Op 9 juli 2022 heeft eiser een bezwaarschrift ingediend bij de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht met betrekking tot een vorderingsnummer. Aangezien er al een uitspraak was gedaan op een eerder bezwaar, heeft de heffingsambtenaar het bezwaar als beroep doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald, wat een vereiste is voor de behandeling van het beroep.
De rechtbank wijst erop dat volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) iemand die in beroep gaat griffierecht moet betalen. In dit geval bedraagt het griffierecht € 50,-. De rechtbank heeft eiser op 4 april 2023 een aangetekende brief gestuurd waarin hij werd geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien het bedrag niet op tijd is ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 Awb. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2023. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.