geplaatst en [eiser c.s.] hiervoor aan [gedaagde] een bedrag heeft betaald, omdat hij hiervan kennelijk profijt zou hebben. Voor het vaststellen van het bestaan van deze afspraak tussen partijen, is wellicht bewijslevering door [gedaagde] nodig. Voor bewijslevering is in deze kortgedingprocedure geen plaats (zie randnummer 4.2 van dit vonnis). Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de voorzieningenrechter het bestaan van deze afspraak voorshands wel voldoende aannemelijk, zodat de gevorderde voorziening tot verwijdering van de uitbouw moet worden afgewezen.
4.7.
Het voorgaande brengt met zich dat de gevorderde voorziening onder I zal worden afgewezen. Omdat de voorziening onder II zodanig samenhangt met de onder I gevorderde voorziening, volgt zij dit lot en zal zij ook worden afgewezen.
B. Camera’s
4.8.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] in totaal twee camera’s heeft geplaatst. Eén aan de zijkant van de dakkapel van zijn woning aan de [adres 2] die, in ieder geval, zicht geeft op zijn achtertuin (zie productie 16 bij de conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie) en één aan zijn stacaravan aan de [adres 3] die, in ieder geval, zicht geeft op zijn voortuin (zie productie 17 bij de conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie). [eiser c.s.] stelt dat [gedaagde] video-opnames maakt van zijn perceel, wat een onrechtmatige inbreuk op zijn recht op privacy oplevert. [gedaagde] betwist dat hij onrechtmatig handelt. Volgens hem zijn de camera’s alleen gericht op zijn eigen perceel om zijn eigendommen te beveiligen. Voor zover op de randen van het videobeeld het perceel van [eiser c.s.] zichtbaar is, heeft [gedaagde] privacy pixels in het beveiligingssysteem aangebracht, zodat de pixels die aan de randen van het videobeeld beelden tonen van het perceel van [eiser c.s.] , zwart worden gemaakt. Volgens [gedaagde] is het perceel van [eiser c.s.] , voor zover dat al wordt opgenomen, door de privacy pixels niet zichtbaar. Volgens [gedaagde] is het ook niet mogelijk deze zwarte pixels op een later moment weer zichtbaar te maken in het reeds opgenomen beeld, zodat van een inbreuk op het recht van privacy van [eiser c.s.] geen sprake is.
4.9.
De voorzieningenrechter overweegt dat ondanks het aanbrengen van de privacy pixels, het perceel van [eiser c.s.] op het videobeeldmateriaal zichtbaar is. Dit volgt uit productie 16 en 17 bij de conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie. Hiermee is de onrechtmatige inbreuk op het recht op privacy van [eiser c.s.] gegeven. Niet valt immers uit te sluiten dat [eiser c.s.] of zijn campinggasten door de camera’s worden gefilmd. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de eigen stelling van [gedaagde] volgt dat hij eigenhandig zogeheten ‘privacy pixels’ in het beveiligingssysteem van de camera’s heeft aangebracht, en het voor [gedaagde] dan dus ook mogelijk moet zijn deze instellingen eigenhandig aan te passen zodat de privacy pixels weer worden verwijderd. Hierdoor is niet uitgesloten dat nog grotere delen van het perceel van [eiser c.s.] op het videobeeld zichtbaar zijn.
4.10.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordelen om de camera onder zijn dakkapel aan zijn woning en aan zijn stacaravan binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis zodanig te verplaatsen of te verdraaien dat deze niet (meer) gericht staat/staan op de woning en/of het perceel van [eiser c.s.]
4.11.
[eiser c.s.] heeft verder gevorderd dat [gedaagde] aan hem bewijs verstrekt van het feit dat de camera’s van [gedaagde] door de verplaatsing/verdraaiing geen beelden (meer) opnemen van de woning en/of het perceel van [eiser c.s.] vordert dat [gedaagde] dit bewijs aan hem verstrekt door aan hem, of aan een door hem ingeschakelde deurwaarder of gemachtigde, inzage te geven in de beelden na verdraaiing/verplaatsing van de camera’s. Ten aanzien van deze ordemaatregel stelt [gedaagde] dat deze vordering te onbepaald is. De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiser c.s.] geen rechtsgrondslag voor deze ordemaatregel heeft genoemd, zodat deze gevorderde voorziening als onvoldoende onderbouwd gesteld zal worden afgewezen.
4.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de veroordeling tot het verplaatsen/verdraaien van de camera’s is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd, en wordt gesteld op € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat [gedaagde] niet aan deze verplichting voldoet, met een maximum van € 1.000,00.
4.13.
[eiser c.s.] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] . Deze kosten worden begroot op:
salaris gemachtigde: € 697,00 (tarief Handel-KG (contradictoir) – eenvoudig)
griffierecht: € 314,00
nakosten: € 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing);
Totaal: € 1.184,00
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In (voorwaardelijke) reconventie
Spoedeisend belang - ontvankelijkheidsvereiste
4.15.
Geoordeeld wordt dat [gedaagde] ontvankelijk is in zijn voorwaardelijke reconventionele vorderingen. De voorzieningenrechter begrijpt dat [gedaagde] zich net als [eiser c.s.] op het standpunt stelt dat door de aanwezigheid van de schutting en andere eigendommen van [eiser c.s.] op het perceel van [gedaagde] , inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van [gedaagde] , en dat door de aanwezigheid van camera’s aan de woning van [eiser c.s.] inbreuk wordt gemaakt op het recht op privacy van [gedaagde] . Het spoedeisend belang van de reconventionele vorderingen volgt uit de aard van de vorderingen.
(On)voorwaardelijk karakter reconventionele vorderingen
4.16.
Anders dan [gedaagde] stelt, volgt de voorzieningenrechter hem niet in het standpunt dat met de spoedeisendheid van de vorderingen in conventie, de onvoorwaardelijkheid van de vorderingen in reconventie is gegeven. In de ‘voorwaarde’ van de conclusie van eis in (voorwaardelijke) reconventie, leest de voorzieningenrechter dat het voorwaardelijk karakter van de reconventionele vorderingen niet afhankelijk is van de afdoende spoedeisendheid van de conventionele vorderingen, maar van
toewijzing van herstelmaatregelenin conventie. Hiervoor is overwogen dat in conventie de onder III gevorderde voorziening wordt toegewezen, zodat aan de voorwaarde voor de reconventionele vorderingen is voldaan en zij een onvoorwaardelijk karakter hebben.
A. Camera’s
4.17.
Tussen partijen staat als onbetwist vast dat [eiser c.s.] twee camera’s aan zijn woning heeft bevestigd, die op het perceel van [gedaagde] waren gericht. [gedaagde] heeft erkend dat [eiser c.s.] ten tijde van de mondelinge behandeling één van de camera’s had gedraaid, zodat deze niet meer op zijn perceel was gericht. Volgens [gedaagde] is de camera die is bevestigd aan de uitbouw van de woning van [eiser c.s.] nog op het perceel van [gedaagde] gericht. Het betreft de camera die zichtbaar is op de tweede pagina van productie 18 bij de conclusie van eis in (voorwaardelijke) reconventie. Die foto heeft als bijschrift ‘
camera gevel [eiser c.s.] gericht op perceel dhr. [gedaagde]’.
4.18.
[eiser c.s.] heet tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat deze camera, die zichtbaar is op de tweede pagina van productie 18 bij de conclusie van eis in (voorwaardelijke) reconventie, niet het perceel van [gedaagde] filmt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser c.s.] een stilstaand beeld van de live-video van deze camera getoond. Volgens hem is op dit beeld niet het perceel van [gedaagde] te zien. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling op het stilstaande beeld waargenomen dat hoofdzakelijk de schutting zichtbaar is, maar daarboven ook een deel van het perceel van [gedaagde] zichtbaar is, zodat niet valt uit te sluiten dat ook personen die zich op het perceel van [gedaagde] bevinden, door de camera van [eiser c.s.] worden gefilmd.
4.19.
De voorzieningenrechter zal [eiser c.s.] dus veroordelen om binnen twee dagen na dit vonnis, beide camera’s die bevestigd zijn aan zijn pand, te verplaatsen of te draaien en verplaatst of gedraaid te houden op zodanige wijze, dat deze niet (meer) gericht staan op de woning en/of het perceel van [gedaagde] .
4.20.
[gedaagde] heeft verder gevorderd dat aan hem bewijs wordt verstrekt van het verplaatsen of draaien van deze camera’s. [gedaagde] wenst dat (afdrukken van) camerabeelden van deze nieuwe situatie door [eiser c.s.] worden overgelegd. De voorzieningenrechter merkt op dat [gedaagde] geen rechtsgrond heeft gesteld voor toewijzing van deze gevorderde voorziening, zodat voor toewijzing van de voorziening onvoldoende is gesteld en deze voorziening zal worden afgewezen.
4.21.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de veroordeling tot het verplaatsen/draaien en verplaatst of gedraaid houden van de camera’s is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en wordt gesteld op € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat [eiser c.s.] niet aan deze verplichting voldoet, met een maximum van € 1.000,00.
B. Schutting met palen en overige eigendommen
4.22.
Tussen partijen staat vast dat een schutting met palen en overige eigendommen van [eiser c.s.] op het perceel van [gedaagde] staan/liggen. [gedaagde] stelt dat met de aanwezigheid van deze zaken op zijn perceel, een inbreuk wordt gemaakt op zijn eigendomsrecht, en vordert dat [eiser c.s.] wordt veroordeeld over te gaan tot verwijdering van deze zaken.
4.23.
Waar mevrouw [eiseres sub2] op 15 maart 2023 nog heeft aangegeven de zaken binnen afzienbare tijd van het perceel van [gedaagde] te verwijderen (zie randnummer 2.8 van dit vonnis), is zij hiertoe niet overgegaan. [gedaagde] heeft [eiser c.s.] op 18 mei 2023 aan deze verplichting herinnerd en hem een termijn van één week gegeven alsnog tot verwijdering over te gaan (zie randnummer 2.9 van dit vonnis). Ook heet hij in dit bericht aangekondigd dat als [eiser c.s.] niet tot verwijdering over gaat, hij de zaken zelf zal verwijderen. Op 12 juni 2023 heeft [gedaagde] [eiser c.s.] wederom verzocht de schutting te verwijderen (zie randnummer 2.12 van dit vonnis). [eiser c.s.] heeft, wellicht mede vanwege de gezondheidstoestand van de heer [eiser sub 1] (zie randnummer 2.10 van dit vonnis) aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
4.24.
De voorzieningenrechter zal de gevorderde voorziening vanwege gebrek aan voldoende belang afwijzen. [gedaagde] hoeft als eigenaar van het perceel immers niet te dulden dat zaken van [eiser c.s.] op zijn perceel staan of liggen, zodat hij deze zaken mag verwijderen, te meer omdat hij [eiser c.s.] de gelegenheid heeft geboden de zaken eerst zelf te verwijderen.
4.25.
Partijen zijn over en weer in het (on)gelijk gesteld. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
In conventie en reconventie
4.26.
[gedaagde] vordert verder dat [eiser c.s.] wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten. [gedaagde] stelt dat [eiser c.s.] misbruik van procesrecht heeft gemaakt door stellingen in te nemen, waarvan hij weet dat die in strijd zijn met de waarheid.
4.27.
De voorzieningenrechter begrijpt de stelling van [gedaagde] als volgt dat [eiser c.s.] weet van de afspraak van partijen dat [gedaagde] grensoverschrijdend mocht bouwen en hij het bestaan van deze afspraak in deze procedure ten onrechte heeft verzwegen, althans betwist. De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel hij het bestaan van deze afspraak voorshands aannemelijk acht (zie randnummer 4.6 van dit vonnis), niet in rechte is komen vast te staan dat partijen deze afspraak daadwerkelijk hebben gemaakt, zodat niet kan worden geoordeeld dat [eiser c.s.] stellingen heeft ingenomen die in strijd zijn met deze afspraak. De integrale proceskostenveroordeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de camera onder zijn dakkapel (aan zijn woning op het adres [adres 2] ) respectievelijk aan zijn stacaravan (op het adres [adres 3] ) te [woonplaats] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis zodanig te verplaatsen of te verdraaien dat deze niet (meer) gericht staat/staan op de woning en/of het perceel van [eiser c.s.] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser c.s.] van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, dat hij niet aan de veroordeling onder 5.1 voldoet, met een maximum van € 1.000,00;
5.3.
veroordeelt [eiser c.s.] in de proceskosten van € 1.184,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser c.s.] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser c.s.] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.4.
veroordeelt [eiser c.s.] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
In reconventie
5.5.
veroordeelt [eiser c.s.] om binnen twee dagen na dit vonnis, beide camera’s die bevestigd zijn aan de woning van [eiser c.s.] , bekend als [adres 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie C, nummer [perceelnummer 1] , te verplaatsen of te draaien en verplaatst of gedraaid te houden op zodanige wijze dat deze niet (meer) gericht staan op de woning en/of het perceel van [gedaagde] , op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [eiser c.s.] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 1.000,00;
5.6.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
In conventie en reconventie
5.7.
verklaart de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzieningenrechter, en in tegenwoordigheid van mr. E.A. de Vries, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.