Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
529,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. M.G. van Westrenen, vorderde ontruiming van de woning van de huurder, die sinds 18 mei 2015 de woning huurde. De huurovereenkomst was op 20 juli 2023 beëindigd met een huurbeëindigingsovereenkomst, die de huurder, vertegenwoordigd door mr. M.E. Beukers, betwistte op basis van dwaling. De huurder stelde dat zij niet goed begreep wat de gevolgen van de ondertekening waren en dat er geen sprake was van een spoedeisend belang voor de verhuurder.
De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de huurachterstand van € 28.296,00 en het feit dat de huurder zonder recht of titel in de woning verbleef. De kantonrechter overwoog dat de huurder niet voldoende onderbouwd had dat er sprake was van dwaling en dat zij, indien nodig, juridisch advies had moeten inwinnen voordat zij de overeenkomst ondertekende. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis, en verklaarde de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Tevens werd de huurder veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder, die op € 876,85 werden begroot.