In deze zaak heeft de Gemeente Utrecht op 6 september 2021 een verzoek om herbeoordeling ingediend bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dit verzoek werd door verweerder op 8 september 2021 ontvangen. Aangezien er geen beslissing op het verzoek volgde, heeft de Gemeente Utrecht verweerder op 14 september 2022 in gebreke gesteld, welke brief op 16 september 2022 door verweerder is ontvangen. Vervolgens heeft de Gemeente Utrecht op 17 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij partijen niet heeft uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, waarbij artikel 6:2 bepaalt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12, tweede lid, onder b, stelt dat een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingesteld na twee weken na de ingebrekestelling. Artikel 6:12, vierde lid, bepaalt dat een beroep niet-ontvankelijk is als het onredelijk laat is ingediend.
De rechtbank concludeert dat de Gemeente Utrecht onredelijk laat beroep heeft ingesteld, aangezien er geen bewijs is dat er tussentijds contact is geweest met verweerder over het verzoek om herbeoordeling. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.