ECLI:NL:RBMNE:2023:5983

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/1828
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door bestuursorgaan

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.P.J. van de Griend, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen een besluit van 21 september 2022. De rechtbank oordeelde dat verweerder te laat was met het nemen van een beslissing, wat ook door verweerder zelf werd erkend in een brief van 16 mei 2023. Eiser had verweerder op 17 april 2023 in gebreke gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een besluit was genomen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en stelde vast dat verweerder een dwangsom van € 1.442,- moest betalen aan eiser, omdat het bestuursorgaan niet tijdig had beslist. Daarnaast werd bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank gaf verweerder vier weken de tijd om alsnog een beslissing te nemen, rekening houdend met de omstandigheden die door verweerder waren genoemd.

Verder werd eiser een vergoeding voor de proceskosten toegekend van € 418,50, en moest verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1828

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2023 de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.P.J. van de Griend)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar tegen het besluit van 21 september 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift van eiser. Dat geeft verweerder ook aan in zijn brief van 16 mei 2023. Eiser heeft verweerder op 17 april 2023 in gebreke gesteld. Deze ingebrekestelling is op 17 april 2023 door verweerder ontvangen en sindsdien zijn twee weken verstreken.
4. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Op het moment van deze uitspraak is de dwangsom inmiddels geheel verschuldigd. De rechtbank bepaalt dan ook dat verweerder de volledige dwangsom van € 1.442,- dient te betalen aan eiser.
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dat alsnog moet doen. Verweerder geeft aan dat hij tot op heden niet in staat is om een beslissing af te geven, omdat de verzekeringsarts nog niet in de gelegenheid is geweest een actueel medisch oordeel te geven. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, gezien de omstandigheid die door verweerder is genoemd, de beslistermijn vast te stellen op vier werken. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2023.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.