4.3Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 2, oplichting [slachtoffer 4]
De rechtbank is van oordeel dat naast de aangifte van [slachtoffer 4] en de herkenning van verdachte door aangeefster geen andere bewijsmiddelen aanwezig zijn. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft opgelicht, zoals onder feit 2 tenlastegelegd en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Partiële vrijspraak feit 3
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsvrouw- van oordeel dat de strafverzwarende omstandigheid “het zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende in de woning bevinden” niet bewezen is en dat verdachte hiervan partieel moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 4
De rechtbank is van oordeel dat naast de aangifte en de herkenning van verdachte door aangever geen andere bewijsmiddelen aanwezig zijn. De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde onder 4 niet bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Vrijspraak feit 5
De rechtbank acht op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Aangeefster heeft verdachte op een foto niet (met zekerheid) herkend als degene die haar tas heeft gestolen. Vaststaat wel dat verdachte heeft gepind met de gestolen pinpas, maar die transactie was niet zo kort na de diefstal dat daaruit geconcludeerd kan worden dat hij de tas heeft gestolen.
Partiële vrijspraak feit 6, diefstal door middel van valse sleutels van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte deze diefstallen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] zoals ten laste gelegd onder 6 heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 (diefstal portemonnee van [slachtoffer 2] en feit 2 (oplichting van [slachtoffer 2] )
Verdachte heeft ter zitting de oplichting van [slachtoffer 2] bekend. Verdachte heeft onder meer verklaard: “Ik ben op 29 april 2023 rond 9:00 uur in de woning aan de [adres 2] in [plaats] geweest. Ik heb een verhaal verteld dat ik mijn huissleutel kwijt was en dat ik geld nodig had om naar mijn moeder in Geldermalsen te reizen, maar dat verhaal heb ik verzonnen. Ik heb van [slachtoffer 2] € 20,- ontvangen. Ik heb beloofd om het geld aan haar terug te betalen, maar dat was niet mijn bedoeling; ik wilde er drugs van kopen en dat heb ik ook gedaan.”
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard:
Op zaterdag 29 april 2023, omstreeks 09:00 uur, was ik, samen met mijn man, [slachtoffer 3] ,
in onze woning aan de [adres 2] in [plaats] . Ik zag een man, die ik niet
kende, voor het raam aan de voorzijde van onze woning staan. Ik kan de man als volgt
omschrijven:
- man;
- ongeveer 50 jaar oud;
- ongeveer 1,60 meter lang;
- donkere haarkleur en geen gezichtsbeharing;
- blauwe of zwarte jas.
Ik deed de voordeur open, ik zag en ik voelde dat de man mij opzij duwde en door naar
de woonkamer liep. Ik hoorde de man zeggen dat hij zijn huissleutel kwijt was en dat hij geld nodig had om naar zijn moeder in Geldermalsen te reizen. Ik pakte mijn portemonnee uit de lade van het kastje in de woonkamer. Ik haalde 20 euro uit mijn portemonnee en gaf deze aan de man. Ik zag dat [slachtoffer 3] zijn portemonnee uit zijn zak haalde en opende. Ik zag dat de man hierna 50 euro uit de portemonnee van [slachtoffer 3] pakte. Ik hoorde de man zeggen dat hij vandaag om 12:00 uur terug zou komen om het geld terug te brengen en ik zag dat de man via de voordeur onze woning verliet.
Diezelfde dag en datum, omstreeks 09:30 uur, vertelde [slachtoffer 3] dat de man terug was
gekomen. Ik hoorde [slachtoffer 3] zeggen dat:
- de man via de achterdeur naar binnen was gekomen, de achterdeur was niet op slot;
- [slachtoffer 3] vroeg wat hij weer in onze woning deed;
- de man zei dat hij wat vergeten was;
- de man [slachtoffer 3] opzij duwde en in de stoel duwde;
- de man mijn portemonnee uit het kastje in de woonkamer pakte;
- de man hierna via de achterdeur onze woning verliet.
Mijn portemonnee is, langwerpig, blauw van kleur en er zit elastiekje omheen. In mijn
portemonnee zaten de volgende goederen:
(…)
- bankpas van de ING;
- (…).
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard:
Op 29 april 2023, omstreeks 09:30 uur, stond ik in de keuken van mijn woning, welke gelegen is aan de [adres 2] te [plaats] . Op dat moment zag ik een voor mij bekende man, via de achterdeur van mijn woning, welke grenst aan de [straat] , mijn keuken binnenlopen. Ik herkende deze man direct als zijnde de man, welke omstreeks 09.00 uur, door mijn vrouw onze woning was binnen gelaten en welke van mijn vrouw en van mij geld had ontvangen.
Ik omschrijf deze man als volgt:
- Man;
- Ongeveer 50 jaar oud;
- Ongeveer 1,60 meter lang;
- Donkere haarkleur en geen gezichtsbeharing;
- Blauwe of zwarte jas.
Ik voelde dat meneer mij een duw gaf in de richting van de woonkamer, hierdoor verloor ik mijn evenwicht. Hierdoor viel ik en kon ik me ternauwernood nog opvangen aan de stoel in mijn woonkamer. Vervolgens zag ik:
dat meneer de woonkamer in liep;
dat meneer in een rechte lijn naar het kastje in mijn woonkamer liep;
dat hij uit het kastje in de woonkamer de portemonnee van mijn vrouw haalde;
dat hij vervolgens via de keuken door de achterdeur mijn woning verliet.
Tijdens het onderzoek naar de oplichting gepleegd op de [adres 2] te [plaats] is onderzoek gedaan naar pogingen tot pinnen met de weggenomen bankpas van het slachtoffer. Uit onderzoek bleek dat de verdachte op zaterdag 29 april 2023 te 10.11 uur geprobeerd had te pinnen bij de geldmaat aan het [locatie] .
Op zaterdag 29 april 2023 te 10.11 uur is getracht te pinnen met een gestolen ING bankpas uit de portemonnee. Deze poging om te pinnen vond plaats bij de geldmaat aan het [adres 3] te [plaats] . Op de camerabeelden is het volgende te zien:
10:11:12 uur: De man verschijnt ook in beeld van de camera in de automaat. Hier herken ik, verbalisant [verbalisant 1] , direct de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren [geboortedatum] /1978. In het verleden heb ik, [verbalisant 1] , [verdachte] meerdere malen als verdachte gehoord. Ik herkende hem direct aan zijn ronde kale hoofd en grote, ietwat bolle ogen.
10:11:13 uur: Hij heeft een oranje bankpas bij zich
10:11:14 uur: Hij steekt de bankpas in de geldmaat
10:11:25 uur: Hij toetst wat in op de automaat, kijkt op het scherm en wacht af
10:11:37 uur: Hij haalt de bankpas weer uit de automaat.
10:11:41 uur: Hij wacht nog even maar er komt kennelijk geen geld uit de automaat. Daarna loopt [verdachte] weg bij de automaat.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de man op de camerabeelden is die op 29 april 2023 om 10:11 uur probeert te pinnen.
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de diefstal met geweld onder feit 1
Verdachte heeft ter zitting de oplichting van [slachtoffer 2] , zoals ten laste gelegd onder 2, bekend. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en voert aan dat verdachte ontkent dat hij iemand heeft geduwd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het niet meer precies weet of hij nog een tweede keer, namelijk een half uur later, terug is gekomen in de woning aan de [adres 2] en toen de portemonnee heeft weggenomen. Hij weet het niet omdat hij onder invloed was van drugs; direct nadat hij om 9:00 uur in de woning was geweest is hij naar een flat in de buurt gegaan om daar drugs te gebruiken.
De rechtbank acht de verklaring van getuige [slachtoffer 3] betrouwbaarder, nu deze ondersteund wordt door het feit dat verdachte kort na de diefstal, namelijk op zaterdag 29 april 2023 te 10.11 uur in het bezit was van de pinpas die in de gestolen portemonnee zat en getracht heeft daarmee te pinnen.
De rechtbank ziet in het dossier ook geen contra-indicaties die maken dat zou moeten worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de verklaring van deze getuige. De rechtbank volgt daarom de verklaring van deze getuige.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de portemonnee van [slachtoffer 2] heeft gestolen, voorafgegaan van geweld tegen haar partner [slachtoffer 3] door die [slachtoffer 3] hard opzij te duwen, zoals ten laste gelegd onder feit 1.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de oplichting van [slachtoffer 1] onder feit 2
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij de oplichting van [slachtoffer 1] heeft gepleegd.
Verdachte heeft onder meer verklaard: “Ik vroeg hem om geld voor een treinkaartje en toen heeft hij € 50,- gegeven. Ik heb toen ook gezegd dat dat misschien niet genoeg was. Het klopt dat ik alles had verzonnen; ik was niet de achterbuurman, zoals ik tegen [slachtoffer 1] had gezegd, en ik was ook niet van plan om [slachtoffer 1] terug te betalen. Ik was namelijk op zoek naar geld om mijn verslaving te bekostigen.”
Aangever van [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op vrijdag 28 april 2023, omstreeks 16.30 uur was ik in mijn woning aan de [adres 4] te [plaats] Ik hoorde op dat moment geklop op de achterdeur en voor ik het wist stond er een man in mijn keuken. Ik zag dat de man er als volgt uit zag:
-Zuid Europees uiterlijk mogelijk Turks/Grieks
-Lichte huidskleur
-Postuur: normaal
-Sprak goed Nederlands
-Tussen de 35-40 jaar
-Lengte ongeveer 1.76 cm
-Haarkleur zwart tegen het grijze aan
-Haardracht kort goed geknipt kapsel
-Kleding: donker grijs tot zwarte jas (heupmodel), merk Louis Vuitton (waarde EUR 400,00), verdere kleding onbekend.
Ik hoorde de man zeggen dat hij een overbuurman was. Ik hoorde de man vervolgens zeggen dat hij zijn voordeur had dichtgegooid en er nu niet meer in kon en of hij zijn moeder even mocht bellen. Ik hoorde aan de andere kant van de lijn dat het een nummer was wat buiten gebruik was. Ik herkende namelijk de beltoon. Ik hoorde de man zeggen dat dat typisch zijn moeder was. De man vroeg mij vervolgens of ik hem naar Leidsche Rijn wilde brengen. Ik zei de man dat ik geen auto had. Hierop zei de man dat hij dan wel met de trein ging, maar daar geen geld voor had en of ik hem geld wilde geven daarvoor. Ik pakte vervolgens € 50,00 uit een kastje. Dit kastje staat in de woonkamer. Ik overhandigde de man de € 50,00. Ik hoorde de man zeggen dat hij het daar misschien niet mee ging redden. Daarop pakte ik wederom uit het kastje € 20,00 en overhandigde dit ook aan de man.
Ik hoorde de man zeggen dat hij over anderhalf uur terug zou zijn om het geld terug te brengen. Hierop verliet de man, ook weer via de achterdeur, mijn woning. Ik was verbluft door het gebeuren en besefte pas later wat mij was overkomen. Dit ook omdat de man nooit meer is teruggekomen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de oplichting door een samenweefsel van verdichtsels van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Uit de rechtspraak van de Hoge Raadkan worden afgeleid dat indien oplichting door een samenweefsel van verdichtsels is ten laste is gelegd, achtereenvolgens een aantal vragen dient te worden beantwoord.
Er moet worden vastgesteld of door de verdachte een verhaal is verzonnen dat onwaar was en of dit verhaal meer dan één leugen inhield.
Verdachte heeft een onwaar verhaal verteld dat bestond uit meer dan één leugen, door zich uit te geven als een buurman die zichzelf had buiten gesloten van de woning dan wel zijn huissleutel kwijt was waardoor hij geld nodig had om met de trein naar zijn moeder te kunnen reizen.
Voorts is de vraag of door de slachtoffers vervolgens ‘enig goed’ is afgegeven.
Beide aangevers hebben na het horen van deze leugens geld afgegeven.
Vervolgens moet worden beslist of het verhaal, gelet op de persoon van de slachtoffers en de andere omstandigheden van het geval, geschikt was om hen tot de afgifte van geld te bewegen, en of het ook werkelijk dit verhaal was, dat hen hiertoe bewoog.
Het verzonnen verhaal was op zichzelf geschikt om de slachtoffers daartoe te bewegen. In dit geval betrof het sociaal voelende mensen van gevorderde leeftijd, die door deze leugens ertoe zijn gebracht om geld af te geven.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich aan oplichting schuldig heeft gemaakt door een samenweefsel van verdichtsels.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 (diefstal van [slachtoffer 5] )
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 oktober 2023;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 1 mei 2023, genummerd PL0900-2023126969-6, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 38 tot en met 40.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6, diefstal door middel van valse sleutels van [slachtoffer 7]
Aangever [slachtoffer 7] heeft onder meer verklaard:
Op maandag 1 mei 2023 heb ik aangifte gedaan van diefstal door middel van een babbeltruc. Dit feit is gepleegd op zaterdag 29 april 2023. Hier is onder andere mijn pinpas weggenomen. Vandaag op 1 mei 2023, omstreeks 23.30 uur, heb ik de politie gebeld. Ongeveer een uur daarvoor was ik erachter gekomen dat er met mijn gestolen pinpas gepind was. Ik zag namelijk op mijn rekening dat er meerdere afschrijvingen waren die ik niet gedaan had. Ik zag dat deze afschrijvingen op zondag 30 april 2023 tussen 23.02 uur en 23.41 uur gedaan waren. Ik zag dat er in het totaal 8 afschrijvingen waren. Ik zag dat het totaal bedrag € 85,05 was. Ik zag dat het allemaal contactloze betalingen waren.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de beelden van beveiligingscamera’s die zijn aangeleverd door café [bedrijfsnaam] bekeken. Door verbalisant werd het navolgende bevonden:
Ik zie dat de persoon met witte jas en kalend hoofd, hierna te noemen ‘persoon’. Ik zie dat persoon richting de bar loopt met een pas in zijn rechterhand. Ik zie dat de barmedewerker van [bedrijfsnaam] rechtsonder uit het camerabeeld verdwijnt. Ik zie dat de persoon met zijn rechterhand een pas omhoog houdt. Ik zie dat de medewerker van [bedrijfsnaam] twee briefjes uit de geldla haalt. Ik kan niet zien wat de waarde van de briefjes zijn of wat erop staat.
Ik zie dat de medewerker van [bedrijfsnaam] een mobiel pinapparaat op de bar legt.
Ik zie dat de persoon naar zijn pas kijkt en ik zie dat het mobiele pinapparaat op de bar ligt.
Ik zie dat de persoon de pas op het apparaat legt en probeert contactloos te betalen.
Ik zie dat de verdachte voor de tweede keer zijn pas op het mobiele pinapparaat legt en weer pakt. Ik zie dat de persoon twee briefjes pakt van de bar en ik zie dat de persoon een draaiende beweging maakt. Ik zie dat de persoon een zwaaigebaar maakt met zijn linkerhand. Ik zie dat de persoon twee briefjes in zijn linkerhand heeft.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de man is op de camerabeelden van café [bedrijfsnaam] en dat hij daar met een pas heeft gepind waarvan hij wist dat die gestolen was. Dat zou de gestolen pas van [slachtoffer 7] geweest kunnen zijn.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 6, diefstal door middel van valse sleutels van [slachtoffer 7]
De rechtbank overweegt dat volgens de aangifte de afschrijvingen zijn gedaan op zondag 30 april 2023 tussen 23.02 uur en 23.41 uur.
De pinbetaling of geldopname op de camerabeelden in café [bedrijfsnaam] was op 30 april om 23:10 uur. Kennelijk zijn de camerabeelden van het moment dat de pinpas van [slachtoffer 7] is gebruikt en is het verdachte geweest die toen met haar pas heeft gepind. Verdachte heeft zichzelf ook herkend op deze camerabeelden en heeft ter zitting bekend dat hij degene is op de beelden die met een gestolen pas staat te pinnen.
Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door gebruik te maken van de pinpas van [slachtoffer 7] .