Uitspraak
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBEDRIJF,
2.
STICHTING RAAD VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBRANCHE,
1.De procedure
- de akte van BPF Schoonmaak en Ras van 21 juni 2023,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en Stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (hierna gezamenlijk aangeduid als BPF en Ras) tegen [gedaagde] B.V. De vordering van BPF en Ras was gericht op het innen van onbetaalde facturen met betrekking tot premies en bijdragen aan het bedrijfstakpensioenfonds. De kern van de zaak was de vraag of [gedaagde] B.V. verplicht was deel te nemen aan het pensioenfonds, wat afhankelijk was van de vraag of zij onder de verplichte deelneming viel.
De kantonrechter oordeelde dat BPF en Ras niet in hun bewijsopdracht zijn geslaagd. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat [gedaagde] B.V. met ingang van 23 juni 2019 onder de verplichtstelling viel. De bewijsstukken die door BPF en Ras waren overgelegd, waaronder e-mails en bankafschriften, gaven geen duidelijkheid over de arbeidsrelatie tussen [gedaagde] B.V. en de betrokken werkneemster, mevrouw [B]. De kantonrechter stelde vast dat er geen arbeidsovereenkomst was overgelegd die aantoont dat [gedaagde] B.V. een uitzendorganisatie is, en dat de stelplicht en bewijslast bij BPF en Ras lagen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van BPF en Ras afgewezen en bepaald dat elke partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken, waarbij de kantonrechter rekening hield met de omstandigheden van de zaak, waaronder het gebrek aan medewerking van [gedaagde] B.V. bij het verstrekken van relevante informatie over haar werknemers.