ECLI:NL:RBMNE:2023:5976

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/2127
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onredelijk late indiening in bestuursrechtelijke herbeoordeling

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen de Gemeente Utrecht en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De Gemeente Utrecht, vertegenwoordigd door mr. L. van de Vrugt, had op 12 februari 2019 een verzoek om herbeoordeling ingediend. Dit verzoek werd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet tijdig behandeld, wat leidde tot een ingebrekestelling door de Gemeente op 4 februari 2020. Vervolgens heeft de Gemeente op 17 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. Echter, artikel 6:12 van de Awb stelt dat een beroep niet-ontvankelijk is als het onredelijk laat is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Gemeente onredelijk laat beroep heeft ingesteld, aangezien er een aanzienlijke tijd is verstreken tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroep.

De rechtbank heeft daarom het beroep van de Gemeente Utrecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er is geen vergoeding van proceskosten toegewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2127

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2023 de zaak tussen

Gemeente Utrecht, te Utrecht, eiseres

(gemachtigde: mr. L. van de Vrugt)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 12 februari 2019, ontvangen door verweerder op 14 februari 2019 een verzoek om herbeoordeling ingediend met betrekking tot [betrokkene] . Vanwege het uitblijven van een beslissing op dit verzoek heeft eiseres verweerder bij brief van 4 februari 2020, ontvangen door verweerder op 5 februari 2020, in gebreke gesteld.
Op 17 mei 2023 heeft eiseres een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2.1
Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijk wordt gesteld met een besluit.
2.2
Artikel 6:12, tweede lid, onder b, van de Awb bepaalt dat het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld kan worden wanneer twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is.
2.3
Artikel 6:12, vierde lid, van de Awb bepaalt dat het beroep niet-ontvankelijk is als het beroep onredelijk laat is ingediend.
3. De wetgever heeft geen termijn vastgesteld voor het antwoord op de vraag wanneer een beroep onredelijk laat is ingediend.
4. Eiseres heeft op 12 februari 2019 een verzoek om herbeoordeling gedaan. Zoals in het procesverloop is vermeld heeft eiseres verweerder op 4 februari 2020 in gebreke gesteld en op 17 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar verzoek om herbeoordeling.
6. Gelet op voornoemde is de rechtbank van oordeel dat eiseres onredelijk laat beroep heeft ingediend. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.