Op 15 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het seksueel binnendringen van zijn minderjarige nichtje en ontuchtige handelingen met haar. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2023. De officier van justitie, mr. M. Kamper, achtte het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. Hannaart, vrijspraak bepleitte wegens onvoldoende steunbewijs voor de aangifte.
De rechtbank oordeelde dat zedenzaken vaak gekenmerkt worden door het bewijsminimum, waarbij de verklaring van het vermeende slachtoffer niet alleen kan staan. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De getuigen die waren gehoord, hadden enkel verklaard wat de aangeefster hen had verteld, waardoor hun verklaringen niet als steunbewijs konden dienen. Ook medische stukken konden niet als bewijs dienen voor de ontuchtige handelingen.
Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van de tenlastelegging. De benadeelde partij, die een schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte vrijgesproken werd van het ten laste gelegde feit. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder haar eigen kosten droeg.