In deze zaak, behandeld door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2023, is eiser in beroep gegaan tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Meerinzicht. De heffingsambtenaar had op 25 januari 2023 uitspraak gedaan op het bezwaar van eiser. Eiser heeft op 14 februari 2023 een e-mail gestuurd naar de verweerder, waarin hij zijn onvrede over de uitspraak op bezwaar kenbaar maakte. Deze e-mail werd door de verweerder doorgestuurd naar de rechtbank om als beroep behandeld te worden.
De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 50,-. De rechtbank heeft eiser op 19 mei 2023 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet op tijd is ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb.
De rechtbank heeft in haar beslissing verklaard dat het beroep niet inhoudelijk zal worden behandeld en dat er geen sprake is van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 10 augustus 2023. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.