ECLI:NL:RBMNE:2023:6004

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
UTR 22/2517
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek van Fletcher Hotel Exploitaties B.V. inzake niet-ontvankelijkheid beroep door niet tijdig betalen griffierecht

Op 8 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van Fletcher Hotel Exploitaties B.V. tegen de Staat der Nederlanden. Het verzoekster, Fletcher Hotel Exploitaties B.V., had een herzieningsverzoek ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak van 15 juli 2021, waarin het beroep van verzoekster niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet op tijd was betaald. Verzoekster stelde dat het griffierecht wel was betaald en dat de huidige oorlogssituatie in Oekraïne, die begon met de Russische inval op 24 februari 2022, een reden was om de uitspraak te herzien. De rechtbank oordeelde echter dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden geen feiten of omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden, aangezien deze omstandigheden niet nieuw waren en niet relevant voor de eerdere uitspraak. De rechtbank wees het verzoek om herziening af, evenals het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, omdat de termijn van anderhalf jaar sinds de indiening van het herzieningsverzoek nog niet was overschreden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/2517

uitspraak van de enkelvoudige kamer 8 augustus 2023 op het verzoek van

Fletcher Hotel Exploitaties B.V., te Nieuwegein, verzoekster,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels).

Procesverloop

Bij uitspraak van 15 juli 2021 heeft deze rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep van verzoekster gericht tegen het besluit van 18 december 2020 nietontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet (op tijd) is betaald.
Verzoekster heeft de rechtbank schriftelijk gevraagd om een herziening van de uitspraak van 15 juli 2021. Dit verzoek heeft de rechtbank op 17 februari 2022 ontvangen.
Het verzoek is via een beeldbelverbinding op de zitting van 31 juli 2023 behandeld. De gemachtigde van verzoekster is daarbij aanwezig geweest.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
ij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden.
2. Verzoekster heeft ter zitting aangegeven dat het griffierecht wel is betaald. Daarnaast geeft hij aan dat het oorlog is sinds 24 februari 2022. In feite is de oorlog al begonnen in 2014 met de bezetting van de Krim. De stelling van verzoekster is dat de Derde Wereldoorlog is uitgebroken. Eerst de bezetting van de Krim. In het westen heeft men niet ingezien wat voor gevolgen dat zou hebben. Op 24 februari 2022 is Rusland Oekraïne binnengevallen. Het begin van de Derde Wereldoorlog. Verzoekster wordt hierin meegezogen. Dit Fletcher Hotel is een week geleden opvang geworden voor vluchtelingen. Het kan niet als hotel geëxploiteerd worden. Het hotel is voor de tijd van maximaal 1,5 jaar niet beschikbaar voor toeristen. Verzoekster geeft aan best te begrijpen dat er hoge eisen worden gesteld aan een verzoek om herziening. (Gemachtigde van ) verzoekster heeft het al eerder geprobeerd met Corona als onvoorziene omstandigheid. Verzoekster stelt dat een combinatie van de bezetting van de Krim, de inval van Rusland in Oekraïne van
24 februari 2022 en de huidige situatie reden is om de uitspraak te herzien.
3. De rechtbank is van oordeel dat de door verzoekster genoemde omstandigheden geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb zijn. Ten eerste zijn de inval in Oekraïne en het actuele gebruik als vluchtelingenopvang van na de uitspraak. Die omstandigheden kunnen alleen daarom al niet tot herziening leiden. Verder heeft de bezetting van De Krim wel voor de uitspraak plaatsgevonden, maar deze bezetting was uiteraard bij verzoekster (én bij de rechtbank) ook al voor de uitspraak bekend. Overigens ziet de rechtbank niet, waarom zij op grond van de door verzoekster naar voren gebrachte omstandigheden niet had kunnen oordelen dat verzoekster wegens het niet betalen van griffierecht niet-ontvankelijk was. Dat verzoekster op de zitting stelt het griffierecht wel betaald te hebben is ook geen reden om een verzoek om herziening toe te kennen. Als dit zo is, dan wist verzoekster dat al ten tijde van de uitspraak. Verzoekster had in dit geval (op tijd) verzet in kunnen stellen. Het rechtsmiddel van herziening is uitdrukkelijk niet bedoeld als een verkapt verzet of hoger beroep. Daarnaast is het enerzijds stellen dat de oorlog in Oekraïne reden is om de uitspraak te herzien, implicerende dat hierdoor het griffierecht niet (op tijd) is betaald en het anderzijds stellen dat het griffierecht wel betaald is een tegenstrijdigheid. Het verzoek om herziening wordt daarom afgewezen.
4. Met betrekking tot het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn overweegt de rechtbank het volgende. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de berechting niet binnen een redelijke termijn is geschied indien de rechtbank niet binnen anderhalf jaar nadat het herzieningsverzoek is ingediend, uitspraak doet. Omdat sinds de indiening van het herzieningsverzoek en het tijdstip dat de rechtbank uitspraak doet geen anderhalf jaar is verstreken, wijst de rechtbank het verzoek af.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het herzieningsverzoek af;
  • wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de verzenddatum ervan beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De datum van verzending ziet u op de stempel die hierboven staat.