4.3Het oordeel van de rechtbank
-
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsman eens dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de ten laste gelegde poging oplichting. Mede nu een aangifte en een claim die bij SAA Verzekeringen zou zijn ingediend ontbreken.
-
Bewezenverklaring van feit 1
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [plaats] ), zakelijk weergegeven
Wij kwamen voor forensisch onderzoek aan op de [adres 2] te [plaats] .In het deurkozijn zagen wij dat de metalen sluitstrip nog aanwezig was en dat ook hier in de sluitkommen geen schade was.
Slaapkamer:
Wij zagen dat er voor
de kledingkast diverse kledingstukken lagen. In de kleding in de slaapkamer werd verhoogde concentraties ontbrandbare vloeistoffen gemeten. Wij zagen dat de matras en daarop gelegen topper brandschade vertoonde. Wij zagen dat de kledingkast ter hoogte van de matras was aangestraald. Wij zagen dat de kleding op de vloer eveneens brandschade vertoonde. In en nabij het bed en kleding werd door ons geen elektrische apparaten aangetroffen.
Kantoor:
Wij zagen dat het hele kantoor rook- en hitteschade vertoonde. Wij zagen inbranding in de vloer en deur, en schoonbranding tegen de zijwand. Dit betrof een primaire brandhaard. Nadat wij de brandresten hadden verwijderd zagen wij een bepaalde typerende inbranding in de vloer. Deze inbranding is kenmerkend voor een vloeistofbrand waarbij de vloeistof een koelend effect heeft op de ondergrond en de randen ingebrand raken. In de brandresten werd door ons geen elektrische apparaten aangetroffen.
Interpretatie van bevindingen
Een technische oorzaak is in beide brandhaarden uitgesloten. Een ongeluk of nalatigheid is onwaarschijnlijk omdat in dit geval er op 1 enkele plaats brand zou ontstaan. De kans dat er in 1 woning op exact hetzelfde moment op 2 verschillende locaties door nalatigheid brand ontstaat is nihil. Gezien bovenstaande bevindingen is opzettelijke brandstichting met gebruik van een ontbrandbare vloeistof meest aannemelijk.
Tijdens een brand ontstaat een dikke rooklaag met daarin zeer giftige dampen waaronder koolmonoxide (CO). Bij opname van koolmonoxide – door inademing – bij een gehalte van ongeveer 30% CO in het lichaam kan bewusteloosheid optreden, bij een opname van ongeveer 50% CO treed de dood in. In onderhavige casus is te stellen dat buren door de stank en rook gealarmeerd werden en de brandweer alarmeerden. Koolmonoxide kan in dit geval al in grotere hoeveelheden aanwezig zijn in nabij gelegen woningen. In onderhevige casus was er dus gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten als bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht.
Het volgende spoor en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Goednummer: PL0900-2023013530-3104774
SIN: AANO8588NL
Bijzonderheden: Meerdere kledingstukken uit brand pd, mogelijk vloeistof
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 27 februari 2023
De in de kleding [AAN08588NL] aangetoonde combinatie van verzadigde alifatische en aromatische koolwaterstoffen, tezamen met de patronen waarin deze stoffen zijn aangetoond, is kenmerkend voor motorbenzine.
Een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 2] , zakelijk weergegeven
Ik zag en sprak met verdachte toen ik zijn telefoon in beslag nam. Ik zag dat hij qua uiterlijk overeenkwam met de camerabeelden. Ik zag namelijk dat hij een getinte huidskleur heeft en zijn haar grijs van kleur was. Daarnaast komt de vorm van zijn gezicht overeen met de beelden.
Op de beelden zag ik dat [verdachte] meerdere keren de lift nam en naar buiten liep. Op de beelden van de achteruitgang, om 17.40 uur, zag ik dat de verdachte het pand binnen liep.
De laatste beelden die ik van de verdachte zag, zag ik dat hij om 18.16 uur het pand verliet via de achteruitgang.
Een proces-verbaal van bevindingen bankresultaten, zakelijk weergegeven
Naar aanleiding van de historische bevragingen van de bankrekeningen bij Nederlandse banken is gebleken dat verdachte [verdachte] gebruik maakt van bankrekening [rekeningnummer] .
Op de rekening [rekeningnummer] zag ik de volgende afschrijving:
ESSO EXPRESS [locatie] // Pasvolgnr.: [pasvolgnummer] 13-01-2023 17.01 EUR 1,90.
Een proces-verbaal van bedingingen pintransactie tankstation, zakelijk weergegeven
Ik zag de gegevens die ik heb gevorderd van de pintransactie van €1,90 bij Esso Express op 13 januari 2023 omstreeks 17:01 uur. In dat overzicht is te zien dat er voor €1,90 een hoeveelheid van 1,08 liter benzine (Euro95) getankt is.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , zakelijk weergegeven
Ik sprak met de Bevelvoerder Brandweer ten aanzien van de brand melding op de [adres 2] te [plaats] van 13 januari 2023. Verkort weergegeven verklaarde hij dat hij op zijn pieper de melding van brand binnen kreeg op 13 januari 2023 om 18.50 uur. Hij zag dat de voordeur van de woning dicht was.
Bewijsoverweging
De rechtbank heeft, anders dan door de verdediging betoogd, geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de forensisch onderzoekers en gebruikt het proces-verbaal forensisch onderzoek daarom voor het bewijs. Dat betekent dat de rechtbank ervan uit gaat dat een technische oorzaak in de twee aangetroffen brandhaarden is uitgesloten en dat een ongeluk onwaarschijnlijk is. De rechtbank volgt ook de conclusie dat het gezien de bevindingen het meest aannemelijk is dat de brand opzettelijk is gesticht met gebruik van een ontbrandbare vloeistof.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat verdachte als laatste persoon in de woning aanwezig is geweest en het appartement verliet kort voordat de brand door de buren werd gemeld. Er is geen aanwijzing dat er iemand in de woning heeft ingebroken nadat verdachte de woning heeft verlaten. De voordeur van de woning vertoonde geen braaksporen en de voordeur kon niet geflipperd worden.De voordeur kon ook niet opengemaakt worden door het deels beschadigde voordeurraampje.Inbraak is ook niet waarschijnlijk, gezien de korte tijd tussen het vertrek van verdachte en het ontstaan van de brand. Dat verdachte vlak voor de brand 1 liter motorbenzine heeft gekocht terwijl een dergelijke stof ook is aangetroffen in de kleding uit de brandhaard, draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte de persoon is geweest die de brand heeft gesticht.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat een ander de woning zou hebben betreden en de brand zou hebben gesticht, wordt door deze bevindingen weerlegd. De rechtbank acht deze verklaring dan ook ongeloofwaardig.
Met betrekking tot het ten laste gelegde levensgevaar voor een ander stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste jurisprudentie vereist is dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Uit de voornoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte de brand heeft gesticht in een appartementencomplex met meerdere woningen, waar ook meerdere personen woonachtig en aanwezig waren en waarbij ook rookontwikkeling is ontstaan in een perceel rondom de woning van verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat levensgevaar voor de overige bewoners van het appartementencomplex ten tijde van de brandstichting, namelijk aan het eind van de middag, voorzienbaar was.