ECLI:NL:RBMNE:2023:6098

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/4145
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 september 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn woning. De burgemeester van Utrecht had op 23 augustus 2023 besloten om de woning voor de duur van zes maanden te sluiten, na de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in de woning. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 26 september 2023 hebben de gemachtigden van verzoeker, de burgemeester en de verhuurder hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester voldoende feitelijke grondslag had om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen drugs en de overlast die van de woning uitging. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de sluiting noodzakelijk was om verdere overlast te voorkomen en de woonrust in de omgeving te herstellen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van verzoeker niet opwoog tegen de noodzaak van de sluiting. De burgemeester had terecht besloten tot sluiting van de woning, gezien de ernst van de situatie en de eerdere meldingen van overlast. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de duur van de sluiting in overeenstemming was met het beleid van de burgemeester, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een kortere sluiting rechtvaardigden. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er op dit moment geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, en dat verzoeker geen gelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4145

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

26 september 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.E.M.C. Koudijs),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: A. Hogendoorn).
Als derde-partij neemt aan de zitting deel: [verhuurder] uit [plaats 2] (de verhuurder).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn woning aan de [adres] in [plaats 1] (de woning).
In het bestreden besluit van 23 augustus 2023 heeft de burgemeester besloten om de woning voor de duur van zes maanden te sluiten.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van de burgemeester en verhuurder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Gezien de bevindingen van de politie was er voor de burgemeester meer dan voldoende feitelijke grondslag om tot sluiting op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet over te gaan.
3. De burgemeester stelt terecht dat vondst op 7 juni 2023 van (afgerond) 620 gram MDMA, 122 gram cocaïne, 124 gram amfetamine en 198 gram 2 C-B, (samen meer dan een kilo harddrugs, allen opgenomen in lijst I van de Opiumwet) een handelsvoorraad is en dat de drugs dus voor verkoop of verstrekking bestemd waren. Dit volgt ook uit uitspraken van de hoogste bestuursrechter. Alleen al gelet op de hoeveelheid ervan is ongeloofwaardig is dat dit voor eigen gebruik was of om gratis uit te delen aan vrienden (op festivals), Te meer omdat in de woning een boel ponypacks, een weegschaal en een aan verzoeker en drugshandel (inclusief afhalen) te koppelen telefoon is aangetroffen. De aanwezigheid voor een ander doel/eigen gebruik is dan ook niet aannemelijk.
4. De bevoegdheid om de woning op grond van de Opiumwet te sluiten is daarmee gegeven en de burgemeester mocht van deze bevoegdheid ook gebruik maken. Voor de toetsing van de evenredigheid (3:4 Awb) wordt gekeken naar de noodzaak en evenwichtigheid van het besluit. Gezien de hoeveelheid drugs was er sprake van een ernstig geval en er was ook sprake van overlast in de buurt. Daar is tussen partijen discussie over. Echter, er is al eens een melding geweest over dealen op dit adres, met elke dag een komen en gaan van klanten en gebruikers. De telefoon duidt ook op verkoop aan huis en de aanleiding voor het binnentreden was een melding bij de politie die duidt op overlast: een vechtpartij in de woning, met een hoop gedoe en lawaai. Het voorgaande wordt ook bevestigd in het proces-verbaal van bevindingen van de gemeente Utrecht van 20 september 2023. Het gaat om de onderlinge samenhang. Er was dus sprake van overlast en de burgemeester heeft terecht gesteld dat sluiting onder deze omstandigheden het enige geschikte middel (en dus noodzakelijk) was dat zij heeft om te voorkomen dat de woning opnieuw gebruikt zou worden in het drugsmilieu en om de rust te herstellen en verdere aantasting van de leefomgeving te voorkomen. Dit zijn belangrijke doelen van de maatregel. De bekendheid in het milieu van het pand was kennelijk groot en de burgemeester heeft op goede gronden gesteld dat er niet een ander middel was om die bekendheid te doorbreken.
5. Natuurlijk heeft verzoeker een zwaar belang, want het gaan om zijn woning en woonrecht. Gezien de aangetroffen ernstige situatie mocht de burgemeester het gezamenlijke belang van herstel van de woonrust zwaarder laten wegen door de woning tijdelijk te sluiten en verzoeker dus tijdelijk de toegang tot de woning te verbieden. Zeker omdat de woning in een wijk ligt waar veel overlast is, ook in verband met drugs en de woonrust al onder druk staat. Dat de verhuurder stelt dat hij daar zelf geen kennis van heeft maakt dat niet anders. Verzoeker heeft geen persoonlijke omstandigheden gesteld waaruit opgemaakt zou moeten worden dat elke sluiting onevenredig is. Ook het (financiële) belang van de verhuurder om de woning niet te sluiten omdat hij mogelijk anders huurinkomsten misloopt, weegt niet zwaarder. Dat de verhuurder stelt inkomsten mis te lopen is onvoldoende vast te stellen. Niet duidelijk is dat de huurovereenkomst is beëindigd. Voor het betalen van huurpenningen is een civielrechtelijke procedure passend.
6. Wat betreft de vraag of de woningsluiting zes maanden moet duren, heeft de burgemeester zich gebaseerd op haar beleid, waarbij dit het uitgangspunt is. Het klopt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan van het uitganspunt van 6 maanden moet worden afgeweken: het gaat om een zeer ernstige situatie met een grote mate van verwijtbaarheid en indicaties voor handel vanuit de woning.
7. Echter, de duur van de sluiting moet op zichzelf wel in evenwicht zijn met het doel wat daarmee wordt beoogd. Relevant is dat de sluiting volgens het besluit pas in werking zou treden op 4 september 2023, dat wil zeggen bijna drie maanden na het binnentreden. Verzoeker is daarbij aangehouden, hij is in voorlopige hechtenis gesteld en op of omstreeks 24 juni 2023 is de voorlopige hechtenis geschorst. Hiermee is sinds de inval de woning in ieder geval een periode van zeventien dagen niet gebruikt voor drugshandel, omdat niet is vastgesteld dat een ander in de tussentijd soortgelijke activiteiten in of vanuit de woning heeft gepleegd. Ook sinds verzoeker er weer verblijft, zijn er geen signalen van herhaling vastgesteld. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het (in het kader van de evenwichtigheid) geïndiceerd dat hiermee in bezwaar rekening wordt gehouden wat betreft het beroep op de (te) lange duur van de sluiting. Uitgaande van het beleid lijkt een termijn van 6 maanden redelijk. Maar afgezet tegen de doelen van het beleid (o.a. de bekendheid van de woning doorbreken als plek waar drugs te krijgen zijn), valt op dit moment niet in te zien waarom de periode vanaf 7 juni 2023 tot het bestreden besluit, in deze termijn niet mee mag tellen.
8. Nu de burgemeester heeft toegezegd de beslissing op bezwaar uiterlijk in november 2023 en waarschijnlijk al rond de eerste van de maand te nemen, ziet de voorzieningenrechter in de tijdsduur van de sluiting op dit moment geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het spoedeisend belang daarvoor ontbreekt voor de duur van de bezwaarprocedure.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoeker geen gelijk krijgt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2023 door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.