4.3Het oordeel van de rechtbank
ten aanzien van feit 1, primair en feit 2:
Proces-verbaal van aanrijding misdrijf
Locatie ongeval
Datum : 10 september 2021
Adres : Parallelweg
Plaats : Meerkerk
Betrokken 1 (voertuig) : Personenauto [kenteken] Lexus
Betrokken 2 (voertuig) : Personenauto [kenteken] Audi
Bij het ongeval hebben onderstaande personen letsel opgelopen.
Achternaam : [slachtoffer 2]
Voornamen: : [voornamen]
Rol in relatie tot aanrijding : bestuurder personenauto [kenteken]
Achternaam : [slachtoffer 1]
Voornamen: : [voornamen]
Rol in relatie tot aanrijding : passagier van personenauto [kenteken]
Achternaam : [verdachte]
Voornamen: : [voornamen]
Rol in relatie tot aanrijding : bestuurder personenauto [kenteken]
De verkeersongevalsanalyse
De bestuurder van de Lexus reed op de Parallelweg. De aldaar geldende maximumsnelheid was 60 km/h. Voor de brug reed de bestuurder met een snelheid van ongeveer 117 km/h. Deze snelheid in combinatie met het hoogteverschil van de brug ten opzichte van de rest van het wegdek, maakte dat het voertuig (gedeeltelijk) loskwam van de weg. Hierdoor is de eenmalige registratie van 132 km/h, op 3,15 seconden voor de aanrijding, ontstaan. De bestuurder is aan het begin van de S-bocht de controle over zijn voertuig kwijtgeraakt en is in een drift c.q. slip terechtgekomen. Hierbij is de Lexus aan de, voor hem, uiterst linkerzijde van de rijbaan terecht gekomen waar op dat moment de bestuurder van de Audi tegemoet reed. De bestuurder van de Audi reed met een snelheid van ongeveer 71 km/h. Aan het einde van de S-bocht, op het gedeelte van de rijbaan bestemd voor de bestuurder van de Audi, is de Lexus met de voorzijde tegen de voorzijde van de Audi gebotst. Beide bestuurders hebben vlak voor de aanrijding geremd.
Verklaring van [slachtoffer 1]
Ik heb bij de aanrijding het volgende letsel opgelopen:
- rechter hand en pols verbrijzeld
- linker onderarm verbrijzeld
- linker knie ernstig gekneusd
- over mijn hele lichaam zware kneuzingen
- zwaar gekneusd stuitbeentje
Ik heb tot 28 september 2021 in het ziekenhuis gelegen. Vanaf die datum tot 3 december 2021 heb ik in het verzorgingshuis [verzorgingshuis] in [woonplaats] gelegen. Pas vanaf vorige week ben ik arbeid therapeutisch aan het werk gegaan.
Medische verklaring betreffende [slachtoffer 1]
Op 11-09-2021 werd patiënte opgenomen door de chirurgie in verband met een hoog
energetisch trauma. Auto versus auto. In verband met fractuur van distale radius links.
Fractuur styloideus radius rechts, fractuur van het scaphoid, hamatum, capitatum,
trapezium rechts (greater arc fractuur) en fractuur van basis metacarpale 4 rechts.
Op 16-09-2021 werd er samen met de traumachirurgie geopereerd, dit in verband met
greater arc fractuur en fractuur basis metacarpale 4 rechts.
Conclusie
Ten aanzien van greater arc fractuur werd besloten dit conservatief uit te behandelen in
verband met acceptabele stand. De breuk van het metacarpale 4 rechts werd middels
multipele K-draden gereponeerd. Resterende breuken werden door de traumatologie operatief behandeld.
Beleid
Er werd met 4 weken gips uitbehandeld en nadien zijn de K-draden verwijderd. Aangezien
mw. uit [woonplaats] komt, werd het natraject door [woonplaats] verzorgd. Overdracht
werd verzorgd door de traumachirurgie.
Verklaring [slachtoffer 2]
Ik heb het volgende letsel opgelopen door de aanrijding:
- een hoofdwond vermoedelijk door de airbag
- zwaar gekneusde polsen
- zware hersenschudding (kwabben)
- zware kneuzing aan mijn linker heup
- linker schouder vermoedelijk zenuwbeknelling
- centrale zenuwstelsel heeft een flinke opdonder gehad
Medische verklaring betreffende [slachtoffer 2]
Slo werd voor het eerst gezien op 20 september 2021.
Pt heeft zeker tot 22/12/21 (laatste bezoek) last gehouden van pijnklachten nek + schouder + psychische problemen (verwerkingsproblematiek ongeluk PTSS) waarvoor nog steeds begeleiding psycholoog.
Geschatte duur van de genezing: > 6 mnd.
Proces-verbaal rijden onder invloed
Daar de verdachte niet in staat was zijn wil kenbaar te maken, is de verdachte conform de regelgeving bloed afgenomen.Ik heb het bloedafnameformulier voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TABV1102NL.
Op 16 december 2021verleende verdachte toestemming tot een onderzoek van het van hem afgenomen bloedmonster, waarna het Medisch Laboratorium Dr. Stein & Collegae opdracht is gegeven het bloedmonster te onderzoeken.
Rapport bloedonderzoek
TABV1102NL Bloed van [verdachte]
Resultaten
Aangewezen stof
Meetbare stof
Eindresultaat in bloed (TABV1102NL)
Rapportage eenheid
Alcohol
Ethanol
2,42
Milligram per milliliter
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1, primair
Toedracht van het ongeval
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op een weg waar de maximumsnelheid 60 kilometer per uur bedroeg in de 4 seconden voor de aanrijding met een snelheid van ongeveer 117 kilometer per uur heeft gereden. In de 3,15 seconden voor de aanrijding bereikte het voertuig van verdachte een snelheid van 132 kilometer per uur. Verdachte is de controle over zijn auto verloren en in een slip terechtgekomen, waarbij hij op de voor zijn tegenliggers bestemde weghelft terecht is gekomen. Verdachte is daarop frontaal tegen de Audi van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebotst. Verdachte had op het moment van de aanrijding 2,42 milligram alcohol per milliliter in zijn bloed.
Lichamelijk letsel
De rechtbank stelt vast dat mevrouw [slachtoffer 1] meerdere malen is geopereerd en er geen zicht is op volkomen genezing. Daarmee valt haar letsel te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Wetboek van Strafrecht. Bij de heer [slachtoffer 2] is minst genomen sprake van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht op basis van de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit, in die zin dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht.
Schuldgradatie
Ten aanzien van de mate van schuld overweegt de rechtbank als volgt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, welke laatste geldt als de zwaarste, aan opzet grenzende vorm van schuld. Deze zwaarste vorm van roekeloosheid is tenlastegelegd en de rechtbank zal dan ook moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Per 1 januari 2020 is de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” in werking getreden (Stb. 2019, 413). Daarbij heeft de werkgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Aan artikel 175, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, is toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan is in beginsel sprake van schuld in de vorm van roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of dat hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) de verkeersregels
Het in artikel 5a WVW vervatte verbod is beperkt tot gedragingen in het verkeer die bestaan in het schenden van “de verkeersregels”. Uit de Memorie van Toelichting op dit wetsvoorstel leidt de rechtbank af dat het gaat om een samenstel van gedragingen. Zoals daarin wordt gesteld gaat het om het begaan van dikwijls aaneengesloten ernstige verkeersovertredingen. De rechtbank heeft in dit geval vastgesteld dat verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden en de maximumsnelheid ter plaatse in hoge mate heeft overschreden, waardoor hij de controle over zijn voertuig is verloren, in een slip is geraakt en op de verkeerde weghelft terecht is gekomen. Overschrijding van de maximumsnelheid is in artikel 5a, lid 1, onder g WVW aangemerkt als gedraging die als schending van de verkeersregels kan worden aangemerkt. Uit lid 2 van artikel 5a WVW volgt bovendien dat de omstandigheid dat verdachte onder invloed van alcohol heeft gereden mede in aanmerking wordt genomen. Deze gedragingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank als een samenstel aan overtredingen van verkeersregels worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 5a WVW.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal van de in artikel 5a, eerste en tweede lid, WVW, genoemde verkeersgedragingen.
b) in ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden, waarbij verdachte veel meer alcohol heeft genuttigd dan toegestaan en extreem veel harder heeft gereden dan de maximaal toegestane snelheid, sprake is van een ernstige schending van de verkeersregels. Dat niet is vastgesteld hoe lang dit rijgedrag heeft geduurd, doet daaraan niet af. De rechtbank heeft hierbij ook meegewogen dat verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs vanwege eerder vastgesteld alcoholmisbruik.
c) opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het nuttigen van een dergelijke hoeveelheid alcohol en het dermate overschrijden van de ter plaatse toegestane maximumsnelheid, zoals waarvan in dit geval sprake is, niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Dit geldt temeer nu verdachte eerder is veroordeeld voor alcoholmisbruik in het verkeer, waarbij hij ten overvloede is gewezen op de risico’s dit met zich meebrengt. Het vervolgens verliezen van de controle over het voertuig, het in een slip raken en op de andere weghelft terechtkomen is daarvan het gevolg geweest, waardoor verdachte frontaal tegen de Audi van de slachtoffers is gebotst. Dit alles gebeurde op een weg waarvan verdachte, gelet op aldaar geldende maximumsnelheid en het feit dat het ongeval heeft plaatsgevonden aan het einde van een S-bocht, wist dat het zich houden aan de verkeersregels van groot belang was om de verkeersveiligheid te kunnen waarborgen. Dit alles kan naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte de verkeersregels opzettelijk heeft geschonden.
d) gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er onder de hiervoor beschreven omstandigheden een zeer gevaarlijke verkeerssituatie ontstaat. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij twee personen (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Nu er geen feiten en omstandigheden zijn die hiervoor als contra-indicatie gelden, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde en het daarin opgenomen roekeloos rijgedrag bewezen.
De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 november 2023;
- het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 3 februari 2022, digitale pagina 139 e.v..
De rechtbank acht op grond van voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.