8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-vriendin door haar een filmpje te sturen waarop te horen is dat verdachte zegt “voor je kankermoeder” en vervolgens te zien is dat hij met een vuurwapen schiet. Deze bedreiging is voor het slachtoffer heel beangstigend geweest. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de geestelijke integriteit van de slachtoffers.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Deze heeft hij gebruikt bij het maken van het bedreigende filmpje. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Dat die risico’s zich ook realiseren blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt. Daarbij zijn ook (dodelijke) slachtoffers te betreuren. In deze context bezien moet tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng worden opgetreden en dient strafoplegging in deze zaak mede aan het met dat optreden nagestreefde doel bij te dragen. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 30 oktober 2023 waaruit volgt dat verdachte veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van Inforsa van 30 oktober 2023, opgemaakt door A. Hardeman, reclasseringswerker.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en borderline-persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Ook is er sprake van een sterk disharmonisch profiel waardoor verdachte mogelijk overvraagd wordt. Verder is er sprake van een forse middelenverslaving die op jonge leeftijd begon. De psychische problematiek heeft impulsiviteit tot gevolg en dit wordt versterkt door het middelengebruik. Het psychosociaal functioneren wordt als een direct delictgerelateerde factor aangemerkt.
Er hebben verschillende (forensisch) klinische trajecten plaatsgevonden die niet voor blijvende abstinentie hebben gezorgd. In 2020 heeft verdachte de kliniek een dag ongeoorloofd verlaten en in 2022 weigerde verdachte de opgelegde opname bij gebrek aan motivatie. Er zijn verschillende ambulante instanties bij verdachte betrokken, waaronder voor verslavingsbehandeling en ambulante begeleiding en hij wordt besproken bij het Veiligheidshuis waarbij hij onder de Persoonsgerichte Aanpak valt. Deze ingezette hulp is onvoldoende gebleken om gedragsverandering te bewerkstelligen.
Het leefgebied relatie, partner en gezin wordt tevens gezien als delictgerelateerd. Het wordt als positief gezien dat verdachte veel steun ervaart van zijn ouders en dat hij aangeeft motivatie te hebben om zijn gedrag te veranderen. Dit wordt echter niet als beschermend gezien, omdat het hem er niet van heeft weerhouden de delicten te plegen.
Verdachte geeft te kennen dat hij nog eenmaal een klinische opname zou willen doorlopen in een voorwaardelijk kader. Het hoge risico op recidive, letselschade en onttrekking aan voorwaarden en het mislukken van recent ingezette klinische- en ambulante trajecten maken dat een steviger kader geïndiceerd is. De reclassering adviseert dan ook de oplegging van een onvoorwaardelijke ISDmaatregel.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 3 november 2023 de heer M. van Rheenen, reclasseringswerker bij Inforsa, als getuige-deskundige gehoord. De deskundige heeft verklaard dat behandeling binnen de onvoorwaardelijke ISD-maatregel relatief snel kan plaatsvinden aangezien er al een behandelplan is. Eerdere hulpverleningstrajecten zijn moeizaam verlopen waardoor een strakker kader is vereist. Een voorwaardelijke ISDmaatregel volstaat niet. Bij een onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan verdachte beter gestuurd worden als er iets niet goed gaat (bijvoorbeeld in de vorm van een korte terugplaatsing). Als er in een voorwaardelijk ISD-kader iets fout gaat, duurt het te lang voordat er bijgestuurd kan worden waardoor het effect daarvan verdwijnt.
Oplegging ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en ook overigens voldoet aan de in dat artikel genoemde criteria voor oplegging van de ISDmaatregel. Bewezen is verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Dit betreft:
- een onherroepelijke veroordeling door de politierechter in de rechtbank MiddenNederland op 1 februari 2023 tot een gevangenisstraf van 1 maand (parketnummer 16/021249-23). Deze straf is ten uitvoer gelegd;
- een onherroepelijke veroordeling door de meervoudige strafkamer van de rechtbank MiddenNederland op 29 juli 2022 tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren (parketnummer 16/008855-22). Het onvoorwaardelijke gedeelte van deze straf is geheel ten uitvoer gelegd. Het voorwaardelijke gedeelte van deze straf is gedeeltelijk ten uitvoer gelegd en de proeftijd is verstreken;
- een onherroepelijke veroordeling door de politierechter in de rechtbank MiddenNederland op 25 november 2022 tot een gevangenisstraf van 3 weken (parketnummer 16/299352-22). Deze straf is ten uitvoer gelegd;
- een onherroepelijke veroordeling door de meervoudige strafkamer van de rechtbank MiddenNederland op 20 november 2020 tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren (parketnummer 16/203243-20). Deze straf is ten uitvoer gelegd.
De in dit vonnis bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit het hiervoor genoemde reclasseringsrapport moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane feiten.
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) van het Openbare Ministerie. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De vele tot nu toe aan verdachte opgelegde straffen en behandeltrajecten hebben er niet toe geleid dat hij zijn gedrag heeft veranderd. Dat volgt niet alleen uit de justitiële documentatie, maar ook uit de inhoud van het reclasseringsadvies. De rechtbank gelooft dat de motivatie van verdachte om zijn leven te veranderen oprecht is, maar is van oordeel dat voldoende is gebleken dat verdachte daartoe niet in staat is in een vrijwillig of voorwaardelijk kader. De rechtbank acht de oplegging van de ISD-maatregel onontkoombaar en zal daarom daartoe overgaan.
De rechtbank acht het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISDmaatregel ten uitvoer te leggen, om zo recidive van verdachte in de toekomst te voorkomen, de maatschappij optimaal te beschermen en de behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van 2 jaren opleggen en de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van die maatregel. De rechtbank zal evenmin op voorhand bepalen dat er na 6 maanden een tussentijdse toets dient plaats te vinden. Indien de verdachte dat wenst, kan hij te zijner tijd het verzoek doen een tussentijdse toets te laten plaatsvinden.