ECLI:NL:RBMNE:2023:600

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
16/142559-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en oplichting van kwetsbare ouderen door middel van babbeltrucs

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met mededaders schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en pogingen tot oplichting van kwetsbare ouderen. De verdachte heeft gebruik gemaakt van een babbeltruc, waarbij hij zich voordeed als bankmedewerker en de slachtoffers telefonisch benaderde met de mededeling dat er mogelijk hackers bezig waren met hun bankrekening. Vervolgens werd er een afspraak gemaakt waarbij de verdachte en zijn mededaders bij de woningen van de slachtoffers langs kwamen om geld en bankpassen op te halen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 juni 2022, 24 mei 2022 en 25 mei 2022 betrokken was bij deze misdrijven, waarbij aanzienlijke geldbedragen zijn gepind met de gestolen bankpassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een van de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/142559-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 2 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D. ter Laak en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.C. Coster, advocaat te Laren, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
feit 1
op 8 juni 2022 te [woonplaats] , samen met anderen, geprobeerd heeft om [benadeelde 1] op te lichten voor een geldbedrag van € 6.000,00, waarbij (in het kort en onder meer) een persoon [benadeelde 1] belde en zich voordeed als een bankmedewerker en die [benadeelde 1] heeft gevraagd om geld te pinnen, waarna een persoon bij de desbetreffende woning langs ging en heeft geprobeerd om dat geld mee te nemen;
feit 2 primair
op 24 mei 2022 te [woonplaats] , samen met anderen, [benadeelde 2] heeft opgelicht waarbij een bankpas en/of Raboscanner is weggenomen en geld is gepind;
feit 2 subsidiair
op 24 mei 2022 te [woonplaats] , samen met anderen, een bankpas en/of Raboscanner van [benadeelde 2] heeft gestolen, terwijl verdachte samen met anderen die [benadeelde 2] die goederen door oplichting onder hun bereik hebben gebracht;
feit 4
op 25 mei 2022 te [woonplaats] , samen met anderen, een bankpas en/of creditcard en/of Raboscanner en/of geldbedragen van in totaal € 8.410,32 van [benadeelde 3] heeft gestolen,
waarbij (in het kort en onder meer) telkens (voor de feiten 2 en 4) een persoon de slachtoffers belde en zich voordeed als een bankmedewerker, waarna een persoon bij de desbetreffende woning langs ging en vervolgens iemand met de bankpas van het betreffende slachtoffer meerdere geldbedragen pinde en/of betalingen verrichtte;
feit 3
op 24 mei 2022 te [woonplaats] , samen met anderen, een geldbedrag van € 5.000,00 van [benadeelde 2] heeft gestolen, door zonder toestemming met de bankpas en pincode van deze [benadeelde 2] geld te pinnen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integraal vrijspraak bepleit en heeft hiertoe onder meer naar voren gebracht dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1] ten aanzien van feit 1
Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1]:
Aangever
Adres: [adres]
Postcode plaats: [woonplaats]
Op 8 juni 2022 tussen 18:00 uur en 18:30 uur werd ik door een manspersoon gebeld die zich [fake naam 1] noemde. Deze [fake naam 1] vertelde dat hij werkzaam zou zijn bij de ABN bank en dat er mogelijk hackers bezig waren om iets met mijn bankrekening te doen.
[fake naam 1] vroeg aan mij een geldbedrag van 6000 euro te gaan pinnen en deze samen met mijn pinpas in de envelop te doen. Deze envelop zou later door een medewerker van de ABN op mijn woonadres opgehaald worden. Dan wordt het gesprek overgenomen door ene [fake naam 2] . [fake naam 2] vroeg vervolgens aan mij of ik het een probleem vond dat hij op afstand mijn computer overnam.
Ik ben naar de pinautomaat gegaan en kon daar een geldbedrag van maximaal 250 euro pinnen. Op het dat moment dat ik bij de pinautomaat was geweest werd ik weer gebeld door [fake naam 2] met de vraag of het pinnen was gelukt. Ik vertelde dat ik maximaal 250 euro kon pinnen. [2]
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [benadeelde 1] :
De man begon gelijk te vertellen dat hij van de ABNAMRO fraude afdeling was en dat het niet gebruikelijk was om te bellen, maar dit was een noodgeval. [3] Hij vertelde mij dat er mogelijk hackers bezig waren om iets met mijn bankrekening te doen.
De man vroeg mij of ik kon inloggen op mijn rekening om te bekijken of er mogelijk al verdachte handelingen waren gedaan en of er geld was afgeschreven.
Rond dit moment nam een andere man, die zich [fake naam 3] noemde, het gesprek over. Ik vroeg toen wie hij was. [fake naam 3] zei dat meneer [fake naam 1] zijn chef was.
[fake naam 3] vroeg toen hoeveel geld er op mijn rekening stond.
[fake naam 3] vertelde dat hij bezig was om te proberen om mee te kijken met mij en hij vroeg of dat goed was. [fake naam 3] vroeg mij om op de site van ABNAMRO naar de 3 kleine puntjes te gaan en daar het menu te openen en te gaan naar downloads. Ik moest dan de download pakken van de Teamviewer. Bij de teamviewer stond een code van 9 cijfers en die moest ik dan aan
hem doorgeven. Ik heb denk ik wel een keer of 4 een code van de teamviewer doorgegeven aan [fake naam 3] . Terwijl hij daar mee bezig was, zag ik dat het scherm kort uitging en daarna zag k
dat het scherm van mijn computer helemaal blauw werd. Ik heb alles gedaan op zijn verzoek.
[fake naam 1] vroeg mij toen om een geldbedrag van 6000 euro te gaan pinnen bij een geldautomaat. [4]
Ik ben toen naar het Vrijheidsplein in Zeist gereden. Ik was daar denk ik om 20.45 uur. Ik heb twee keer geprobeerd om geld op te nemen, de eerste keer las ik dat ik maar 200 euro kon opnemen. Dat heb ik gedaan. Bij de tweede keer las ik dat ik maar 135 euro kon opnemen wat ik toen heb gedaan.
Toen ik daarna weer thuis was om 21.20 uur werd ik weer gebeld door [fake naam 3] . Hij zei dat ik een envelop moest pakken, dat ik daar mijn bankpas, identifier en het geld in moest doen. Hij vertelde mij dat er een medewerker van de bank zou komen om de envelop op te halen.
Toen begon ik argwaan te krijgen. Ik heb het toen verteld aan mijn buurman [getuige] .
Omstreeks 22.10 uur hoorde ik dat er werd aangebeld bij mijn voordeur. Ik zag een jongeman voor de deur staan.
- een jongen van ongeveer 20 jaar
- hij was vrij slank
- hij was gekleed in een wit t-shirt
- kort donker haar, opgeschoren aan de zijkanten met aan de voorzijde wat krullen getinte huidskleur maar niet al te donker
- smal gelaat in ieder geval geen bol gezicht.
- donkere ogen.
[getuige] probeerde om van de man een foto te maken. Het maken van een foto lukte niet, maar zijn fototoestel maakte een flits. Direct daarop zag ik dat de man wegrende in de richting van de parkeerplaats. [5]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 8 juni 2022 omstreeks 21:56 uur hoorden wij dat collega’s met spoed naar het [benadeelde 3] in [woonplaats] gestuurd werden. Toen wij de [straat] in [woonplaats] opreden, zag ik dat ons een Citroen C3 tegemoet kwam rijden. De locatie van aantreffen was ongeveer 1 kilometer van de meldingslocatie en het was ongeveer 4 minuten na het bericht dat de verdachte weggerend was.
De bestuurder bleek te zijn: [6] [medeverdachte] .
De bijrijder bleek te zijn: [verdachte] .
Ik zag dat [verdachte] er als volgt uitzag:
- man
- getint uiterlijk
- normaal postuur
- ongeveer 1.70 meter lang
- half-lang zwart haar, met een krul/golf ter hoogte van zijn voorhoofd
- vlassig snorretje
- wit t-shirt
- zwarte spijkerbroek met gaten op de knieën
- zwarte sportschoenen [7]
Bij het overbrengen van het voertuig van de verdachten naar het politiebureau, zag ik dat de Iphone van [medeverdachte] nog gekoppeld was aan het Apple Carplay systeem in de auto. Ik zag dat dit systeem direct de lopende navigatie-opdracht weer gaf. Hierop heb ik, via het Apple Carplay systeem, gekeken naar de recente navigatie bestemmingen in de telefoon.
Hier zag ik staan: [locatie] . [8]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2]:
Op 20 juni 2022 werd de onder [verdachte] in beslag genomen mobiele telefoon merk Apple iPhone, type XS, onderzocht. [9]
Er bleek éénmaal de zoekvraag " [benadeelde 3] "( in google maps) gesteld te zijn.
Device locations d.d. 8 juni 2022 in de avonduren te [woonplaats] . Voor deze tijden was zichtbaar dat de telefoon zich vanuit [woonplaats] verplaatste naar [woonplaats] . [10]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3]:
Op 24 juni 2022 ben ik naar het huisadres gegaan van de heer [benadeelde 1] in [woonplaats] .
De heer [getuige] vertelde mij dat hij naar de voordeur was gelopen nadat de verdachte had aangebeld en dat hij de verdachte had zien staan door de ruit in de voordeur. [11]
Ook aan de heer [getuige] toonde ik de foto van [verdachte] . Direct toen hij de foto zag riep hij uit "Dat is hem!". [12]
4.3.2.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 2 primair en 3
Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] :
Aangever
Adres: [adres]
Plaats: [woonplaats]
Op 24 mei 2022 omstreeks 15:30 uur werd ik gebeld door een medewerker van de Rabobank. De medewerkster vertelde dat er een formulier moest worden ondertekend. Er
zou iemand aan de deur komen met het formulier. Terwijl ik met die medewerker aan de
telefoon zit gaat de bel beneden. Ik heb direct open gedaan. De man kwam naar binnen. De man vertelde dat hij het formulier niet bij hem had en dat hij die in de auto had liggen. De
man wilde mijn pas en pincode. Daarna zou hij terugkomen met het formulier. De man is weggegaan met mijn pinpas en de Raboscanner. De medewerkster vertelde dat ze ook mijn dochter had gesproken. [13]
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van de Rabobank op naam van [benadeelde 2]:
*
I.v.m. de herleidbaarheid naar personen is de afbeelding verwijderd.
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [benadeelde 2] :
V: U verklaarde dat er vervolgens een man bij uw woning kwam. Hoe zag deze man eruit?
A: Het was een jongen met een donkere huidskleur en donker haar, kort tot in zijn nek. Hij was ongeveer 20 jaar oud, had een normaal postuur, ongeveer 1.70 lang. [15]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4]:
Ik heb aangeefster gevraagd of zij naar twee foto's wilde kijken. Bij het op de tafel leggen van de twee foto's (bijlage II en III) zag ik direct en zonder aarzeling de vinger van aangeefster naar een van de twee foto's gaan. Nog voor ik haar om een reactie kon vragen zei de aangeefster gelijk "Hij is hier in de woning geweest, over hem heb ik in mijn aangifte gesproken. Ik zag dat de aangeefster de foto aanwees met (bijlage) nummer III. Ik vroeg aan de aangeefster waaraan ze de persoon op de foto herkende. Ik hoorde haar zeggen dat ze de politie had verteld dat er een jongen bij haar thuis was geweest met een volle bos haar op zijn hoofd en kort in de nek. Precies zoals hier. Maar ook de totale gelaatsuitdrukking komt overeen met de jongen die bij haar was geweest. Ik zag dat de man die herkend werd op foto bijlage III, ondergenoemde [verdachte] betrof. [16]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3]:
iPhone 6s [verdachte]
Twee telefoons, waaronder een Apple iPhone 6s, zijn bij verdachte in beslag genomen.
Foto bankrekening [benadeelde 2]
Op de telefoon is de volgende foto, aangemaakt op 24-05-2022 om 16:03 uur, aangetroffen. [17]
Te zien is een foto van een zwarte telefoon waarop de bank-app staat van de Rabobank. Op de app is de rekening [rekeningnummer] te zien van [benadeelde 2] .
In de iPhone 6s van [verdachte] zijn van 24-05-2022 de volgende geo-locaties aangetroffen. In de rode cirkel is het adres [adres] in [woonplaats] weergegeven. Uit de aangetroffen geo-locatie is op te maken dat op 24-05-2022 om 15:59 uur de telefoon van verdachte in de nabijheid was van [adres] . [18]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2]:
Op 20 juni 2022 werd de onder [verdachte] in beslag genomen mobiele telefoon, merk Apple iPhone, type XS, onderzocht. [19]
Device locations d.d. 24 mei 2022 te [woonplaats] [20]
De hierboven gelegen locatie met het hierboven genoemde tijdstip: 24-5-2022 15.59.43 is ter hoogte van perceel [adres] te [woonplaats] (flatgebouw), het woonadres van [benadeelde 2] .
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4]:
Naar aanleiding van de aangifte en de bankafschriften van de aangeefster [benadeelde 2]
zijn de pinbeelden opgevraagd welke zijn opgenomen op 24-5-2022, omstreeks 16.43 uur,
bij de pinautomaat gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Bij deze pintransacties werd achter elkaar drie geldopnames gedaan van de rekening van de aangeefster [benadeelde 2] , te weten 1 keer 1000 euro en 2 keer 2000 euro. Op de beelden is een jonge man te zien met een donkere huiskleur, te zien aan het gezicht en de handen van die persoon. Verder valt op dat de man een snor heeft en als de man zijn gezicht voor de vooraanzichtcamera van de automaat draait, is te zien dat de man een baardje heeft. [21]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3]:
Op basis van historische verkeersgegevens zijn beide verdachten in [woonplaats] :
* I.v.m. de herleidbaarheid naar personen zijn de afbeeldingen verwijderd
4.3.3.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3]:
Aangever
Adres: [adres]
Plaats: [woonplaats]
Op 25 mei 2022 omstreeks 10:30 uur werd ik gebeld door een medewerker van de Rabobank. De medewerker vertelde dat ik een virus op mijn computer had. Ze vertelde ook dat er een medewerk (de rechtbank begrijpt:
medewerker) van de Rabobank in de buurt was en direct naar mij toe kon komen. Ik heb de man binnengelaten. De man liep mee naar mijn computer. Op een gegeven moment vertelde de man het hij het virus er niet uit kreeg. Dit zou komen omdat ik een verouderd model van de Raboscanner had. Hij zou even naar de auto lopen om daar een nieuwe scanner te pakken. De man heeft toen mijn Raboscanner gepakt en is naar buiten gelopen. Ik heb op de man van de Rabobank gewacht maar die kwam niet meer terug. Toen zag ik ook dat de man mijn pas en creditcard had meegenomen. Dit kan ik u van de man vertellen die het virus uit mijn computer zou halen:
  • jongeman van in de 20 jaar
  • donker haar
  • normaal postuur
  • 170 cm lang
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van de Rabobank op naam van [benadeelde 3]:
* I.v.m. de herleidbaarheid naar personen is de afbeelding verwijderd [24]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
Naar aanleiding van de bankafschrijving van [benadeelde 3] , waaruit bleek dat er vanaf zijn bankrekening afschrijvingen hadden plaats gevonden die waren uitgevoerd bij de Geldmaat gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Hiervan zijn de beveiligingsbeelden opgevraagd en door mij bekeken. Van de pinner zijn beelden opgenomen. De pinner blijkt een donker getinte man te zijn. Teven is te zien dat de man een snor heeft.
Naar aanleiding van de bankafschrijving van [benadeelde 3] , waaruit bleek dat er op 25-5-2022 te 15.03 uur een aankoop is gedaan voor een totaalbedrag van 3410,32, zijn de beelden opgevraagd bij Telecombinatie, gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] . Bij het uitkijken van de opgenomen beelden blijken de camerabeelden een uur verschil te hebben met de werkelijke tijd. Daar waar de tijdlijn van de beelden 14.00 uur aangeeft blijkt de werkelijke tijd 1 uur later te zijn, namelijk 15.00 uur. Op de beelden is te zien dat er rond 13.59 uur (beeldtijd) een donker getinte man naar de winkelbalie loopt. Wel is aan de huidskleur van het gezicht en de handen van de jonge man te zien dat de betreffende persoon een donkere huidskleur heeft. Verder valt op dat er boven de mond van de persoon een snor zichtbaar is. [25]
Na de beelden te hebben gezien van de pinautomaat alsmede de beveiliging beelden van de Telecombinatie valt te concluderen dat het hier om de zelfde persoon gaat. De kleding, schoenen, snor, huidskleur en postuur komen bij beiden geheel overeen. [26]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2]:
Op 20 juni 2022 werd de onder [verdachte] in beslag genomen mobiele telefoon, merk Apple iPhone, type XS, onderzocht. [27]
Device locations d.d. 25 mei 2022 te [woonplaats]
De hierboven gelegen locatie met het genoemde tijdstip: 25-5-2022 13:02:53 is gelegen op de parkeerplaats voor de flat waarin perceel [adres] te [woonplaats] is gelegen, zijnde het woonadres van [benadeelde 3] . [28]
De locatie met het tijdstip 25-5-2022 13:47:12 is gelegen tegenover het [adres] te [woonplaats] , alwaar op 25 mei 2022 te 13:50 uur (tweemaal) en 13:51 uur voor in totaal 5000 euro werd gepind met de pinpas van de aangever. [29]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3]:
Op basis van historische verkeersgegevens is de telefoon van verdachte [medeverdachte] op 25-05-2022 in [woonplaats] :
*
I.v.m. de herleidbaarheid naar personen is de afbeelding verwijderd
4.3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de hierboven weergegeven redengevende feiten en omstandigheden het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Modus Operandi
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor het bewijs dat verdachte een bepaald feit heeft begaan, het gebruik van aan andere ten opzichte van verdachte bewezen verklaarde en soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen, als ondersteunend schakelbewijs is toegelaten. Daarbij is vereist dat (i) de wijze waarop het feit is begaan (‘modus operandi’) op essentiële punten overeenkomt met de wijze waarop het feit waar de bewijsmiddelen als schakelbewijs worden gebruikt is begaan en (ii) de betrokkenheid van de verdachte bij beide feiten voldoende aannemelijk is.
In deze zaak is de rechtbank van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat bij de ten late gelegde feiten een modus operandi is gebruikt.
Ten aanzien van alle vier de feiten blijkt uit de processen-verbaal van aangifte dat het slachtoffer wordt gebeld op de huistelefoon door iemand die zich voordoet als een bankmedewerker. De zogenaamde bankmedewerker vertelt de slachtoffers dat er een (andere) bankmedewerker in de buurt is die langs zal komen om te helpen. Vervolgens wordt er aangebeld door man die zich eveneens voordoet als een medewerker van de bank. Deze man probeert geld op te halen (bij slachtoffer [benadeelde 1] ) of de slachtoffers laten de betreffende man binnen en nadat deze persoon de woning heeft verlaten, blijkt dat onder meer de bankpas is weggenomen. In die laatste gevallen worden kort daarna met de weggenomen bankpassen meerdere geldbedragen gepind bij pinautomaten en in twee gevallen worden er ook nog een aantal mobiele telefoons gekocht. De slachtoffers zijn steeds oudere (en daarmee voor dit soort feiten kwetsbare) mensen. Bovendien vinden de feiten onder 2, 3 en 4 achter elkaar op 24 en 25 mei 2022 plaats en telkens in [woonplaats] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een voldoende herkenbare, specifiek en soortgelijke modus operandi, die bovendien voldoende uniek en onderscheidend is. Ook geldt voor alle feiten dat het voldoende aannemelijk is dat de verdachten bij beide feiten betrokken zijn. Dit zal in de overwegingen per feit nader uiteen gezet worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bewijsmiddelen van de verschillende feiten over en weer als (steun)bewijs zijn aan te merken. Dat er ook enige verschillen zijn tussen de verklaringen en dat dit soort oplichting (babbeltruc) vaker voorkomt, maakt dat niet anders.
Hieronder wordt per feit beschreven hoe de rechtbank tot een bewezenverklaring van dat feit komt.
Ten aanzien van feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever [benadeelde 1] op 8 juni 2022 in [woonplaats] tussen 18:00 uur en 18:30 uur is gebeld door een onbekend gebleven persoon die zich voordoet als een medewerker van de bank. Deze persoon vraagt [benadeelde 1] om een geldbedrag van € 6.000,00 te pinnen. [benadeelde 1] probeert dit, maar het lukt hem om maximaal € 385,00 te pinnen. Op verzoek van de onbekend gebleven persoon stopt [benadeelde 1] onder meer het geldbedrag van
€ 385,00 en zijn bankpas in een envelop. Een andere bankmedewerker, die toevallig in de buurt is, zal deze envelop ophalen. Vervolgens wordt er om 22:10 uur aangebeld door een man. [benadeelde 1] vertrouwd het niet (meer) en doet zijn deur niet open.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de rollen van verdachte (in deze paragraaf hierna: [verdachte] ) en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) het volgende.
Rol [verdachte]
Op grond van de bewijsmiddelen kan over de rol van [verdachte] het volgende worden vastgesteld. In de eerste plaats wordt [verdachte] op 8 juni 2022, samen met [medeverdachte] , op één kilometer afstand van de woning van [benadeelde 1] als bijrijder in een personenauto aangetroffen. Dit betrof vier minuten nadat [benadeelde 1] de politie had gemeld dat de man die had aangebeld was weggerend. In de tweede plaats wordt in de telefoon van [verdachte] de zoekvraag “ [adres] ” in Google Maps aangetroffen. [adres] in [woonplaats] is het adres van [benadeelde 1] . In de derde plaats blijkt uit het onderzoek van de telefoon van [verdachte] dat het toestel zich in de avonduren op 8 juni 2022 verplaatst van [woonplaats] naar [woonplaats] . Tot slot wordt [verdachte] door [benadeelde 1] herkend als de persoon die aanbelde en past [verdachte] in het door [benadeelde 1] opgegeven signalement van de man die aanbelde. Met de verdediging is de rechtbank het eens dat terughoudend dient te worden omgegaan met een dergelijke enkelvoudige herkenning en het inpassen van een persoon in een signalement. De rechtbank doet dit ook en rekent aan beide elementen een zwakke bewijskracht toe. Wel vindt de rechtbank deze elementen in samenhang bezien met de overige feiten en omstandigheden van belang.
Rol [medeverdachte] en medeplegen met [verdachte]
Op grond van de bewijsmiddelen kan over de rol van [medeverdachte] het volgende worden vastgesteld. Op 8 juni 2022 wordt [medeverdachte] , samen met [verdachte] , op één kilometer afstand van de woning van [benadeelde 1] als bestuurder van een personenauto aangetroffen. Dit betrof vier minuten nadat [benadeelde 1] de politie had gemeld dat de man die had aangebeld was weggerend. Daarnaast was de telefoon van [medeverdachte] gekoppeld aan het navigatiesysteem van de personenauto met als lopende navigatie-opdracht “ [locatie] ”. [adres] in [woonplaats] is het adres van [benadeelde 1] . Daar komt bij dat de modus operandi van dit feit overeenkomt met de modus operandi van de andere feiten terwijl de betrokkenheid van [medeverdachte] bij beide feiten aannemelijk is. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien zijn redengevend voor het bewijs en deze redengevende feiten en omstandigheden vragen om een verklaring van verdachte om het belastende daarvan te ontzenuwen. [medeverdachte] heeft geen verklaring af willen leggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van al het voorgaande in samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [medeverdachte] samen met [verdachte] de envelop met geld wilde ophalen bij [benadeelde 1] .
Medeplegen en conclusie
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank nog het volgende. De onbekend gebleven derden, die [benadeelde 1] telefonisch hebben benaderd en zich hebben voorgedaan als medewerkers van de ABN AMRO bank, kunnen niet anders dan in nauw contact hebben gestaan met [verdachte] en [medeverdachte] . Op een andere manier valt immers niet te verklaren waarom [verdachte] bij [benadeelde 1] heeft aangebeld en is weggerend en korte tijd later samen met [medeverdachte] in de auto wordt aangetroffen. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dan ook dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de onbekend gebleven personen, [verdachte] en [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Immers, het handelen van de daders (en de door hen gevolgde modus operandi) stond in dienst van het vergaren van een zo groot mogelijke buit. Zowel het bellen, het naar de woning gaan en het vervolgens pinnen met een uit die woning gestolen of op andere wijze ontfutselde bankpas, leiden tot dat doel en zijn daar onderdeel van. Hierbij weegt de rechtbank ook vaste jurisprudentie van de Hoge Raad mee, die er op neerkomt dat het voorhanden hebben van een gestolen goed aan het bewijs van diefstal (of verkrijging door oplichting) van dat goed kan bijdragen indien er korte tijd is verstreken tussen dat voorhanden hebben en de diefstal en/of oplichting en de verdachte geen (aannemelijke) verklaring kan geven voor het bij hem aantreffen van het gestolen goed. Dit is ook in de onderhavige zaken aan de orde. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feiten 2 primair en 3
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever [benadeelde 2] op 24 mei 2022 om 15:30 uur is gebeld door een onbekend gebleven persoon die zich voordoet als een medewerker van de bank. Enige tijd later belt een man aan die zich eveneens voordoet als een medewerker van de bank. De persoon wordt door [benadeelde 2] binnen gelaten en als hij de woning heeft verlaten, blijkt dat onder meer de bankpas is weggenomen. Diezelfde middag worden er verschillende bedragen van in totaal € 5.000,00 met de bankpas van [benadeelde 2] gepind.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de rollen van [verdachte] en [medeverdachte] het volgende.
Rol [verdachte]
Op grond van de bewijsmiddelen kan over de rol van [verdachte] het volgende worden vastgesteld. Allereerst is in de bij [verdachte] in beslag genomen telefoon een afbeelding aangetroffen waarop de bankrekening van [benadeelde 2] te zien is. Deze afbeelding is op 24 mei 2022 om 16:03 uur aangemaakt. Dit is 33 minuten nadat [benadeelde 2] is gebeld door een onbekend gebleven persoon. Ten tweede volgt uit de GEO-locaties van de telefoon van [verdachte] dat zijn telefoon op 24 mei 2022 tussen 16:03 uur en 16:42 in de nabije omgeving van de [adres] in [woonplaats] moet zijn geweest, de woning van [benadeelde 2] , terwijl [verdachte] in [woonplaats] woont. Daarnaast heeft [benadeelde 2] herkend en past [verdachte] in het door [benadeelde 2] opgegeven signalement. Met de verdediging is de rechtbank het eens dat terughoudend dient te worden omgegaan met een dergelijke enkelvoudige herkenning en het inpassen van een persoon in een signalement. De rechtbank doet dit ook en rekent aan beide elementen een zwakke bewijskracht toe. Wel vindt de rechtbank deze elementen in samenhang bezien met de overige feiten en omstandigheden van belang. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien zijn redengevend voor het bewijs en deze redengevende feiten en omstandigheden vragen om een verklaring van verdachte om het belastende daarvan te ontzenuwen. [verdachte] heeft geen verklaring af willen leggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van al het voorgaande in samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] de persoon is die bij [benadeelde 2] heeft aangebeld en door het aannemen van een valse naam en hoedanigheid en onder valse voorwendselen onder meer de bankpas heeft weggenomen.
Rol [medeverdachte]
Op grond van de bewijsmiddelen kan over de rol van [medeverdachte] het volgende worden vastgesteld.. Op 24 mei 2022 omstreeks 16:43 uur zijn met de bankpas van [benadeelde 2] drie geldbedragen gepind bij de pinautomaat gelegen aan de [adres] in [woonplaats] . Uit de GEO-locaties van de telefoon van [medeverdachte] blijkt dat zijn telefoon op 24 mei 2022 tussen 16:17 uur en 17:05 uur in de nabije omgeving van de [straat] in [woonplaats] is. Daarnaast past [medeverdachte] in de omschrijving die wordt gegeven van de man die te zien is op de pinbeelden. Ook hieraan rekent de rechtbank een zwakke bewijskracht toe, maar neemt dit element wel mee in haar beoordeling. Daar komt bij dat modus operandi van dit feit overeenkomt met de modus operandi van de andere feiten en de betrokkenheid van [medeverdachte] bij beide feiten aannemelijk is. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien zijn redengevend voor het bewijs en deze redengevende feiten en omstandigheden vragen om een verklaring van verdachte om het belastende daarvan te ontzenuwen. [medeverdachte] heeft geen verklaring af willen leggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van al het voorgaande in samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [medeverdachte] de persoon is die de geldbedragen met de bankpas van [benadeelde 2] heeft gepind.
Medeplegen en conclusie
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank nog het volgende. [medeverdachte] , [verdachte] en de onbekend gebleven persoon, die [benadeelde 2] telefonisch heeft benaderd en zich heeft voorgedaan als een medewerker van de bank, kunnen niet anders dan in nauw contact hebben gestaan met elkaar. Op een andere manier valt immers niet te verklaren waarom [verdachte] op dat moment aanbelde bij [benadeelde 2] en korte tijd later met de gestolen pinpas pint. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dan ook dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de onbekend gebleven persoon, [verdachte] en [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Immers, het handelen van de daders (en de door hen gevolgde modus operandi) stond in dienst van het vergaren van een zo groot mogelijke buit. Zowel het bellen, het naar de woning gaan en het vervolgens pinnen met een uit die woning gestolen bankpas, leiden tot dat doel en zijn daar onderdeel van. Hierbij weegt de rechtbank ook vaste jurisprudentie van de Hoge Raad mee, die er op neerkomt dat het voorhanden hebben van een gestolen goed aan het bewijs van diefstal (of verkrijging door oplichting) van dat goed kan bijdragen indien er korte tijd is verstreken tussen dat voorhanden hebben en de diefstal en/of oplichting en de verdachte geen (aannemelijke) verklaring kan geven voor het bij hem aantreffen van het gestolen goed. Dit is ook in de onderhavige zaken aan de orde. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever [benadeelde 3] op 25 mei 2022 om 10:30 uur is gebeld door een onbekend gebleven persoon die zich voordoet als een medewerker van de bank. Enige tijd later belt een man aan die zich eveneens voordoet als een medewerker van de bank. De persoon wordt door [benadeelde 3] binnen gelaten en als hij de woning heeft verlaten, blijkt dat onder meer de bankpas van [benadeelde 3] is weggenomen. Diezelfde middag worden er verschillende bedragen van in totaal € 8.410,32 met de bankpas van [benadeelde 3] gepind.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de rollen van [verdachte] en [medeverdachte] het volgende.
Rol [verdachte]
Op grond van de bewijsmiddelen kan over de rol van [verdachte] het volgende worden vastgesteld. Uit de GEO-locaties van de telefoon van [verdachte] blijkt dat zijn telefoon op 25 mei 2022 om 13:02 uur in de nabije omgeving van de woning van [benadeelde 3] was. Daarnaast was de telefoon van [verdachte] op 25 mei 2022 in de nabije omgeving van [adres] in [woonplaats] , de locatie waar de drie geldbedragen met de bankpas van [benadeelde 3] zijn gepind, terwijl [verdachte] in [woonplaats] woont. Daarnaast past [verdachte] in het door [benadeelde 3] opgegeven signalement van de man die aanbelde. Ook hieraan rekent de rechtbank een zwakke bewijskracht toe, maar neemt dit element wel mee in haar beoordeling. Daar komt bij dat de modus operandi van dit feit overeenkomt met de modus operandi van de andere feiten terwijl de betrokkenheid van [verdachte] bij beide feiten aannemelijk is. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien zijn redengevend voor het bewijs en deze redengevende feiten en omstandigheden vragen om een verklaring van verdachte om het belastende daarvan te ontzenuwen. [verdachte] heeft geen verklaring af willen leggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van al het voorgaande in samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] de persoon is die bij [benadeelde 3] heeft aangebeld en door het aannemen van een valse naam en hoedanigheid en onder valse voorwendselen onder meer de bankpas heeft weggenomen.
Rol [medeverdachte]
Op grond van de bewijsmiddelen kan over de rol van [medeverdachte] het volgende worden vastgesteld. Op 25 mei 2022 worden omstreeks 13:50 uur met de bankpas van [benadeelde 3] geldbedragen gepind bij de pinautomaat gelegen aan de [adres] in [woonplaats] en om 15:02 uur worden telefoons gekocht en betaald met de bankpas van [benadeelde 3] bij de Telecombinatie in [woonplaats] . Uit de GEO-locaties van de telefoon van [medeverdachte] blijkt dat zijn telefoon op 25 mei 2022 tussen 13:09 uur en 14:48 uur in [woonplaats] was, terwijl hij in [woonplaats] woont. Daarnaast blijkt uit de pinbeelden en de beelden van de Telecombinatie dat dit dezelfde persoon is, waarbij [medeverdachte] past in de omschrijving van deze persoon. Ook hieraan rekent de rechtbank een zwakke bewijskracht toe, maar neemt dit element wel mee in haar beoordeling. Daar komt bij dat de modus operandi van dit feit overeenkomt met de modus operandi van de andere feiten terwijl de betrokkenheid van [medeverdachte] bij beide feiten aannemelijk is. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien zijn redengevend voor het bewijs en deze redengevende feiten en omstandigheden vragen om een verklaring van verdachte om het belastende daarvan te ontzenuwen. [medeverdachte] heeft geen verklaring af willen leggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van al het voorgaande in samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [medeverdachte] de persoon is die die met de bankpas van [benadeelde 3] de geldbedragen heeft gepind en de mobiele telefoons heeft gekocht bij de Telecombinatie in [woonplaats] .
Medeplegen en conclusie
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank nog het volgende. [verdachte] , [medeverdachte] en de onbekend gebleven derde, die [benadeelde 3] telefonisch heeft benaderd en zich heeft voorgedaan als een medewerker van de bank, kunnen niet anders dan in nauw contact hebben gestaan met elkaar. Op een andere manier valt immers niet te verklaren waarom [verdachte] op dat moment aanbelde bij [benadeelde 3] en [medeverdachte] korte tijd later met de gestolen pinpas pint. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de onbekend gebleven persoon, [verdachte] en [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Immers, het handelen van de daders (en de door hen gevolgde modus operandi) stond in dienst van het vergaren van een zo groot mogelijke buit. Zowel het bellen, het naar de woning gaan en het vervolgens pinnen met een uit die woning gestolen bankpas, leiden tot dat doel en zijn daar onderdeel van. Hierbij weegt de rechtbank ook vaste jurisprudentie van de Hoge Raad mee, die er op neerkomt dat het voorhanden hebben van een gestolen goed aan het bewijs van diefstal (of verkrijging door oplichting) van dat goed kan bijdragen indien er korte tijd is verstreken tussen dat voorhanden hebben en de diefstal en/of oplichting en de verdachte geen (aannemelijke) verklaring kan geven voor het bij hem aantreffen van het gestolen goed. Dit is ook in de onderhavige zaken aan de orde. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 8 juni 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 6000 euro
- telefonisch contact heeft gezocht met deze [benadeelde 1] en zich heeft voorgedaan als een medewerker van de ABN AMRO Bank werkzaam bij de fraude-afdeling en
- ( vervolgens) deze [benadeelde 1] heeft medegedeeld dat er een noodgeval was en dat er
mogelijk hackers bezig waren om iets met zijn bankrekening te doen en
- ( vervolgens) deze [benadeelde 1] heeft gevraagd hoeveel geld hij op zijn rekening had staan, en
- ( vervolgens) de computer van deze [benadeelde 1] op afstand heeft overgenomen, en
- ( vervolgens) deze [benadeelde 1] heeft gevraagd om 6000 euro op te nemen bij een pinautomaat, en
- ( vervolgens) deze [benadeelde 1] heeft gevraagd om het gepinde geldbedrag, te weten ongeveer 385 euro en de pinpas en de identifier van deze [benadeelde 1] in een envelop te doen en
- ( vervolgens) deze [benadeelde 1] heeft gevraagd bovengenoemde goederen mee te geven aan een persoon die aan de deur zou komen en
- ( vervolgens) bij de woning van deze [benadeelde 1] langs te gaan teneinde de envelop met het geldbedrag en de pinpas en de identifier op te halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 primair
op 24 mei 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot afgifte van een bankpas en een Raboscanner door
- telefonisch contact te zoeken met deze [benadeelde 2] en zich hierbij voor te doen als medewerker van de Rabobank, en
- ( vervolgens) mede te delen dat er een formulier ondertekend moest worden en dat er ook gesproken is met de dochter van deze [benadeelde 2] , en
- naar de woning van deze [benadeelde 2] te gaan en zich voor te doen als medewerker van de Rabobank, en
- ( vervolgens) deze [benadeelde 2] te verzoeken om haar bankpas en Raboscanner af te geven;
feit 3
op 24 mei 2022 te [woonplaats] , meermalen, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag (van in totaal 5000 euro), dat geheel aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich (telkens) dat weg te nemen voornoemd goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht, door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming van deze [benadeelde 2] met
haarbankpas en bijbehorende pincode meerdere geldbedragen te pinnen;
feit 4
op 25 mei 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, een bankpas en creditcard en Raboscanner en meerdere geldbedragen van in totaal 8.410,32 euro, die geheel aan [benadeelde 3] toebehoorden, heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en die weg te nemen voornoemde goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht, door middel van een valse sleutel en het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, door
- telefonisch contact te zoeken met deze [benadeelde 3] en zich hierbij voor te doen als medewerker van de Rabobank, en
- ( vervolgens) mede te delen dat er een virus zit op de computer van deze [benadeelde 3] en dat er een medewerker in de buurt is en direct bij deze [benadeelde 3] langs kan komen, en
- naar de woning te gaan van deze [benadeelde 3] en zich voor te doen als medewerker van de Rabobank, en
- ( vervolgens) handelingen op de computer van deze [benadeelde 3] te verrichten, en
- mede te delen dat hij het virus er niet af krijgt en dat deze [benadeelde 3] een nieuwe Raboscanner nodig heeft en dat hij deze Raboscanner zou pakken uit een auto, en
- de Raboscanner en (ongezien) de bankpas en creditcard van deze [benadeelde 3] te pakken en weg te nemen, en
- meermalen, (telkens) zonder toestemming van deze [benadeelde 3] , met voornoemde bankpas meerdere geldbedragen te pinnen en een betaling te verrichten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
poging tot medeplegen van oplichting;
feit 2 primair
medeplegen van oplichting;
feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 4
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid of door listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels;
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 13 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft verder de oplegging gevorderd van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna te noemen: Sr), inhoudende een contactverbod voor de duur van twee jaren met medeverdachte [medeverdachte] , aangever [benadeelde 1] , aangever [benadeelde 2] en aangever [benadeelde 3] , met bepaling van vervangende hechtenis van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De officier van justitie heeft tot slot gevorderd deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen geldboete, taakstraf of onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd kan worden, gelet op de financiële situatie van verdachte en zijn slechte gezondheid. De raadsvrouw heeft verzocht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij heeft de raadsvrouw verwezen naar een vergelijkbare uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 januari 2023 (vindplaats: ECLI:NL:RBOVE:2023:80).
Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat de maatregel van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , aangever [benadeelde 1] , aangever [benadeelde 2] en aangever [benadeelde 3] geen meerwaarde heeft. Het doel van een dergelijke maatregel betreft de veiligheid van de maatschappij of voorkoming van recidive. Beide doelen worden door oplegging van een dergelijke maatregel in onderhavige zaak niet behaald. De raadsvrouw heeft de rechtbank dan ook verzocht om de maatregel niet op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan twee diefstallen van onder meer bankpassen, waarmee vervolgens meerdere grote geldbedragen zijn gepind. Daarnaast heeft verdachte samen met zijn mededaders geprobeerd een slachtoffer op te lichten en daarbij onder meer een geldbedrag weg te nemen.
Tijdens deze diefstallen en poging tot oplichting heeft telkens een onbekend gebleven persoon de oudere (soms zeer oude) slachtoffers telefonisch benaderd en zich voorgedaan als een bankmedewerker. Iedere keer was er toevallig een andere bankmedewerker in de buurt om te komen helpen. Verdachte was daarbij de persoon die naar de betreffende woning toeging, zich eveneens voordeed als een bankmedewerker en onder valse voorwendselen werd binnengelaten. Nadat verdachte de woning had verlaten, bleek telkens onder andere de bankpas te zijn weggenomen. Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte] kort daarna aanzienlijke bedragen van hun bankrekening gepind en in één geval meerdere mobiele telefoons gekocht.
Verdachte en zijn mededaders hebben hiermee op schandelijke wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van een groep zeer kwetsbare ouderen. Daarnaast hebben zij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door hen op hun huistelefoon te bellen, bij hen aan huis te komen en zelfs hun huis binnen te gaan, zich voordoende als bankmedewerker. Voor de slachtoffers heeft dit in grote mate hun veiligheidsgevoel in hun eigen huis aangetast. Verdachte en zijn mededaders hebben kwetsbare slachtoffers geselecteerd, namelijk ouderen die in algemeenheid minder begrip zullen hebben van het moderne betalingsverkeer en de daarbij komende risico’s van fraude. De rechtbank tilt zwaar aan de geraffineerde en georganiseerde wijze waarop verdachte en zijn mededaders te werk zijn gegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gezien de ernst van de feiten met geen andere straf worden volstaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het strafblad van verdachte van 27 december 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 1 september 2022, opgemaakt door de heer V. Evelijn Veere, reclasseringswerker. In dat rapport wordt onder meer beschreven dat het recidiverisico niet kan worden ingeschat en dat verdachte niet in staat wordt geacht een werkstraf te kunnen uitvoeren. Gelet op de financiële situatie van verdachte lijkt een geldboete ook geen optie.
De straf
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Door de verdediging is naar voren gebracht dat verdachte vanwege zijn slechte gezondheid niet in staat is om in een gevangenis te verblijven. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat in de penitentiaire inrichtingen in Nederland medische zorg beschikbaar is en verdachte in detentie de zorg kan krijgen die hij nodig heeft.
Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Ook ziet de rechtbank in onderhavige strafzaakgeen aanleiding om de maatregel van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , aangever [benadeelde 1] , aangever [benadeelde 2] en aangever [benadeelde 3] op te leggen. De rechtbank merkt op dat deze maatregel een vergaande vrijheidsbeperkende maatregel is, die is bedoeld (en dat zal dan onderbouwd moeten worden) om de maatschappij te beveiligen of om te voorkomen dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt. De rechtbank ziet in dat de voorgestelde contactverboden bijdragen aan het voorkomen van recidive of beveiliging van de maatschappij of het voorkomen van recidive.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is ge-eist. De reden daarvan is dat de officier van justitie heeft aangesloten bij de oriëntatiepunten die gelden voor woninginbraken, terwijl de rechtbank van oordeel is dat hier sprake is van een ander soort feiten. De rechtbank heeft onder meer gekeken naar straffen die zijn opgelegd in soortgelijke zaken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.BESLAG

Onder verdachte is drugs (G3002007) in beslag genomen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de in beslag genomen drugs te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de in beslag genomen drugs kunnen worden onttrokken aan het verkeer.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen drugs onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 180,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen, daarbij de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, dan wel de vordering af te wijzen.
10.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank vindt het gevorderde schadebedrag van € 180,00 voldoende onderbouwd en zal dan ook dit gehele bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 180,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte en/of medeverdachte is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de in beslag genomen drugs (G3002007) onttrokken aan het verkeer;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 180,00;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 180,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. Vonk, voorzitter, mr. N.P.J. Janssen en mr. B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 8 juni 2022 te [woonplaats] , gemeente Zeist, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet
doen van een inschuld, te weten afgifte van een hoeveelheid geld, te weten een geldbedrag van 6000 euro
- telefonisch contact heeft gezocht met deze [benadeelde 1] en zich heeft voorgedaan als
een medewerker van de ABN AMRO Bank werkzaam bij de fraude-afdeling en/of
- ( vervolgens) deze [benadeelde 1] heeft medegedeeld dat er een noodgeval was en/of dat er
mogelijk hackers bezig waren om iets met zijn bankrekening te doen/geld van zijn
bankrekening af te halen, en/of
- ( vervolgens) deze [benadeelde 1] heeft gevraagd hoeveel geld hij op zijn rekening had staan, en/of
- ( vervolgens) de computer van deze [benadeelde 1] op afstand heeft overgenomen/heeft bestuurd, en/of
- ( vervolgens) deze [benadeelde 1] heeft gevraagd om 6000 euro, althans een geldbedrag, op te nemen bij een pinautomaat, en/of
- ( vervolgens) deze [benadeelde 1] heeft gevraagd om het gepinde geldbedrag, te weten ongeveer 385 euro en/of de pinpas en/of de identifier van deze [benadeelde 1] in een envelop te doen en/of
- ( vervolgens) deze [benadeelde 1] heeft gevraagd bovengenoemde goederen mee te geven aan een persoon die aan de deur zou komen en/of
- ( vervolgens) bij de woning van deze [benadeelde 1] langs te gaan teneinde de envelop met het geldbedrag en/of de pinpas en/of de identifier op te halen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 primair
hij op of omstreeks 24 mei 2022 te [woonplaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten afgifte van een bankpas en/of een Raboscanner, door
- telefonisch contact te zoeken met deze [benadeelde 2] en/of zich hierbij voor te doen als medewerker van de Rabobank, en/of
- ( vervolgens) mede te delen dat er een formulier ondertekend moest worden en/of dat er ook gesproken is met de dochter van deze [benadeelde 2] , en/of
- naar de woning van deze [benadeelde 2] te gaan en/of zich voor te doen als medewerker van de Rabobank, en/of
- ( vervolgens) deze [benadeelde 2] te verzoeken om haar bankpas en/of Raboscanner af te geven;
feit 2 subsidiair
hij op of omstreeks 24 mei 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bankpas en/of een Raboscanner, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemd(e) goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of van een valse order en/of het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels door
- telefonisch contact te zoeken met deze [benadeelde 2] en/of zich hierbij voor te doen als medewerker van de Rabobank, en/of
- ( vervolgens) mede te delen dat er een formulier ondertekend moest worden en/of dat er ook gesproken is met de dochter van deze [benadeelde 2] , en/of
- naar de woning van deze [benadeelde 2] te gaan en/of zich voor te doen als medewerker van de Rabobank, en/of
-(ongezien) de bankpas en/of Raboscanner van deze [benadeelde 2] te pakken en/of weg te nemen;
feit 3
hij op of omstreeks 24 mei 2022 te [woonplaats] , meermalen, althans eenmaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (van in totaal 5000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemd goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming van deze [benadeelde 2] met voornoemde bankpas en/of bijbehorende pincode een of meerdere geldbedrag(en) te pinnen;
feit 4
hij op of omstreeks 25 mei 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bankpas en/of creditcard en/of Raboscanner en/of een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal ongeveer 8.410,32 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemd(e) goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of van een valse order en/of het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, door
- telefonisch contact te zoeken met deze [benadeelde 3] en/of zich hierbij voor te doen als medewerker van de Rabobank, en/of
- ( vervolgens) mede te delen dat er een virus zit op de computer van deze [benadeelde 3] en/of dat er een medewerker in de buurt is en direct bij deze [benadeelde 3] langs kan komen, en/of
- naar de woning te gaan van deze [benadeelde 3] en/of zich voor te doen als medewerker van de Rabobank, en/of
- ( vervolgens) handelingen op de computer van deze [benadeelde 3] te verrichten, en/of
- mede te delen dat hij het virus er niet af krijgt en/of dat deze [benadeelde 3] een nieuwe Raboscanner nodig heeft en/of dat hij deze Raboscanner zou pakken uit een auto, en/of
- de Raboscanner en/of (ongezien) de bankpas en/of creditcard van deze [benadeelde 3] te pakken en/of weg te nemen, en/of
- meermalen, althans eenmaal (telkens) zonder toestemming van deze [benadeelde 3] met voornoemde bankpas een of meerdere geldbedrag(en) te pinnen en/of (een) betaling(en) te verrichten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 oktober 2022, genummerd PL0900-2022163374, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 284. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 11.
3.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [benadeelde 1] , p. 19.
4.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [benadeelde 1] , p. 20.
5.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [benadeelde 1] , p. 21.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 14.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 15.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 16.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 132
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 133.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 164.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 165
13.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , p. 210.
14.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van de Rabobank op naam van [benadeelde 2] , p. 212.
15.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [benadeelde 2] , p. 213.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 216.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 75.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 75.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 132.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 133.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 221.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 193.
23.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] , p. 228.
24.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van de Rabobank op naam van [benadeelde 3] , p. 230.
25.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 234.
26.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 235.
27.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 132.
28.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 134.
29.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 135.
30.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 193.