In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Midden-Nederland, betreft het een kort geding dat is aangespannen door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] tegen [gedaagde] B.V. De eisende partijen, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.P.R. Vrakking, hebben een geschil over een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een nieuwbouwwoning. De bouw ligt stil vanwege onenigheid over de kostenoverschrijding ten opzichte van de overeengekomen richtprijs. De voorzieningenrechter heeft op 15 september 2023 een vonnis gewezen waarin werd bepaald dat [gedaagde] de bouw moest hervatten, maar dat [eiser sub 1] c.s. een zekerheid moest stellen ter waarde van € 238.500,-. Na een verzoek tot verbetering van dit vonnis door de eisende partijen, heeft de rechtbank op 5 oktober 2023 een herstelvonnis uitgesproken. In dit herstelvonnis is vastgesteld dat er sprake was van een kennelijke fout in het eerdere vonnis. Het bedrag van de bankgarantie moest worden aangepast naar € 373.000,- en de dwangsom die aan [gedaagde] werd opgelegd, moest worden gewijzigd. De voorzieningenrechter heeft de verbeteringen in het vonnis van 15 september 2023 doorgevoerd en gelast dat de partijen de ontvangen afschriften van het eerdere vonnis aan de griffie retourneren. Dit herstelvonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.G.W.P. Heijne.