ECLI:NL:RBMNE:2023:6068

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
16/018716-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke brandstichting met levensgevaar en poging tot oplichting

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van opzettelijke brandstichting en poging tot oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een opsporingsonderzoek in de zin van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot oplichting, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevatte voor dit feit. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan opzettelijke brandstichting in het appartement van zijn moeder, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden te duchten was. De verdachte had vlak voor de brand de woning verlaten en er waren geen aanwijzingen dat er iemand anders in de woning was geweest. De rechtbank heeft op basis van forensisch onderzoek en camerabeelden geconcludeerd dat de verdachte de brand heeft gesticht. De straf die is opgelegd bedraagt 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/018716-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2023.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2023, 23 augustus 2023 en 1 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W. Römelingh, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 13 januari 2023 te [plaats] brand heeft gesticht in een appartement aan de [adres 2] waardoor gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar voor personen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was;
feit 2:
in de periode van 13 januari 2023 tot en met 20 februari 2023 te Amersfoort tezamen met een ander geprobeerd heeft SSA Verzekeringen op te lichten.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van feit 2. Ten eerste is volgens de verdediging geen sprake van een opsporingsonderzoek onder leiding van een officier van justitie door bij de wet aangewezen ambtenaren, nu ten aanzien van feit 2 een onderzoek van particulier onderzoeksbureau [naam onderzoeksbureau] aan het dossier is toegevoegd. Ten tweede voert de verdediging aan dat de bijschriften bij de foto’s in het onderzoek van [naam onderzoeksbureau] BV beledigend/discriminerend zijn.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om het verweer van de verdediging te verwerpen en het openbaar ministerie ontvankelijk te verklaren. Er is geen sprake van een zodanig grove veronachtzaming van het recht op een eerlijk proces dat een ernstige schending van de beginselen van behoorlijke procesorde aan de orde is. Er is een uitgebreid opsporingsonderzoek onder leiding van de officier van justitie uitgevoerd en het rapport van [naam onderzoeksbureau] BV is als geschrift aan het dossier toegevoegd. Er is geen rechtsregel die dat verbiedt. De officier van justitie geeft aan dat door het openbaar ministerie geen afstand wordt gedaan van de inhoud van dit rapport.
3.3
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank verwerpt het verweer strekkende de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en overweegt daartoe als volgt.
Er heeft een opsporingsonderzoek in de zin van het Wetboek van Strafvordering plaatsgevonden; door opsporingsambtenaren is onder leiding van de officier van justitie onderzoek gedaan naar de brandstichting. Het onderzoeksrapport van [naam onderzoeksbureau] BV is als geschrift toegevoegd aan het procesdossier. Dat mag. Het aangevoerde punt van de verdediging leidt derhalve niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De rechtbank ziet ook in de inhoud van het onderzoeksrapport geen reden voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Wat er ook moge zijn van de inhoud van de door de raadsman aangehaalde passages, er is geen sprake van een zodanig grove veronachtzaming van het recht op een eerlijk proces dat de beginselen van behoorlijke procesorde worden geschonden. Het staat de procespartijen vrij om – zoals de raadsman ook heeft gedaan – hun mening over die inhoud naar voren te brengen.
De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht het alternatieve scenario dat [A] de brand zou hebben gesticht en de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Zij voert hiertoe aan dat uit forensisch onderzoek blijkt dat de brand in het appartement aan de [adres 2] opzettelijk is gesticht en dat hierbij gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was. Verdachte verliet kort voor de brand de woning. De woning vertoonde geen sporen van braak, de deur kon niet geflipperd worden en inklimming via het balkon was niet mogelijk. Derhalve kan het niet anders dan dat verdachte de brand heeft gesticht.
De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit voor het onder feit 2 ten laste gelegde, wegens het gebrek aan bewijs. In het dossier ontbreekt een aangifte van SAA Verzekeringen en een claimformulier.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. De verdediging stelt vraagtekens bij de deskundigheid van de forensisch onderzoekers die de oorzaak van de brand hebben onderzocht en stelt zich op het standpunt dat niet door een deskundige is vastgesteld dat er sprake is van brandstichting. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat het dossier geen overtuigend bewijs bevat dat verdachte de brand heeft aangestoken.
Ten aanzien van feit 2 bevat het overeenkomstig de wet opgestelde politiedossier onvoldoende informatie. Verdachte heeft bovendien geen motief voor opzettelijke brandstichting en de poging oplichting.
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
-
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsman eens dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de ten laste gelegde poging oplichting. Mede nu een aangifte en een claim die bij SAA Verzekeringen zou zijn ingediend ontbreken.
-
Bewezenverklaring van feit 1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [plaats] ), zakelijk weergegeven
Wij kwamen voor forensisch onderzoek aan op de [adres 2] te [plaats] . [2] In het deurkozijn zagen wij dat de metalen sluitstrip nog aanwezig was en dat ook hier in de sluitkommen geen schade was. [3]
Slaapkamer:
Wij zagen dat er voor
de kledingkast diverse kledingstukken lagen. In de kleding in de slaapkamer werd verhoogde concentraties ontbrandbare vloeistoffen gemeten. Wij zagen dat de matras en daarop gelegen topper brandschade vertoonde. Wij zagen dat de kledingkast ter hoogte van de matras was aangestraald. Wij zagen dat de kleding op de vloer eveneens brandschade vertoonde. In en nabij het bed en kleding werd door ons geen elektrische apparaten aangetroffen.
Kantoor:
Wij zagen dat het hele kantoor rook- en hitteschade vertoonde. Wij zagen inbranding in de vloer en deur, en schoonbranding tegen de zijwand. Dit betrof een primaire brandhaard. Nadat wij de brandresten hadden verwijderd zagen wij een bepaalde typerende inbranding in de vloer. Deze inbranding is kenmerkend voor een vloeistofbrand waarbij de vloeistof een koelend effect heeft op de ondergrond en de randen ingebrand raken. In de brandresten werd door ons geen elektrische apparaten aangetroffen.
Interpretatie van bevindingen [4]
Een technische oorzaak is in beide brandhaarden uitgesloten. Een ongeluk of nalatigheid is onwaarschijnlijk omdat in dit geval er op 1 enkele plaats brand zou ontstaan. De kans dat er in 1 woning op exact hetzelfde moment op 2 verschillende locaties door nalatigheid brand ontstaat is nihil. Gezien bovenstaande bevindingen is opzettelijke brandstichting met gebruik van een ontbrandbare vloeistof meest aannemelijk.
Tijdens een brand ontstaat een dikke rooklaag met daarin zeer giftige dampen waaronder koolmonoxide (CO). Bij opname van koolmonoxide – door inademing – bij een gehalte van ongeveer 30% CO in het lichaam kan bewusteloosheid optreden, bij een opname van ongeveer 50% CO treed de dood in. In onderhavige casus is te stellen dat buren door de stank en rook gealarmeerd werden en de brandweer alarmeerden. Koolmonoxide kan in dit geval al in grotere hoeveelheden aanwezig zijn in nabij gelegen woningen. In onderhevige casus was er dus gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten als bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht.
Het volgende spoor en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld: [5]
Goednummer: PL0900-2023013530-3104774
SIN: AANO8588NL
Bijzonderheden: Meerdere kledingstukken uit brand pd, mogelijk vloeistof [6]
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 27 februari 2023
De in de kleding [AAN08588NL] aangetoonde combinatie van verzadigde alifatische en aromatische koolwaterstoffen, tezamen met de patronen waarin deze stoffen zijn aangetoond, is kenmerkend voor motorbenzine. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 2] , zakelijk weergegeven
Ik zag en sprak met verdachte toen ik zijn telefoon in beslag nam. Ik zag dat hij qua uiterlijk overeenkwam met de camerabeelden. Ik zag namelijk dat hij een getinte huidskleur heeft en zijn haar grijs van kleur was. Daarnaast komt de vorm van zijn gezicht overeen met de beelden.
Op de beelden zag ik dat [verdachte] meerdere keren de lift nam en naar buiten liep. Op de beelden van de achteruitgang, om 17.40 uur, zag ik dat de verdachte het pand binnen liep. [8]
De laatste beelden die ik van de verdachte zag, zag ik dat hij om 18.16 uur het pand verliet via de achteruitgang. [9]
Een proces-verbaal van bevindingen bankresultaten, zakelijk weergegeven
Naar aanleiding van de historische bevragingen van de bankrekeningen bij Nederlandse banken is gebleken dat verdachte [verdachte] gebruik maakt van bankrekening [rekeningnummer] . [10]
Op de rekening [rekeningnummer] zag ik de volgende afschrijving:
ESSO EXPRESS [locatie] // Pasvolgnr.: [pasvolgnummer] 13-01-2023 17.01 EUR 1,90. [11]
Een proces-verbaal van bedingingen pintransactie tankstation, zakelijk weergegeven
Ik zag de gegevens die ik heb gevorderd van de pintransactie van €1,90 bij Esso Express op 13 januari 2023 omstreeks 17:01 uur. In dat overzicht is te zien dat er voor €1,90 een hoeveelheid van 1,08 liter benzine (Euro95) getankt is. [12]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , zakelijk weergegeven
Ik sprak met de Bevelvoerder Brandweer ten aanzien van de brand melding op de [adres 2] te [plaats] van 13 januari 2023. Verkort weergegeven verklaarde hij dat hij op zijn pieper de melding van brand binnen kreeg op 13 januari 2023 om 18.50 uur. Hij zag dat de voordeur van de woning dicht was. [13]
Bewijsoverweging
De rechtbank heeft, anders dan door de verdediging betoogd, geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de forensisch onderzoekers en gebruikt het proces-verbaal forensisch onderzoek daarom voor het bewijs. Dat betekent dat de rechtbank ervan uit gaat dat een technische oorzaak in de twee aangetroffen brandhaarden is uitgesloten en dat een ongeluk onwaarschijnlijk is. De rechtbank volgt ook de conclusie dat het gezien de bevindingen het meest aannemelijk is dat de brand opzettelijk is gesticht met gebruik van een ontbrandbare vloeistof.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat verdachte als laatste persoon in de woning aanwezig is geweest en het appartement verliet kort voordat de brand door de buren werd gemeld. Er is geen aanwijzing dat er iemand in de woning heeft ingebroken nadat verdachte de woning heeft verlaten. De voordeur van de woning vertoonde geen braaksporen en de voordeur kon niet geflipperd worden. [14] De voordeur kon ook niet opengemaakt worden door het deels beschadigde voordeurraampje. [15] Inbraak is ook niet waarschijnlijk, gezien de korte tijd tussen het vertrek van verdachte en het ontstaan van de brand. Dat verdachte vlak voor de brand 1 liter motorbenzine heeft gekocht terwijl een dergelijke stof ook is aangetroffen in de kleding uit de brandhaard, draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte de persoon is geweest die de brand heeft gesticht.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat een ander de woning zou hebben betreden en de brand zou hebben gesticht, wordt door deze bevindingen weerlegd. De rechtbank acht deze verklaring dan ook ongeloofwaardig.
Met betrekking tot het ten laste gelegde levensgevaar voor een ander stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste jurisprudentie vereist is dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Uit de voornoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte de brand heeft gesticht in een appartementencomplex met meerdere woningen, waar ook meerdere personen woonachtig en aanwezig waren en waarbij ook rookontwikkeling is ontstaan in een perceel rondom de woning van verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat levensgevaar voor de overige bewoners van het appartementencomplex ten tijde van de brandstichting, namelijk aan het eind van de middag, voorzienbaar was.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 13 januari 2023 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met kleding, matrassen en een brandbare stof ten gevolge waarvan de slaapkamer en het kantoor van het appartement aan de [adres 2] gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan
- gemeen gevaar voor (de inboedel van) het appartement en de omliggende/aangrenzende appartementen, en
- levensgevaar voor de bewoners van de omliggende/aangrenzende appartementen,

te duchten was.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting in het appartement van zijn moeder. Daardoor is de woning ernstig beschadigd geraakt. Verdachte stichtte de brand op een tijdstip dat veel omwonenden thuis waren en de gevolgen hadden daardoor veel erger kunnen zijn als de brand niet op tijd was opgemerkt en gemeld. Er bestond een reële kans dat de brand zou overslaan naar andere appartementen en dat omwonenden zouden worden blootgesteld aan een dodelijke hoeveelheid koolmonoxide. Een dergelijke brandstichting veroorzaakt gevoelens van onveiligheid, in het bijzonder voor de medebewoners van het appartementencomplex. Dat ernstiger gevolgen zijn uitgebleven is niet aan verdachte te danken. Hij heeft immers de woning verlaten nadat hij de brand had gesticht en heeft daarmee de onvoorspelbare en mogelijk vergaande ontwikkeling van de brand voor lief genomen. Het is dan ook een zeer ernstig feit.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het strafblad van verdachte van 4 oktober 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten.
De straf
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat met geen andere straf kan worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die het reeds ondergane voorarrest van verdachte overstijgt.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat verdachte een first offender is. Gelet hierop zal de rechtbank bij de straftoemeting afwijken van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren en gronden die tot het bevel van de voorlopige hechtenis hebben geleid, thans nog onverkort aanwezig zijn. De rechtbank is van oordeel dat het strafvorderlijk belang met dit veroordelend vonnis zwaarder is komen te wegen dan het persoonlijk belang van de verdachte. Daarom zal de schorsing van de voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63, 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde;
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders ten laste is gelegd niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van
de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
heft ophet bevel tot
schorsingvan de
voorlopige hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Böhmer, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. N.S. Stekkel en R.I. van Balkom griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2023.
Mr. Böhmer en mr. Hoekstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 13 januari 2023 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met kleding, matrassen, benzine en/of terpentine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan de slaapkamer en/of het kantoor van het appartement aan de [adres 2] geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan, en daarvan
- gemeen gevaar voor (de inboedel van) het appartement en/of de omliggende/aangrenzende appartementen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
- levensgevaar voor de bewoner(s) van de omliggende/aangrenzende appartementen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) van de omliggende/aangrenzende appartementen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 13 januari 2023 tot en met 20 februari 2023 te [plaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, SAA Verzekeringen te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten enig geldbedrag
- brand heeft gesticht in enig tegen brandgevaar verzekerd goed, te weten in de woning gelegen aan de [adres 2] ,
- ( vervolgens) in strijd met de waarheid heeft gemeld, althans heeft laten melden bij die SAA Verzekeringen, dat er door onbekende personen brand is gesticht, althans door een onbekende oorzaak brand is ontstaan, in die voornoemde woning, en/of
- ( vervolgens) een valse schadeclaim heeft ingediend bij die SAA Verzekeringen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van het onderzoek 1GA23SPER van 22 februari 2023, genummerd 202322011115; van 28 februari 2023 en 11 mei 2023, genummerd 202327021150; van 3 mei 2023, genummerd 20230503.0907.14262; genummerd 07182308481044 zonder datum, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 430. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, pagina 269.
3.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, pagina 271.
4.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek p. 272.
5.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek p. 273.
6.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek p. 274.
7.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 27 februari 2023, p. 321.
8.Een proces-verbaal van uitkijken camerabeelden, pagina 59.
9.Een proces-verbaal van uitkijken camerabeelden, pagina 60.
10.Een proces-verbaal van bevindingen bankresultaten pagina 147.
11.Een proces-verbaal van bevindingen bankresultaten pagina 148.
12.Een proces-verbaal van bevindingen pintransactie tankstation, pagina 223.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 52.
14.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, pagina 271; Een proces-verbaal van bevindingen gesprek [B] , pagina 119.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 52.