ECLI:NL:RBMNE:2023:6038

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
561848 FV RK 23-2108
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een klacht over de toediening van verplichte medicatie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 oktober 2023 een beschikking gegeven naar aanleiding van een klacht die door [verweerder] was ingediend tegen de [kliniek]. De klacht betrof de beslissing van de [kliniek] om op 4 mei 2023 verplichte zorg te verlenen aan [verweerder] in de vorm van medicatie, terwijl hij op dat moment niet psychotisch was, maar boos. De klachtencommissie had de klacht deels gegrond verklaard, maar de rechtbank moest nu beoordelen of de beslissing van de [kliniek] om medicatie toe te dienen rechtmatig was.

De rechtbank oordeelde dat de klachtencommissie niet onterecht had geoordeeld over de keuze en dosering van de medicatie, maar dat de beslissing van de [kliniek] om verplichte zorg te verlenen aan [verweerder] voldeed aan de eisen van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank stelde vast dat er een zorgvuldige belangenafweging had plaatsgevonden en dat de toediening van de medicatie noodzakelijk was gezien de psychotische decompensatie van [verweerder].

De rechtbank verklaarde de klacht van [verweerder] ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor een schadevergoeding. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. C.M.A.T. van der Geest, rechter, en mr. A. Minkjan als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/561848 / FV RK 23-2108
Beslissing over klacht ex artikel 10:7 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
Beschikking van 24 oktober 2023op het ingediende verzoekschrift van
[verzoeker] ,psychiater bij de
[kliniek] ,
onderdeel van
[organisatie] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de [kliniek] ,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht ingediend bij de klachtencommissie door:
[verweerder] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
verblijvende bij de [kliniek] ,
hierna: [verweerder] ,
advocaat: mr. J.J.J.L. Maalsté.

1.Procesverloop

1.1.
De [kliniek] verleent verplichte zorg aan [verweerder] op grond van een zorgmachtiging die geldt tot 6 oktober 2023.
1.2.
Op 4 mei 2023 heeft de [kliniek] aan [verweerder] verplichte zorg gegeven in de vorm van toediening van medicatie. [verweerder] heeft tegen deze beslissing op 22 mei 2023 een klacht bij de klachtencommissie ingediend.
1.3.
De klachtencommissie heeft op 18 juli 2023 een beslissing op de klacht genomen. De klachtencommissie heeft de klacht, voor het deel dat is gericht tegen de beslissing om verplichte zorg te verlenen, ongegrond verklaard. De klachtencommissie heeft de klacht, voor het deel dat gericht is tegen de gegeven medicatie, gegrond verklaard en aan [verweerder] een schadevergoeding van € 25,- toegekend. De beslissing van de klachtencommissie is op 19 juli 2023 verzonden.
1.4.
Op 23 augustus 2023 heeft de [kliniek] bij de rechtbank een verzoek met bijlagen ingediend om een beslissing op de klacht te krijgen.
1.5.
De mondelinge behandeling van het verzoek van de [kliniek] heeft plaatsgevonden op 13 september 2023 in de [kliniek] . Op de zitting zijn verschenen:
  • de advocaat van betrokkene;
  • de heer [verzoeker] , psychiater;
  • de heer [A] , geneesheer-directeur bij de [kliniek] .
1.6.
[verweerder] is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft daarop de zitting geschorst en de advocaat de gelegenheid gegeven hierover met [verweerder] te spreken. [verweerder] heeft tijdens het gesprek met zijn advocaat aangegeven niet bij de zitting aanwezig te willen zijn. De rechtbank heeft daarop - met instemming van de advocaat - de zitting voortgezet buiten aanwezigheid van [verweerder] .

2.Standpunt partijen

2.1.
[verweerder] heeft een klacht ingediend tegen de beslissing van de [kliniek] van 4 mei 2023 om aan hem verplichte zorg toe te dienen in de vorm van medicatie tijdens zijn separatie. Hij was op dat moment niet psychotisch, maar boos. En een mens mag ook gewoon boos zijn, aldus [verweerder] . Op de hoorzitting van de klachtencommissie heeft de patiëntvertrouwenspersoon nog toegelicht dat de beslissing van 4 mei onvoldoende concreet is, zowel wat betreft de wijze van toebrenging als het soort medicatie dat is gegeven.
2.2.
De [kliniek] heeft de beslissing om aan [verweerder] verplichte medicatie toe te dienen als volgt toegelicht. [verweerder] was vanwege psychotische ontregeling in ieder geval vanaf 28 april 2023 gesepareerd. Toen bleek dat het toestandsbeeld van [verweerder] ondanks de separatie niet verbeterde, is op 4 mei 2023 besloten om hem anti-psychotische medicatie toe te dienen. In de dagen daaraan voorafgaand is dit met [verweerder] overlegd, maar [verweerder] weigerde dit steevast. [verweerder] heeft twee medicijnen via een injectie gekregen. Het eerste is haloperidol 25 mg. Dit betreft een depot dat tussen de twee en vier weken werkt. Daarnaast heeft betrokkene 50 mg promethazine toegediend gekregen. Dit is een kalmeringsmiddel dat tevens eventuele bijwerkingen van de haloperidol tegengaat en het is gangbare praktijk om deze twee middelen te combineren.
2.3.
De [kliniek] heeft ten aanzien van het gebruik van deze specifieke medicatie nog de volgende toelichting gegeven. [verweerder] was al geruime tijd in de separeer geplaatst. Toen dat onvoldoende effect had en [verweerder] medicatie weigerde, is besloten hem een depot met een kalmeringsmiddel toe te dienen. [verweerder] is eerder stabiel geweest met een depot, zodat dit een effectief middel was om de situatie te stabiliseren. Een antipsychotica met een kortdurende werking is overwogen, maar dat zou een paar dagen achter elkaar moeten worden toegediend, naar alle waarschijnlijkheid onder forse dwang. Daarom is gekozen om een depot toe te dienen.
2.4.
De klachtencommissie heeft de klacht voor het deel dat is gericht tegen de beslissing verplichte zorg te verlenen ongegrond verklaard. De klachtencommissie vindt dat er een zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden bij het nemen van de beslissing tot verplichte zorg. [verweerder] was vanaf 28 april 2023 gesepareerd, maar dit hielp onvoldoende om zijn toestandsbeeld te verbeteren. Er is eerst geprobeerd in overleg met [verweerder] om de anti-psychotische medicatie te verhogen, maar [verweerder] bleef dit weigeren. Uiteindelijk is de beslissing genomen om de medicatie per injectie toe te dienen. De klachtencommissie vindt dat die beslissing voldoet aan de eisen van de wet, waarbij rekening is gehouden met de algemene uitgangspunten van de Wvggz.
2.5.
De klachtencommissie heeft de klacht voor het deel dat is gericht tegen de gegeven medicatie gegrond verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen:
Er was sprake van een acute situatie waarbij uitstellen niet langer verantwoord was voor klager en de omgeving. Er is gekozen om aan klager een depot te geven met medicatie die hij al eerder had gehad en waar hij goed op is hersteld. Hoewel de overweging goed te begrijpen is in het belang van klager, omdat het eerder goed heeft gewerkt en de verwachting was dat een kortdurend middel dagelijks met veel geweld zou moeten worden toegediend, is de klachtencommissie van oordeel dat het geven van een dergelijk depot geen passende reactie is geweest op een acute situatie. Voor een langwerkend depot zal eerst een aanvraag moeten worden gedaan, terwijl noodmedicatie altijd direct gegeven mag worden, en vervolgens de formulieren ingevuld kunnen worden. Er had dus toch eerst een kortwerkend middel gegeven moeten worden, gedurende de periode dat de aanvraag voor een langwerkend depot loopt.
2.6.
De [kliniek] is het niet eens met het oordeel van de klachtencommissie. De [kliniek] vindt dat de klachtencommissie, door een inhoudelijk oordeel te geven over de keuze en dosering van het medicijn dat bij de toepassing van verplichte zorg wordt gegeven, haar bevoegdheid heeft overschreden. Een oordeel over de keuze en dosering van een medicijn betreft immers een geneeskundig oordeel en de klachtencommissie is niet bevoegd om een dergelijk oordeel te geven.
2.7.
Subsidiair vindt de [kliniek] dat in de gegeven situatie het toedienen van een depot vanuit doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit het meest passend is geweest. De Wvggz stelt als eis dat verplichte zorg veilig moet kunnen worden toegepast. Omdat [verweerder] persistent weigerde meer of andere anti-psychotica in te nemen, was de inschatting dat een korter werkend middel dagelijks onder forse dwang zou moeten worden toegediend, omdat het toestandsbeeld en de compliance niet in één of twee dagen zouden verbeteren. Bovendien is [verweerder] eerder langere tijd stabiel geweest op het depot van 25 mg haloperidol.

3.Beoordeling

3.1.
De rechtbank stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Als er een klacht wordt ingediend, moet de klachtencommissie beoordelen of dat wat de klager aan zijn klacht ten grondslag legt, leidt tot een gegrondverklaring van de klacht. De rechtbank moet dit eveneens beoordelen als haar om een beslissing wordt gevraagd. Dit betekent dat als er een klacht wordt ingediend tegen een beslissing om medicatie als vorm van verplichte zorg toe te dienen en de klager het daarnaast ook niet eens is met het soort medicatie dat wordt toegediend, ook dat in de beoordeling moet worden betrokken. Dit vormt dan immers ook een grondslag van de klacht. Hierbij moeten de klachtencommissie en de rechtbank er uiteraard voor waken een geneeskundig oordeel te geven.
3.2.
De rechtbank legt de klacht van [verweerder] zo uit dat hij het niet eens is met het gebruik van medicatie in het algemeen en dat hij het niet eens is met de soort medicatie die hem is toegediend. Bij de klachtencommissie verklaart [verweerder] dat hij op het moment dat aan hem medicatie werd toegediend, niet psychotisch was, maar boos. Dit begrijpt de rechtbank zo dat [verweerder] bedoelt dat hij in het geheel geen medicatie nodig had. Op het klachtenformulier schrijft [verweerder] dat hij een klacht wil indienen omdat hij twee prikken in zijn bil heeft gekregen. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verweerder] het ook niet eens was met de toediening van medicatie in de vorm van een depot en een kalmeringsmiddel. Omdat [verweerder] deze twee klachtgronden aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd, heeft de klachtencommissie, door ook te beoordelen of het toedienen van een depot voldeed aan de eisen van verplichte zorg, dus niet een verkeerde maatstaf gehanteerd. Dit was slechts anders geweest als het gebruik van de specifieke medicatie niet aan de klacht van [verweerder] ten grondslag lag.
3.3.
In het licht van het voorgaande vindt de rechtbank dat de beslissing van de [kliniek] van 4 mei om aan [verweerder] verplichte zorg te verlenen, in de vorm van een depot en een kalmeringsmiddel, voldoet aan de eisen die de Wvvgz aan het verlenen van verplichte zorg stelt. De rechtbank zal uitleggen waarom zij dat vindt.
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank was het in de gegeven omstandigheden doelmatig en effectief om een depot toe te dienen. Er was sprake van een psychotische decompensatie bij [verweerder] . Eerst is geprobeerd om door middel van separatie de situatie te stabiliseren. Dat hielp echter onvoldoende. Tijdens de separatie is met [verweerder] overlegd over het toedienen van anti-psychotische medicatie, maar [verweerder] bleef dit weigeren. Omdat de toestand niet verbeterde, is uiteindelijk besloten om medicatie toe te dienen. Anders dan het oordeel van de klachtencommissie was er volgens de rechtbank geen sprake van een acute situatie. [verweerder] was immers al bijna een week gesepareerd zonder dat de toestand verbeterde. Het was de bedoeling om met (depot)medicatie de psychotische decompensatie te doorbreken. [verweerder] was bekend met dit depot en dit is in het verleden effectief gebleken. Ook was bekend dat hij geen negatieve bijwerkingen had van dit middel.
3.5.
Er was bovendien geen minder ingrijpend middel voor handen. Er is overwogen om [verweerder] een kortdurend medicijn (Cisordinol Acutard) toe te dienen. [verweerder] was echter niet met het betreffende medicijn bekend en van het medicijn is bekend dat het bijwerkingen geeft. Bovendien had een kortdurend medicijn volgens de geneesheer-directeur en de behandelaren meerdere dagen achter elkaar onder forse dwang toegediend moeten worden. Gelet op het toestandsbeeld van [verweerder] was de verwachting dat dit dan met behulp van een meerpersoonsbenadering (zes tot acht personen) toegediend had moeten worden, wat een traumatische ervaring is.
De rechtbank vindt daarom dat onder deze omstandigheden het toedienen van een depot voldeed aan de eisen van verplichte zorg.
3.6.
Omdat de beslissing om verplichte zorg te verlenen voldoet aan de eisen van de Wvggz, zal de rechtbank de klacht ongegrond verklaren.
3.7.
Omdat de rechtbank de klacht ongegrond zal verklaren, is er geen grond voor het toekennen van schadevergoeding. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart de klacht ongegrond;
4.2.
wijst af het verzoek tot schadevergoeding.
Deze beschikking is op 24 oktober 2023 gegeven door mr. C.M.A.T. van der Geest, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door mr. A. Minkjan als griffier.
..
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.