ECLI:NL:RBMNE:2023:5962

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
1611382123
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens oplichting en diefstal van bejaarde slachtoffers

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 9 november 2023 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van oplichting en diefstal, gericht op bejaarde slachtoffers. De verdachte heeft in een korte periode, van eind april tot en met 1 mei 2023, twee keer oplichting gepleegd en drie keer diefstal, waarbij hij gebruik maakte van babbeltrucs en gestolen pinpassen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden, waaruit bleek dat de verdachte zich voordeed als een buurman die geld nodig had voor een treinreis naar zijn moeder. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de oplichting en diefstal van de slachtoffers bewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbare positie van de slachtoffers en de recidive van de verdachte, die al eerder voor soortgelijke delicten was veroordeeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.113821.23 en 16/029113-20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
gedetineerd in / verblijvende te P.I. [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 augustus 2023 (pro forma) en 26 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Amsterdam, alsmede mevrouw [A] van slachtofferhulp namens de benadeelde partij de heer [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 29 april 2023 in Amersfoort een portemonnee van [slachtoffer 2] heeft gestolen door die [slachtoffer 2] en/of haar partner [slachtoffer 3] hard opzij te duwen;
feit 2:in de periode van 25 april 2023 tot en met 29 april 2023 in Amersfoort [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft opgelicht voor verschillende geldbedragen;
feit 3:op 1 mei 2023 in Amersfoort in een woning, alwaar hij zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een portemonnee van [slachtoffer 5] heeft gestolen;
feit 4:op 29 april 2023 in Amersfoort in een woning, alwaar hij zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een geldbedrag van [slachtoffer 6] heeft gestolen;
feit 5:op 29 april 2023 in Amersfoort in een woning, alwaar hij zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een tas, een geldbedrag en/of een portemonnee van [slachtoffer 7] heeft gestolen;
feit 6:in de periode van 29 april 2023 tot en met 1 mei 2023 in Amersfoort geldbedragen van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] heeft gestolen door met hun pin-/betaalpassen te pinnen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4, 5 en het ten aanzien van [slachtoffer 7] onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Van de strafverzwarende omstandigheid “het zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende in de woning bevinden” onder feit 3, 4 en 5 dient verdachte partieel te worden vrijgesproken.
Tevens dient verdachte partieel vrijgesproken te worden van het onder 6 ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit van het gebruik van geweld/ bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] , zoals ten laste gelegd onder feit 1.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de oplichting van [slachtoffer 4] wegens onvoldoende bewijs nu de herkenning door aangever dermate onzorgvuldig tot stand is gekomen dat deze wegens gebrek aan betrouwbaarheid uitgesloten dient te worden van het bewijs.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is van de strafverzwarende omstandigheid “het buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevinden in een woning of besloten erf waarop de woning stond”, zodat verdachte hiervan partieel dient te worden vrijgesproken.
Voorts heeft de raadsvrouw primair vrijspraak bepleit van de feiten 4 en 5 wegens een gebrek aan bewijs, subsidiair partiële vrijspraak van de onder de 4 en 5 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid “het buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevinden in een woning of besloten erf waarop de woning stond”.
Tenslotte heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 6 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 2, oplichting [slachtoffer 4]
De rechtbank is van oordeel dat naast de aangifte van [slachtoffer 4] en de herkenning van verdachte door aangeefster geen andere bewijsmiddelen aanwezig zijn. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft opgelicht, zoals onder feit 2 tenlastegelegd en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Partiële vrijspraak feit 3
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsvrouw- van oordeel dat de strafverzwarende omstandigheid “het zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende in de woning bevinden” niet bewezen is en dat verdachte hiervan partieel moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 4
De rechtbank is van oordeel dat naast de aangifte en de herkenning van verdachte door aangever geen andere bewijsmiddelen aanwezig zijn. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde onder 4 niet bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Vrijspraak feit 5
De rechtbank acht op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Aangeefster heeft verdachte op een foto niet (met zekerheid) herkend als degene die haar tas heeft gestolen. Vaststaat wel dat verdachte heeft gepind met de gestolen pinpas, maar die transactie was niet zo kort na de diefstal dat daaruit geconcludeerd kan worden dat hij de tas heeft gestolen.
Partiële vrijspraak feit 6, diefstal door middel van valse sleutels van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte deze diefstallen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] zoals ten laste gelegd onder 6 heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen [1]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 (diefstal portemonnee van [slachtoffer 2] en feit 2 (oplichting van [slachtoffer 2] )
Verdachte heeft ter zitting de oplichting van [slachtoffer 2] bekend. Verdachte heeft onder meer verklaard: “Ik ben op 29 april 2023 rond 9:00 uur in de woning aan de [adres 2] in [plaats] geweest. Ik heb een verhaal verteld dat ik mijn huissleutel kwijt was en dat ik geld nodig had om naar mijn moeder in Geldermalsen te reizen, maar dat verhaal heb ik verzonnen. Ik heb van [slachtoffer 2] € 20,- ontvangen. Ik heb beloofd om het geld aan haar terug te betalen, maar dat was niet mijn bedoeling; ik wilde er drugs van kopen en dat heb ik ook gedaan.” [2]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard:
Op zaterdag 29 april 2023, omstreeks 09:00 uur, was ik, samen met mijn man, [slachtoffer 3] ,
in onze woning aan de [adres 2] in [plaats] . Ik zag een man, die ik niet
kende, voor het raam aan de voorzijde van onze woning staan. Ik kan de man als volgt
omschrijven:
- man;
- ongeveer 50 jaar oud;
- ongeveer 1,60 meter lang;
- donkere haarkleur en geen gezichtsbeharing;
- blauwe of zwarte jas.
Ik deed de voordeur open, ik zag en ik voelde dat de man mij opzij duwde en door naar
de woonkamer liep. Ik hoorde de man zeggen dat hij zijn huissleutel kwijt was en dat hij geld nodig had om naar zijn moeder in Geldermalsen te reizen. Ik pakte mijn portemonnee uit de lade van het kastje in de woonkamer. Ik haalde 20 euro uit mijn portemonnee en gaf deze aan de man. Ik zag dat [slachtoffer 3] zijn portemonnee uit zijn zak haalde en opende. Ik zag dat de man hierna 50 euro uit de portemonnee van [slachtoffer 3] pakte. Ik hoorde de man zeggen dat hij vandaag om 12:00 uur terug zou komen om het geld terug te brengen en ik zag dat de man via de voordeur onze woning verliet.
Diezelfde dag en datum, omstreeks 09:30 uur, vertelde [slachtoffer 3] dat de man terug was
gekomen. Ik hoorde [slachtoffer 3] zeggen dat:
- de man via de achterdeur naar binnen was gekomen, de achterdeur was niet op slot;
- [slachtoffer 3] vroeg wat hij weer in onze woning deed;
- de man zei dat hij wat vergeten was;
- de man [slachtoffer 3] opzij duwde en in de stoel duwde;
- de man mijn portemonnee uit het kastje in de woonkamer pakte;
- de man hierna via de achterdeur onze woning verliet.
Mijn portemonnee is, langwerpig, blauw van kleur en er zit elastiekje omheen. In mijn
portemonnee zaten de volgende goederen:
(…)
- bankpas van de ING;
- (…). [3]
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard:
Op 29 april 2023, omstreeks 09:30 uur, stond ik in de keuken van mijn woning, welke gelegen is aan de [adres 2] te [plaats] . Op dat moment zag ik een voor mij bekende man, via de achterdeur van mijn woning, welke grenst aan de [straat] , mijn keuken binnenlopen. Ik herkende deze man direct als zijnde de man, welke omstreeks 09.00 uur, door mijn vrouw onze woning was binnen gelaten en welke van mijn vrouw en van mij geld had ontvangen.
Ik omschrijf deze man als volgt:
- Man;
- Ongeveer 50 jaar oud;
- Ongeveer 1,60 meter lang;
- Donkere haarkleur en geen gezichtsbeharing;
- Blauwe of zwarte jas.
Ik voelde dat meneer mij een duw gaf in de richting van de woonkamer, hierdoor verloor ik mijn evenwicht. Hierdoor viel ik en kon ik me ternauwernood nog opvangen aan de stoel in mijn woonkamer. Vervolgens zag ik:
dat meneer de woonkamer in liep;
dat meneer in een rechte lijn naar het kastje in mijn woonkamer liep;
dat hij uit het kastje in de woonkamer de portemonnee van mijn vrouw haalde;
dat hij vervolgens via de keuken door de achterdeur mijn woning verliet. [4]
Tijdens het onderzoek naar de oplichting gepleegd op de [adres 2] te [plaats] is onderzoek gedaan naar pogingen tot pinnen met de weggenomen bankpas van het slachtoffer. Uit onderzoek bleek dat de verdachte op zaterdag 29 april 2023 te 10.11 uur geprobeerd had te pinnen bij de geldmaat aan het [locatie] . [5]
Op zaterdag 29 april 2023 te 10.11 uur is getracht te pinnen met een gestolen ING bankpas uit de portemonnee. Deze poging om te pinnen vond plaats bij de geldmaat aan het [adres 3] te [plaats] . Op de camerabeelden is het volgende te zien:
10:11:12 uur: De man verschijnt ook in beeld van de camera in de automaat. Hier herken ik, verbalisant [verbalisant 1] , direct de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren [geboortedatum] /1978. In het verleden heb ik, [verbalisant 1] , [verdachte] meerdere malen als verdachte gehoord. Ik herkende hem direct aan zijn ronde kale hoofd en grote, ietwat bolle ogen.
10:11:13 uur: Hij heeft een oranje bankpas bij zich
10:11:14 uur: Hij steekt de bankpas in de geldmaat
10:11:25 uur: Hij toetst wat in op de automaat, kijkt op het scherm en wacht af
10:11:37 uur: Hij haalt de bankpas weer uit de automaat.
10:11:41 uur: Hij wacht nog even maar er komt kennelijk geen geld uit de automaat. Daarna loopt [verdachte] weg bij de automaat. [6]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de man op de camerabeelden is die op 29 april 2023 om 10:11 uur probeert te pinnen. [7]
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de diefstal met geweld onder feit 1
Verdachte heeft ter zitting de oplichting van [slachtoffer 2] , zoals ten laste gelegd onder 2, bekend. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en voert aan dat verdachte ontkent dat hij iemand heeft geduwd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het niet meer precies weet of hij nog een tweede keer, namelijk een half uur later, terug is gekomen in de woning aan de [adres 2] en toen de portemonnee heeft weggenomen. Hij weet het niet omdat hij onder invloed was van drugs; direct nadat hij om 9:00 uur in de woning was geweest is hij naar een flat in de buurt gegaan om daar drugs te gebruiken.
De rechtbank acht de verklaring van getuige [slachtoffer 3] betrouwbaarder, nu deze ondersteund wordt door het feit dat verdachte kort na de diefstal, namelijk op zaterdag 29 april 2023 te 10.11 uur in het bezit was van de pinpas die in de gestolen portemonnee zat en getracht heeft daarmee te pinnen.
De rechtbank ziet in het dossier ook geen contra-indicaties die maken dat zou moeten worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de verklaring van deze getuige. De rechtbank volgt daarom de verklaring van deze getuige.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de portemonnee van [slachtoffer 2] heeft gestolen, voorafgegaan van geweld tegen haar partner [slachtoffer 3] door die [slachtoffer 3] hard opzij te duwen, zoals ten laste gelegd onder feit 1.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de oplichting van [slachtoffer 1] onder feit 2
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij de oplichting van [slachtoffer 1] heeft gepleegd.
Verdachte heeft onder meer verklaard: “Ik vroeg hem om geld voor een treinkaartje en toen heeft hij € 50,- gegeven. Ik heb toen ook gezegd dat dat misschien niet genoeg was. Het klopt dat ik alles had verzonnen; ik was niet de achterbuurman, zoals ik tegen [slachtoffer 1] had gezegd, en ik was ook niet van plan om [slachtoffer 1] terug te betalen. Ik was namelijk op zoek naar geld om mijn verslaving te bekostigen.” [8]
Aangever van [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op vrijdag 28 april 2023, omstreeks 16.30 uur was ik in mijn woning aan de [adres 4] te [plaats] Ik hoorde op dat moment geklop op de achterdeur en voor ik het wist stond er een man in mijn keuken. Ik zag dat de man er als volgt uit zag:
-Zuid Europees uiterlijk mogelijk Turks/Grieks
-Lichte huidskleur
-Postuur: normaal
-Sprak goed Nederlands
-Tussen de 35-40 jaar
-Lengte ongeveer 1.76 cm
-Haarkleur zwart tegen het grijze aan
-Haardracht kort goed geknipt kapsel
-Kleding: donker grijs tot zwarte jas (heupmodel), merk Louis Vuitton (waarde EUR 400,00), verdere kleding onbekend.
Ik hoorde de man zeggen dat hij een overbuurman was. Ik hoorde de man vervolgens zeggen dat hij zijn voordeur had dichtgegooid en er nu niet meer in kon en of hij zijn moeder even mocht bellen. Ik hoorde aan de andere kant van de lijn dat het een nummer was wat buiten gebruik was. Ik herkende namelijk de beltoon. Ik hoorde de man zeggen dat dat typisch zijn moeder was. De man vroeg mij vervolgens of ik hem naar Leidsche Rijn wilde brengen. Ik zei de man dat ik geen auto had. Hierop zei de man dat hij dan wel met de trein ging, maar daar geen geld voor had en of ik hem geld wilde geven daarvoor. Ik pakte vervolgens € 50,00 uit een kastje. Dit kastje staat in de woonkamer. Ik overhandigde de man de € 50,00. Ik hoorde de man zeggen dat hij het daar misschien niet mee ging redden. Daarop pakte ik wederom uit het kastje € 20,00 en overhandigde dit ook aan de man.
Ik hoorde de man zeggen dat hij over anderhalf uur terug zou zijn om het geld terug te brengen. Hierop verliet de man, ook weer via de achterdeur, mijn woning. Ik was verbluft door het gebeuren en besefte pas later wat mij was overkomen. Dit ook omdat de man nooit meer is teruggekomen. [9]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de oplichting door een samenweefsel van verdichtsels van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad [10] kan worden afgeleid dat indien oplichting door een samenweefsel van verdichtsels is ten laste is gelegd, achtereenvolgens een aantal vragen dient te worden beantwoord.
Er moet worden vastgesteld of door de verdachte een verhaal is verzonnen dat onwaar was en of dit verhaal meer dan één leugen inhield.
Verdachte heeft een onwaar verhaal verteld dat bestond uit meer dan één leugen, door zich uit te geven als een buurman die zichzelf had buiten gesloten van de woning dan wel zijn huissleutel kwijt was waardoor hij geld nodig had om met de trein naar zijn moeder te kunnen reizen.
Voorts is de vraag of door de slachtoffers vervolgens ‘enig goed’ is afgegeven.
Beide aangevers hebben na het horen van deze leugens geld afgegeven.
Vervolgens moet worden beslist of het verhaal, gelet op de persoon van de slachtoffers en de andere omstandigheden van het geval, geschikt was om hen tot de afgifte van geld te bewegen, en of het ook werkelijk dit verhaal was, dat hen hiertoe bewoog.
Het verzonnen verhaal was op zichzelf geschikt om de slachtoffers daartoe te bewegen. In dit geval betrof het sociaal voelende mensen van gevorderde leeftijd, die door deze leugens ertoe zijn gebracht om geld af te geven.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich aan oplichting schuldig heeft gemaakt door een samenweefsel van verdichtsels.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 (diefstal van [slachtoffer 5] )
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 oktober 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 1 mei 2023, genummerd PL0900-2023126969-6, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 38 tot en met 40.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6, diefstal door middel van valse sleutels van [slachtoffer 7]
Aangever [slachtoffer 7] heeft onder meer verklaard:
Op maandag 1 mei 2023 heb ik aangifte gedaan van diefstal door middel van een babbeltruc. Dit feit is gepleegd op zaterdag 29 april 2023. Hier is onder andere mijn pinpas weggenomen. Vandaag op 1 mei 2023, omstreeks 23.30 uur, heb ik de politie gebeld. Ongeveer een uur daarvoor was ik erachter gekomen dat er met mijn gestolen pinpas gepind was. Ik zag namelijk op mijn rekening dat er meerdere afschrijvingen waren die ik niet gedaan had. Ik zag dat deze afschrijvingen op zondag 30 april 2023 tussen 23.02 uur en 23.41 uur gedaan waren. Ik zag dat er in het totaal 8 afschrijvingen waren. Ik zag dat het totaal bedrag € 85,05 was. Ik zag dat het allemaal contactloze betalingen waren. [11]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de beelden van beveiligingscamera’s die zijn aangeleverd door café [bedrijfsnaam] bekeken. Door verbalisant werd het navolgende bevonden:
Ik zie dat de persoon met witte jas en kalend hoofd, hierna te noemen ‘persoon’. Ik zie dat persoon richting de bar loopt met een pas in zijn rechterhand. Ik zie dat de barmedewerker van [bedrijfsnaam] rechtsonder uit het camerabeeld verdwijnt. Ik zie dat de persoon met zijn rechterhand een pas omhoog houdt. Ik zie dat de medewerker van [bedrijfsnaam] twee briefjes uit de geldla haalt. Ik kan niet zien wat de waarde van de briefjes zijn of wat erop staat.
Ik zie dat de medewerker van [bedrijfsnaam] een mobiel pinapparaat op de bar legt.
Ik zie dat de persoon naar zijn pas kijkt en ik zie dat het mobiele pinapparaat op de bar ligt.
Ik zie dat de persoon de pas op het apparaat legt en probeert contactloos te betalen.
Ik zie dat de verdachte voor de tweede keer zijn pas op het mobiele pinapparaat legt en weer pakt. Ik zie dat de persoon twee briefjes pakt van de bar en ik zie dat de persoon een draaiende beweging maakt. Ik zie dat de persoon een zwaaigebaar maakt met zijn linkerhand. Ik zie dat de persoon twee briefjes in zijn linkerhand heeft.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de man is op de camerabeelden van café [bedrijfsnaam] en dat hij daar met een pas heeft gepind waarvan hij wist dat die gestolen was. Dat zou de gestolen pas van [slachtoffer 7] geweest kunnen zijn. [12]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 6, diefstal door middel van valse sleutels van [slachtoffer 7]
De rechtbank overweegt dat volgens de aangifte de afschrijvingen zijn gedaan op zondag 30 april 2023 tussen 23.02 uur en 23.41 uur.
De pinbetaling of geldopname op de camerabeelden in café [bedrijfsnaam] was op 30 april om 23:10 uur. Kennelijk zijn de camerabeelden van het moment dat de pinpas van [slachtoffer 7] is gebruikt en is het verdachte geweest die toen met haar pas heeft gepind. Verdachte heeft zichzelf ook herkend op deze camerabeelden en heeft ter zitting bekend dat hij degene is op de beelden die met een gestolen pas staat te pinnen.
Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door gebruik te maken van de pinpas van [slachtoffer 7] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 29 april 2023 te Amersfoort, een portemonnee, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen haar partner [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, door die [slachtoffer 3] hard opzij te duwen;
2
hij omstreeks 25 april 2023 tot en met 29 april 2023 te Amersfoort, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten het geven van een geldbedrag, door zich uit te geven als zijnde een buurman die zichzelf had buiten gesloten van de woning waardoor hij geld nodig had om met de trein naar zijn moeder te kunnen reizen;
3
op 1 mei 2023 te [plaats] , in een woning, te weten de woning gelegen aan de [adres 5] ( [postcode 1] ) te [plaats] , een portemonnee, die aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij omstreeks 29 april 2023 tot en met 1 mei 2023 te Amersfoort, een geldbedrag, dat aan [slachtoffer 7] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de pin-/betaalpas van die [slachtoffer 7] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden;
feit 2: telkens: oplichting;
feit 3: diefstal;
feit 6: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het volgende aangevoerd.
Ondanks het advies van de reclassering wenst verdachte graag begeleiding van de reclassering. Toen verdachte op 21 april 2023 vrijkwam, liet de begeleiding te wensen over, wat het delictgedrag deels kan verklaren.
De raadsvrouw is van oordeel dat geen sprake is van een doortrapte werkwijze (geen bankfraude waarbij pinpassen worden opgehaald), de oplichting/diefstal is niet professioneel opgezet, slachtoffers zijn niet bewust uitgekozen en het gaat om beperkte benadelingsbedragen. Tevens verzoekt de raadsvrouw in strafmatigende zin rekening te houden met de kwetsbare persoonlijkheid van verdachte en met het geweld dat door de politie is toegepast bij de aanhouding.
Gelet hierop verzoekt de raadsvrouw een gevangenisstraf op te leggen die voor het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de duur van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een korte periode, van eind april tot en met 1 mei 2023, schuldig gemaakt aan twee maal oplichting en drie maal diefstal van bejaarde slachtoffers, waarvan één diefstal door gebruik te maken van een gestolen pin-/betaalpas. Verdachte is daarbij (met of zonder aanbellen) de woningen van deze mensen binnengegaan, en heeft hen, door een beroep te doen op hun goedgeefsheid en goede trouw, door middel van babbeltrucs geld afhandig gemaakt. Door zijn optreden heeft verdachte het vertrouwen van kwetsbare slachtoffers in de medemens geschaad. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 3 oktober 2023, waaruit blijkt dat verdachte al meermalen voor soortgelijke vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld (bijvoorbeeld op 5 januari 2023 door de politierechter in de rechtbank Gelderland) en dat hij de huidige feiten ook tijdens een proeftijd heeft gepleegd. De rechtbank houdt daar in strafverzwarende zin rekening mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg van 12 juli 2023. Hierin wordt onder meer beschreven dat er sprake is van veel instabiliteit op alle levensgebieden. Verdachte heeft een hardnekkige verslaving aan basecoke, geen vaste woon- of verblijfplaats, een negatief sociaal netwerk en geen zinvolle dagbesteding. Hij geeft aan gediagnosticeerd te zijn met een lichtverstandelijke beperking en ASS. Een positieve factor in zijn leven is de aanwezigheid van bewindvoering.
De reclassering heeft eerdere toezichten negatief retour gezonden, omdat alle forensische hulpverleningsmogelijkheden zijn uitgeput. Verdachte blijft terugvallen in middelengebruik, waardoor hij zich onttrekt aan de klinische plaatsing of beschermde woonvoorziening. Hij raakt ook uit contact met de reclassering. Het recidiveren in middelengebruik lijkt bij hem hand in hand te gaan met het recidiveren in delictgedrag. Het advies vanuit de toezichthouder is dan ook om voor hem via zijn WLZ- indicatie die is afgegeven voor onbepaalde tijd, een plek te zoeken waar hij terecht kan, uit de buurt van zijn huidige sociale netwerk.
Het recidive risico wordt ingeschat als hoog
.Verdachte is bekend met een jarenlange, hardnekkige verslaving aan basecoke. Zijn delicten pleegt hij om te kunnen voorzien in gebruik.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden
.De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte heeft meermaals onder toezicht gestaan, er zijn meerdere forensische woonplekken en klinieken geprobeerd. Hij heeft echter nooit een gedragsverandering weten te bestendigen, waardoor geconcludeerd kan worden dat een forensisch kader niet zorgt voor een vermindering van de kans op recidive.
Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij graag begeleiding van de reclassering wenst. De rechtbank is met de reclassering en de officier van justitie echter van oordeel dat een straf zonder bijzondere voorwaarden dient te worden opgelegd nu de toezichthouder duidelijk heeft aangegeven dat zij geen mogelijkheden ziet om de risico's te verlagen met een nieuw toezicht.
Verder heeft de rechtbank, omdat landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor oplichting ontbreken, gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Wat betreft de verschillende diefstallen heeft de rechtbank, gelet op de met oplichting vergelijkbare omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd, geen aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor diefstal, maar eveneens aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank geen andere straf dan een gevangenisstraf op zijn plaats, namelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist. Dit hangt samen met de omstandigheid dat verdachte voor feit 2 partieel en voor de feiten 4 en 5 geheel wordt vrijgesproken.

9.BENADEELDE PARTIJ

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
- [slachtoffer 1] ; hij vordert een bedrag van € 70,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit;
- [slachtoffer 5] ; hij vordert een bedrag van € 260,20. De rechtbank constateert dat de benadeelde partij een rekenfout heeft gemaakt. Op het formulier heeft hij een bedrag van
€ 259,20 ingevuld, maar de schadeposten tellen op tot een totaalbedrag van € 260,20. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] geheel dienen te worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van deze vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] .
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor onder 2 en 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade hebben geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 70,- voor [slachtoffer 1] (het bedrag dat [slachtoffer 1] door de oplichting heeft gegeven aan verdachte) en € 260,20 voor [slachtoffer 5] (bestaande uit: € 10,- voor de gestolen portemonnee, € 19,- gestolen contant geld, kosten in verband met het maken van pasfoto’s (€ 19,50), aanvraag CBR (€ 41,-), ondergaan medische keuring (€ 50,-), aanvraag rijbewijs (€ 115,75) en aanvraag museumjaarkaart (€ 4,95)).
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 1] tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 april 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 5] tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de data vermeld onder 12 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de respectievelijke bedragen van € 70,- en € 260,20 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het feit tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met respectievelijk 1 dag en 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 13 mei 2020 (parketnummer 16-029113-20) is verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 6 maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van deze eerder aan verdachte opgelegde gevangenisstraf.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Bij vonnis van de politierechter van 2 februari 2022 (parketnummer: 05-013459-22) is reeds één maand gevangenisstraf gedeeltelijk ten uitvoer gelegd. Om die reden zal de (resterende) straf, te weten 5 maanden gevangenisstraf, alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310, 311, 312 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 4 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar.
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 70,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 70,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 260,20;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 260,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor bepaald tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-029113-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht bij vonnis van 13 mei 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en S. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 april 2023 te Amersfoort, althans in Nederland,
een portemonnee, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of haar partner [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] hard opzij te duwen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks 25 april 2023 tot en met 29 april 2023 te Amersfoort, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het geven van een geldbedrag, door zich uit te geven als zijnde een buurman die zichzelf had buiten gesloten van de woning waardoor hij geld nodig had om met de trein naar zijn moeder te kunnen reizen;
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te [plaats] , althans in Nederland, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woning gelegen aan de [adres 5] ( [postcode 1] ) te [plaats] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 29 april 2023 te [plaats] , althans in Nederland, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woning gelegen aan de [adres 6] ( [postcode 2] ) te [plaats] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 29 april 2023 te [plaats] , althans in Nederland, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woning gelegen aan de [adres 7] ( [postcode 3] ) te [plaats] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een tas, een geldbedrag en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)
6
hij in of omstreeks 29 april 2023 tot en met 1 mei 2023 te Amersfoort, althans in Nederland één of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de pin-/betaalpas van die [slachtoffer 5] , die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 mei 2023, genummerd PL0900-2023128220, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 213. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 oktober 2023.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina’s 65 tot en met 67.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , pagina’s 70 en 71.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 74.
6.Een proces-verbaal van uitkijken camerabeelden, pagina’s 192 tot en met 194.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 oktober 2023.
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 oktober 2023.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina’s 89 tot en met 92.
10.HR 15 november 2011, NJ 2012/279 (https://new.navigator.nl/document/idaad0e0a2c9a14f7ba4297f49ff9a5fcb) en HR 13 november 2012, NJ 2012/661 (https://new.navigator.nl/document/id48648a34098c4cdfa88c8ffab7fa007a).
11.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , pagina 123.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 oktober 2023.