Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de op 23 mei 2022 aan [gedaagde] betekende dagvaarding met aangehecht producties 1 tot en met 3,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met aangehecht producties 1 tot en met 9,
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 13 januari 2023 waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
2.De feiten
“Hoe is het met de betalingen?”(…)
“Einde van de dag of morgen zit op kantoor dan ga ik betalen.”(…)
“Weer is er niet betaald vandaag [gedaagde] hoelang moet ik nog wachten mij geduld begint aardig op te raken”(…)
“ [eiser] ik heb net nagekeken factuur 2021-0045 is op 12-11-21. Betaald. En factuur 0046 en 0048 op 16-11-21. Er staan er nu nog 4 open bij ons de oudste van 21-10 nr 0053 als het niet klopt hoor ik het graag”(…)
“Ja nou klopt het met de betaling nou zit je weer binnen de 45 dagen dat zal mooi zijn als je dat zo weer kan. Volhouden.”
“Ik krijg me rijbewijs wss pas in maart terug verlopig kan ook nog niet maar de [locatie] toe komen”
“Dat niet zo mooi [eiser] hebben wij ook een uitdaging”
“Ik hoop dat volgende week er meer over hoor”
3.Het geschil
4.De beoordeling
dathet dan[onderstreping door de kantonrechter]
niet meer nodig was’en ‘
dat hij de werkzaamheden zelf verder zou uitvoeren’. Volgens [eiser] was met deze woorden de opzegging van de aanneemovereenkomst een feit. Die conclusie van [eiser] gaat echter te ver. Uit deze mededeling kan slechts worden afgeleid dat [gedaagde] het in week 47 geplande werk zelf zou verrichten. Daarbij komt dat [eiser] ter zitting heeft verklaard dat hij rond week 48 – dus na het telefoongesprek van 19 november 2021 – telefonisch contact heeft opgenomen met [gedaagde] en heeft medegedeeld dat hij in week 49 kon komen werken. Deze mededeling van [eiser] doet af aan zijn stelling dat hij de mededelingen van [gedaagde] op 19 november 2021 heeft opgevat als een opzegging van de aannemingsovereenkomst. Bovendien passen deze gesprekken over in welke week [eiser] wel of niet kon werken op het project op de [locatie] , binnen het nauwe overleg over de inzet van [eiser] op het project op de [locatie] dat partijen gewoon waren te voeren (zie onder 2.1.).