ECLI:NL:RBMNE:2023:6030

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
563959/ HA RK 23-202
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan gronden en onpartijdigheid

In deze wrakingszaak heeft verzoekster, een B.V., op 9 oktober 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M. Ramsaroep, de behandelend rechter in een andere zaak. Verzoekster stelde dat er een gerechtvaardigde vrees bestond voor de onpartijdigheid van de rechter, vooral vanwege de planning van een zitting op 13 oktober 2023 zonder rekening te houden met de verhinderdata van de directeur van verzoekster. De wrakingskamer heeft op 27 oktober 2023 de zaak openbaar behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de rechter niet betrokken was bij de beslissingen die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat verzoekster niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek wel tijdig was, maar dat de gronden voor wraking niet meer geldig waren, omdat de rechter niet betrokken was bij de omstreden beslissingen. Het verzoek tot wraking is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer heeft ook overwogen dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de hoofdzaak behandelt, en niet tegen medewerkers of andere rechters die slechts korte bemoeienis hebben gehad. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 november 2023.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 563959/ HA RK 23-202
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van10 november 2023
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
(verder te noemen verzoekster).
Hierbij is belanghebbende/toehoorder:
[belanghebbende/toehoorder] BV.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoekster van 9 oktober 2023;
  • de reactie van de rechter van 17 oktober 2023.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 27 oktober 2023 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • de heer [A] namens [verzoekster] B.V.,
  • de heer [B] namens [belanghebbende/toehoorder] B.V.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M. Ramsaroep als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaak- en rolnummer 10523142 AC EXPL 23-1160.
2.2.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het schriftelijke wrakingsverzoek. Gedurende de procedure is bij verzoekster de gerechtvaardigde vrees gewekt dat de rechter niet onpartijdig is. Op 4 augustus 2023 is per brief aan verzoekster medegedeeld dat er een zitting is gepland op 13 oktober 2023. Het is voor verzoekster onbegrijpelijk dat de rechter een zitting/comparitie prefereert boven een schriftelijke behandeling en/of een tweede schriftelijke ronde. Ook is er bij het plannen van de zitting geen rekening gehouden met de verhinderdata van de directeur/grootaandeelhouder van verzoekster en het feit dat hij in het buitenland woonachtig is en daardoor onnodig hoge kosten moet maken om bij de zitting aanwezig te zijn. Daarnaast bleek uit de brief dat er slechts anderhalf uur voor de mondelinge behandeling is uitgetrokken. Het is volgens verzoekster onmogelijk om de zaak in zo’n korte tijd te behandelen. Bovendien heeft [belanghebbende/toehoorder] B.V. de mogelijkheid gehad om een conclusie van antwoord in reconventie in te dienen, terwijl de rechter met de stukken die verzoekster naar aanleiding daarvan wil indienengeen rekening hoeft te houden, omdat deze dan te laat zijn ingediend. Dit alles heeft verzoekster ernstig doen twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter in haar zaak.
2.3.
Ter zitting heeft verzoekster aangegeven dat het een opeenstapeling van omstandigheden vanaf 4 augustus 2023 is geweest die heeft geleid tot haar wrakingsverzoek. Zo is er niet gereageerd op het verzoek van verzoekster in haar conclusie van antwoord om een tweede schriftelijke ronde, maar is bepaald dat er een mondelinge behandeling moet komen. Daarna is de zaak naar de rol verwezen voor het opgeven van verhinderdata, wat verzoekster ook heeft gedaan, maar is met die verhinderdata geen rekening gehouden en is een mondelinge behandeling bepaald op een dag dat verzoekster verhinderd was zonder dat hiervoor een reden is gegeven. Pas na ontvangst van de reactie van de rechter is het verzoekster duidelijk geworden dat de rechter niet bij de genomen beslissingen over - onder andere - het bepalen van een zitting betrokken is geweest. Het gevoel dat verzoekster niet gehoord wordt, blijft echter bestaan. Het verzoek richt zich daarom ook tegen de andere rechter(s) of medewerker(s) van de griffie die bij de beslissingen betrokken zijn geweest.
2.4.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich primair op het standpunt dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij pas op 10 oktober 2023 onbegrip over de genomen (proces)beslissingen van
4 augustus 2023 heeft geuit en daarin reden heeft gezien haar te wraken. Het wrakingsverzoek is dus niet gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden. Subsidiair is de rechter van mening dat er geen feitelijke grondslag is voor een wraking, omdat de genomen (proces)beslissingen niet door haar zijn genomen, maar door medewerkers en/of ambtsgenoten werkzaam binnen de sector kanton. De bemoeienis van de rechter in de onderhavige zaak ving pas aan toen de e-mail van [belanghebbende/toehoorder] B.V. van 31 augustus 2023 aan haar werd voorgelegd. Ten overvloede merkt de rechter op dat zij van mening is dat het bepalen van de datum voor de zitting, zonder daarbij rekening te houden met de verhinderdata van verzoekster, en de communicatie daarover niet netjes zijn geweest . Zij heeft dit punt intern onder de aandacht gebracht. Daarnaast geeft zij aan dat het voor partijen die in het buitenland woonachtig zijn, mogelijk is om via Teams deel te nemen aan de zitting. De omstandigheid dat [belanghebbende/toehoorder] B.V. in de gelegenheid is gesteld om een conclusie van antwoord in reconventie te nemen, is niet een feit of omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. In het kader van hoor en wederhoor moet [belanghebbende/toehoorder] B.V. hiertoe in de gelegenheid te worden gesteld.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer zal verzoekster ontvankelijk verklaren in haar wrakingsverzoek voor wat betreft
de termijnwaarbinnen het verzoek is ingediend. De wrakingskamer verklaart verzoekster ten aanzien van
de inhoudvan haar wrakingsverzoek niet-ontvankelijk. Hierna zal worden uitgelegd hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoekster het wrakingsverzoek tijdig heeft ingediend, omdat, zoals hiervoor onder 2.3 is weergegeven, het een opeenstapeling van omstandigheden is geweest die hebben geleid tot haar besluit om op 9 oktober in aanloop naar de zitting van 13 oktober 2023 een wrakingsverzoek in te dienen. Net als de rechter begrijpt de wrakingskamer dat die opeenstapeling bij verzoekster geleid heeft tot ongenoegen, waarna het wrakingsverzoek is gevolgd.
3.5.
Op de zitting van de wrakingskamer is komen vast te staan dat verzoekster klachten houdt over hoe de procedure en met name het bepalen van de mondelinge behandeling zijn verlopen, maar niet over de gewraakte rechter. Dat de rechter niet betrokken is geweest bij de beslissingen die voor verzoekster de reden waren om een wrakingsverzoek te doen, is haar duidelijk geworden na ontvangst van de reactie van de rechter van 17 oktober 2023. De wrakingsgronden tegen de rechter zijn daarmee komen te vervallen. Het verzoek tot wraking van de rechter is daarom vanwege het ontbreken van gronden niet-ontvankelijk.
3.6.
Voor zover verzoekster nog heeft gesteld dat het wrakingsverzoek ook is gericht tegen rechter(s)/rechtbankmedewerker(s), die wel bij de genomen beslissingen waren betrokken, overweegt de wrakingskamer het volgende. Uit artikel 36 Rv volgt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de hoofdzaak behandelt. Voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen medewerkers van de griffie of tegen rechters die korte bemoeienis bij de zaak van verzoekster hebben gehad, is er dus geen sprake van een wrakingsverzoek in de zin van de wet en is verzoekster daarom niet-ontvankelijk in het verzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met het zaak- en rolnummer 10523142 AC EXPL 23-1160 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. A.M. Crouwel en
mr. C.P. Lunter als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.