ECLI:NL:RBMNE:2023:6084

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
16/254304-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en diefstal door minderjarige verdachte met medeverdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die samen met medeverdachten betrokken was bij afpersing en diefstal. De feiten vonden plaats op 20 oktober 2020 in Houten, waar de verdachte en zijn mededaders de heer [slachtoffer] onder bedreiging met geweld dwongen tot afgifte van geld en een bankpas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing door de heer [slachtoffer] te dwingen € 200,- en zijn bankpas met bijbehorende pincode af te geven. Tevens is bewezen dat de verdachte samen met anderen € 2.000,- heeft gestolen door gebruik te maken van de bankpas van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte een werkstraf van 30 uren opgelegd, rekening houdend met het feit dat het om oudere feiten gaat en dat de verdachte al eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, en heeft besloten tot een lagere straf dan gebruikelijk in soortgelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/254304-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ( [postcode] ) in [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 april 2023 en 27 juni 2023. De zaak is op laatstgenoemde datum inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. H.S.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De zaak van verdachte is gelijktijdig behandeld met die van de meerderjarige medeverdachte [medeverdachte 1] . Met instemming van de verdachte zijn om proceseconomische redenen uitsluitend de persoonlijke omstandigheden van verdachte achter gesloten deuren behandeld.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
feit 1:
op 20 oktober 2020 te Houten samen met anderen met (bedreiging met) geweld € 200,- en/of een bankpas (met bijbehorende pincode) van [slachtoffer] heeft gestolen;
en/of
op 20 oktober 2020 te Houten samen met anderen met (bedreiging met) geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van € 200,- en/of een bankpas (met bijbehorende pincode);
feit 2:op 20 oktober 2020 te Houten samen met anderen € 2000,- van [slachtoffer] heeft gestolen door middel van een valse sleutel (pincode);

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde, met uitzondering van de diefstal met geweld, wettig en overtuigend te bewijzen. Ook het onder feit 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partieel vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde en acht alleen het onderdeel van het dwingen tot afgifte van € 200,- wettig en overtuigend te bewijzen. Daarnaast heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] van het onder feit 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu er geen sprake is van medeplegen. Het dossier bevat, naast de verklaring van [medeverdachte 1] , geen bewijs dat [verdachte] betrokken is geweest bij het pinnen. [verdachte] heeft verklaard alleen te hebben geweten dat de pinpas van de heer [slachtoffer] door [medeverdachte 1] is meegenomen. Hij wist niet dat er met deze pinpas gepind zou worden en heeft geen deel van het gepinde bedrag ontvangen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
T.a.v. feit 1 en feit 2 [1] :
[verdachte] heeft onder meer het volgende verklaard:
Het klopt dat ik één van de drie mannen ben die [slachtoffer] op 20 oktober 2020 in Houten heeft benaderd. Er is contact met [slachtoffer] gelegd zoals dit altijd gebeurde. Iemand doet zich voor als meisje op een site en dan wachten we tot er een afspraak tot stand komt. Op 20 oktober 2020 legde [medeverdachte 1] contact met mij. Hij zei dat iemand wilde afspreken. Toen ik in Houten aankwam waren [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] daar. We zijn ingestapt in de auto van [slachtoffer] en hebben om geld gevraagd. In de auto wordt een en ander gezegd en geroepen, waardoor [slachtoffer] onder dwang geld (€ 200,-) en zijn pinpas afgeeft. [medeverdachte 1] is weggegaan met de pinpas en alleen [medeverdachte 2] en ik waren toen nog bij de auto. Ik wist dat hij ging proberen om de pinpas te gebruiken. [2]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] staat onder meer het volgende:
Op 21 oktober 2020 ontving ik per mail een klantenverzoek/terugbelbericht. In de melding stond een verklaring van wat deze man (de rechtbank begrijpt: de heer [slachtoffer] ) in [plaats] was overkomen. Onderstaande betreft een letterlijke weergave van een gedeelte uit de melding die door de man gedaan werd:
‘Ik leerde een paar dagen terug via de datingsite Tinder een meisje, [contactnaam] , kennen. Ze wilde snel naar chatsite Kik. Ze chatte alles via Kik. We wilden afspreken. Uiteindelijk was dan vanavond dinsdag 20-10-20 onze afspraak om 19 uur bij de [locatie] 26 in [plaats] . Ik moest parkeren op een parkeerplaats circa 100 meter tegenover dat huis. Daar wachtte ik in mijn auto. Toen kwamen er opeens 3 mannen aan, met capuchons en voorzien van mondmasker, die mij sommeerden uit te stappen, nadat ze het portier hadden geopend. Ze stelden dat ik met een meisje van 15 had afgesproken en 1 van hen was haar broer. Ik vroeg ze wat ze van me wilden. Dat zou ik wel merken, zeiden ze. Ze bleven verbaal agressief en wilden dat ik met hen in mijn auto ging zitten. Ze wilden ook mijn autosleutels, telefoon en portemonnee. Omdat ze serieus dreigend waren, besloot ik weg te rennen. Met zijn drieën haalden ze mij in en hielden me vast. Ik werd terug getrokken en geduwd naar mijn auto. Ik moest met die 3 mannen in de auto gaan zitten. Ze zetten me onder druk door te vragen hoe ik haar had leren kennen, dat ik mij moest schamen gezien het leeftijdsverschil. Ze vroegen of ik geld bij me had en ik hoopte ermee klaar te zijn door ze die 200 uit mijn portemonnee te geven. Dat was niet zo. Ze wilden mijn bankpas en pincode. Ik gaf mijn Rabopas en pincode daarvan. De langste van de 3 dreigde het meest dat er dingen zouden gebeuren als ik niet meewerkte. De "leider" stapte uit en de andere man rende met mijn pas weg, blijkbaar om te pinnen. De "leider" hield met die man per telefoon contact. Toen dat pinnen klaarblijkelijk gelukt was, stapten ze uit (de rechtbank begrijpt: nadat de leider weer was ingestapt). Er was inderdaad rond 19.30 uur te [plaats] € 2.000 gepind. [3]
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd op de terechtzitting van 14 december 2021 blijkt onder meer het volgende:
Verdachte verklaart ten aanzien van de feiten 2 en 3:
Ik heb op Tinder en Kik als [contactnaam] contact gezocht met mannen. Ik heb afspraken gemaakt op 7 oktober, 20 oktober en 7 november 2020.
U, voorzitter, vraagt hoe het is gegaan met meneer [slachtoffer] op 20 oktober 2020 te [plaats] . Op de dag zelf zijn wij op de parkeerplaats naar hem toe gegaan, hij zat nog in de auto. We hadden capuchons op. We zijn in de auto gaan zitten. Er is toen gesproken over de pinpas en ik ben gaan pinnen.
U vraagt met wie ik was. ik was met [medeverdachte 2] en [verdachte] . [4]
U houdt mij de verklaring van [slachtoffer] verder voor en hieruit volgt dat er vervolgens een jongen weg ging om te pinnen. Dat was ik. En ik heb € 2.000,- gepind.
U vraagt hoe iemand erop komt zijn pinpas te geven. Ik denk dat hij heel bang was.
Om zijn autosleutels is gevraagd zodat hij niet met de auto weg kon.
U, voorzitter, vraagt wat er met het geld is gebeurd. Dat hebben we verdeeld onder ons
drieën. [verdachte] en ik hebben beiden € 740,- meegenomen, en [medeverdachte 2] € 720,-. Dat maakt €
2.200,-. We hebben er een leuk dagje Amsterdam mee gehad. [5]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
T.a.v. feit 1 en 2
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich op 20 oktober 2020 in [plaats] samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing van de heer [slachtoffer] , door hem met (bedreiging met) geweld te dwingen tot afgifte van geld (€ 200,-) en zijn pinpas (met bijbehorende pincode), en aan diefstal van € 2.000,- door middel van valse sleutels, door de pinpas te gebruiken.
Bedreiging met geweld
Uit de jurisprudentie blijkt dat met het oproepen van een dreigende sfeer voldaan is aan het bestandsdeel ‘bedreiging met geweld’ in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Door [slachtoffer] op een afgelegen plek (met capuchons en mondkapjes op) met zijn drieën te benaderen, hem te duwen en te trekken naar zijn auto, hem te sommeren in de auto plaats te nemen, hem verbaal agressief om geld, zijn pinpas en pincode te vragen en bij hem plaats te nemen in de auto, is sprake van een dermate dreigende sfeer dat, naast het plegen van geweld (het duwen en trekken op zich), ook het dreigen met geweld wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachten getalsmatig en fysiek de overmacht hadden.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat er voor medeplegen sprake moet zijn van nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn. Ook indien geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte] een wezenlijke bijdrage geleverd aan beide ten laste gelegde feiten, waardoor sprake is van medeplegen. De rechtbank neemt in aanmerking dat [verdachte] wist van de gemaakte afspraak met [slachtoffer] en dat hij met zijn twee mededaders naar de [locatie] te [plaats] is gegaan. De verdachten hebben [slachtoffer] samen benaderd en hem gedwongen plaats nemen in zijn auto, waarna [verdachte] en zijn mededaders zelf ook in de auto zijn gaan zitten. Hij is gedwongen € 200,-, zijn pinpas en pincode af te geven. [medeverdachte 1] is vervolgens met deze pinpas gaan pinnen. Dat [medeverdachte 1] alleen is gaan pinnen doet niet af aan de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. [verdachte] was op de hoogte dat er geld gemaakt zou worden met de pinpas. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat de twee andere daders ( [verdachte] en [medeverdachte 2] ) bij de auto bleven en er telefonisch contact was met de pinner. Toen het pinnen klaarblijkelijk was gelukt zijn [verdachte] en zijn mededader weggegaan. Deze voortdurende aanwezigheid van [verdachte] maakt dat er kon worden nagegaan of de opgegeven pincode juist was en de afperssituatie werd zo in stand gehouden. De rechtbank neemt tot slot in overweging dat [medeverdachte 1] ter terechtzitting heeft verklaard dat het afgenomen geld van [slachtoffer] onderling tussen de verdachten is verdeeld.
T.a.v. feit 1
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat het geld (€ 200,-) en de pinpas (met bijbehorende pincode) zijn ‘weggenomen’, aangezien uit de concrete omstandigheden van het geval blijkt dat deze goederen door [slachtoffer] (onder dwang) aan [verdachte] en zijn mededaders zijn afgegeven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
feit 1:op 20 oktober 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (200,00 euro) en een bankpas en bijbehorende pincode, die geheel aan die [slachtoffer] toebehoorden, door
- zich op social media (Tinder en Kik) uit te geven voor ' [contactnaam] ' en
- als ' [contactnaam] ' met [slachtoffer] , ten behoeve van een (seks)afspraak, een ontmoeting op de [locatie] in [plaats] te arrangeren en
- [slachtoffer] , met gezichtsbedekking, mondkapjes en capuchons op, te benaderen en
- het portier van de auto, waarin die [slachtoffer] zat, te openen en
- [slachtoffer] te zeggen dat hij een afspraak had gemaakt met een zusje van een van hen en
- [slachtoffer] op dreigende toon te zeggen dat hij zijn portemonnee, zijn autosleutels en zijn telefoon moest afgeven en
- (nadat [slachtoffer] was weggerend) [slachtoffer] te achtervolgen en te achterhalen en
- [slachtoffer] vast te pakken en terug te duwen naar diens auto en
- [slachtoffer] te dwingen (opnieuw) plaats te nemen in diens auto en
- (ook) in de auto te stappen en
- (in de auto) [slachtoffer] te dwingen om zijn pinpas en de bijbehorende pincode en 200,00 euro (cash) af te geven en
- [slachtoffer] te dwingen in de auto te blijven zitten, totdat er gepind was;
feit 2:
op 20 oktober 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, 2.000,00 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door te pinnen met een bankpas en een bijbehorende pincode, tot het gebruik waarvan verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en 2:
de voortgezette handeling van
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht [verdachte] conform artikel 9a Sr geen straf en/of maatregel op te leggen, gelet op zijn proceshouding, het tijdsverloop en de eerder opgelegde forse werkstraf. Oplegging van een werkstraf in huidige strafzaak heeft geen pedagogische waarde meer.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan afpersing en de diefstal van in totaal € 2.200,-. Er is via Tinder contact gezocht met [slachtoffer] . Hij was in de veronderstelling een (seks)afspraak te hebben met ‘ [contactnaam] ’, een meisje met wie hij dacht te spreken. Verdachten hebben [slachtoffer] ten behoeve van deze afspraak naar een afgelegen plek laten komen en hem met zijn drieën met geweld en bedreiging met geweld gedwongen tot afgifte van zijn geld en pinpas (met bijbehorende pincode). Vervolgens heeft mededader [medeverdachte 1] met de pinpas van [slachtoffer] een fors bedrag gepind. Hij heeft in zijn melding verteld dat hij vreesde voor het verlies van al zijn geld en dat hij bang was. [verdachte] heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor [slachtoffer] en enkel gehandeld uit financieel gewin. De mogelijk kwalijke en afkeuringswaardige intenties van [slachtoffer] bij het maken van de (seks)afspraak, rechtvaardigen het handelen van [verdachte] niet. Het gaat om een ernstige vorm van eigenrichting die verwerpelijk en ongeoorloofd is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 mei 2023 op naam van de [verdachte] , waaruit blijkt dat [verdachte] eerder (op 4 januari 2022) onherroepelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Er is dan ook formeel sprake van recidive.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 juni 2023, opgemaakt door mevrouw K. Jansen, raadsonderzoeker. [verdachte] staat al voor een langere periode onder toezicht van de reclassering. Het toezicht verloopt wisselend, zo lukt het [verdachte] niet altijd om afspraken na te komen en is het voor de reclassering lastig om met [verdachte] in contact te komen. Uit de rapportage blijkt ook dat [verdachte] , vanwege het afzeggen van en niet verschijnen op afspraken, niet gesproken is bij het opstellen van het huidige rapport. [verdachte] is in april 2023 opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie. Hij wordt verdacht van mishandeling en openlijke geweldpleging. Ook heeft [verdachte] meermaals het bij vonnis van 4 januari 2022 opgelegde contactverbod verbroken. De reclassering acht het wel positief dat [verdachte] zijn schulden heeft afgelost en dagbesteding heeft in de vorm van werk. De reclassering adviseert dan ook [verdachte] , bij bewezenverklaring, geen (onvoorwaardelijke) jeugddetentie op te leggen. Daarnaast vraagt de reclassering zich af wat de pedagogische meerwaarde is van een straf, gezien het feit dat de verdenking meer dan twee jaar geleden is ontstaan en [verdachte] zijn behandelingstraject bij de Waag positief heeft afgerond.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. In eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat in jeugdstrafzaken de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Die termijn begint te lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem vervolging wordt ingesteld. De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op het moment dat [verdachte] heeft afgezien gehoord te worden over de huidige verdenking. Dit was op 13 oktober 2022. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, is de redelijke termijn van 16 maanden niet overschreden. De rechtbank neemt wel in aanmerking dat het om oudere feiten gaat en zal hier bij de op te leggen straf rekening mee houden.
Beoordeling van de rechtbank
Gelet op het tijdsverloop en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 juni 2023 acht de rechtbank het opleggen van een jeugddetentie niet meer op zijn plaats. Wel ziet de rechtbank, gezien de aard en ernst van de feiten en de persoon van verdachte, aanleiding om aan [verdachte] een taakstraf op te leggen. Het aantal uren taakstraf is lager dan gebruikelijk in soortgelijke zaken, de rechtbank heeft hierbij sterk gelet op de straf die [verdachte] reeds op 4 januari 2022 heeft gekregen voor de feiten die hiermee in nauw verband stonden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 30 uren passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 56, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 30 uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte] de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
15 dagen jeugddetentie;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.D. Groen, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en G. Schnitzler, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2023.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (200,00 Euro) en/of een bankpas (en bijbehorende pincode), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich op social media (Tinder en Kik) uit te geven voor ' [contactnaam] ' en/of
- als ' [contactnaam] ' met [slachtoffer] , ten behoeve van een (seks)afspraak, een ontmoeting op de [locatie] in [plaats] te arrangeren en/of
- [slachtoffer] , met gezichtsbedekking, mondkapjes en capuchons op, te benaderen en/of
- het portier van de auto, waarin die [slachtoffer] zat, te openen en/of
- [slachtoffer] te zeggen dat hij een afspraak had gemaakt met een zusje van een van hen en/of
- [slachtoffer] op dreigende toon te zeggen dat hij zijn portemonnee, zijn autosleutels en zijn telefoon moest afgeven en/of
- (nadat [slachtoffer] was weggerend) Diks te achtervolgen en te achterhalen en/of
- [slachtoffer] vast te pakken en terug te duwen naar diens auto en/of
- [slachtoffer] te dwingen (opnieuw) plaats te nemen in diens auto en/of
- (ook) in de auto te stappen en/of
- (in de auto) [slachtoffer] te dwingen om zijn pinpas en de bijbehorende pincode en 200,00 Euro (cash) af te geven en/of
- [slachtoffer] te dwingen in de auto te blijven zitten, totdat er gepind was
en/of
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (200,00 Euro) en/of een bankpas (en bijbehorende pincode), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, door
- zich op social media (Tinder en Kik) uit te geven voor ' [contactnaam] ' en/of
- als ' [contactnaam] ' met [slachtoffer] , ten behoeve van een (seks)afspraak, een ontmoeting op de [locatie] in [plaats] te arrangeren en/of
- [slachtoffer] , met gezichtsbedekking, mondkapjes en capuchons op, te benaderen en/of
- het portier van de auto, waarin die [slachtoffer] zat, te openen en/of
- [slachtoffer] te zeggen dat hij een afspraak had gemaakt met een zusje van een van hen en/of
- [slachtoffer] op dreigende toon te zeggen dat hij zijn portemonnee, zijn autosleutels en zijn telefoon moest afgeven en/of
- (nadat [slachtoffer] was weggerend) [slachtoffer] te achtervolgen en te achterhalen en/of
- [slachtoffer] vast te pakken en terug te duwen naar diens auto en/of
- [slachtoffer] te dwingen (opnieuw) plaats te nemen in diens auto en/of
- (ook) in de auto te stappen en/of
- (in de auto) [slachtoffer] te dwingen om zijn pinpas en de bijbehorende pincode en 200,00 Euro (cash) af te geven en/of
- [slachtoffer] te dwingen in de auto te blijven zitten, totdat er gepind was;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2.000,00 Euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door te pinnen met een bankpas en een bijbehorende pincode, tot het gebruik waarvan verdachte en/of zijn mededaders niet gerechtigd, gemachtigd en/of bevoegd waren;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 december 2020, genummerd PL0900-2020398572, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 224. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van 14 december 2021 wordt hieraan (A) toegevoegd.
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juni 2023, inhoudende de
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 79.
4.Een (verkort) proces-verbaal ter terechtzitting van 14 december 2021 in de zaak tegen [medeverdachte 1] , pagina 2 (A).
5.Een (verkort) proces-verbaal ter terechtzitting van 14 december 2021 in de zaak tegen [medeverdachte 1] , pagina 3 (A)