Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[kliniek] ,
[organisatie] ,
1.Procesverloop
- de advocaat van betrokkene;
- de heer [verzoeker] , psychiater;
- de heer [A] , geneesheer-directeur bij de [kliniek] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 oktober 2023 een beschikking gegeven naar aanleiding van een klacht die door [verweerder] was ingediend tegen de [kliniek]. De klacht betrof de beslissing van de [kliniek] om op 4 mei 2023 verplichte zorg te verlenen aan [verweerder] in de vorm van medicatie, terwijl hij op dat moment niet psychotisch was, maar boos. De klachtencommissie had de klacht deels gegrond verklaard, maar de rechtbank moest nu beoordelen of de beslissing van de [kliniek] om medicatie toe te dienen rechtmatig was.
De rechtbank oordeelde dat de klachtencommissie niet onterecht had geoordeeld over de keuze en dosering van de medicatie, maar dat de beslissing van de [kliniek] om verplichte zorg te verlenen aan [verweerder] voldeed aan de eisen van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank stelde vast dat er een zorgvuldige belangenafweging had plaatsgevonden en dat de toediening van de medicatie noodzakelijk was gezien de psychotische decompensatie van [verweerder].
De rechtbank verklaarde de klacht van [verweerder] ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor een schadevergoeding. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. C.M.A.T. van der Geest, rechter, en mr. A. Minkjan als griffier.