ECLI:NL:RBMNE:2023:594

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
1611807322
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met TBS met voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 mei 2022 in Utrecht betrokken was bij een gewelddadig voorval. De verdachte heeft geprobeerd een ander, aangeduid als [slachtoffer], van het leven te beroven met een scherp voorwerp, en is daarnaast beschuldigd van zware mishandeling. De rechtbank heeft de zaak behandeld na meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Rinsma, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.N. Greeven en mr. C.E. Hok-A-Hin, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens een worsteling met [slachtoffer] een mes of ander scherp voorwerp heeft gebruikt, wat resulteerde in een steekwond in de arm van [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om te doden, en sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag en zware mishandeling. Echter, de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling meer subsidiair wel bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 266 dagen en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden is opgelegd, gezien de psychische problematiek van de verdachte en het risico op herhaling van geweldsdelicten. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.118073.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 augustus 2022 (pro forma), 15 november 2022 (pro forma) en 31 januari 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.N. Greeven, advocaat te Utrecht, alsmede mr. C.E. Hok-A-Hin, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , en mw. C.J.A. Hopstaken, reclasseringswerker, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 10 mei 2022 in Utrecht geprobeerd heeft [slachtoffer] van het leven te beroven met een mes, schaar of ander scherp voorwerp;
subsidiair
op 10 mei 2022 in Utrecht [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem met een mes, schaar of ander scherp voorwerp diverse snijwonden in armen en/of borst toe te brengen;
meer subsidiair
op 10 mei 202 in Utrecht geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes, schaar of ander scherp voorwerp diverse snijwonden in armen en/of borst toe te brengen of stekende bewegingen te maken in de richting van de borst van [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte met een scherp voorwerp in de arm en in de borst van [slachtoffer] heeft gestoken en stekende bewegingen in de richting van de borst van [slachtoffer] heeft gemaakt. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat verdachte ook de bedoeling had [slachtoffer] van het leven te beroven, volgt volgens de officier van justitie wel uit de bewijsmiddelen dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. Daarbij wijst de officier van justitie onder meer op de verwonding in de arm van [slachtoffer] , waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte met enige kracht heeft gestoken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair (poging doodslag) en subsidiair (zware mishandeling) ten laste gelegde. Tegen een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft zij zich niet verzet.
De raadsvrouw is van mening dat niet zonder meer van de juistheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige] kan worden uitgegaan. Zij wijst daartoe in de eerste plaats op de verschillen in de verklaringen die door [slachtoffer] bij de eerste melding en later bij zijn aangifte zijn afgelegd. Ook wijst zij op de tegenstrijdigheden in de verklaringen van aangever en die van getuige [getuige] en op de omstandigheid dat beide (hoogstwaarschijnlijk) onder invloed van verdovende middelen waren. Nu er onduidelijkheid is over welke lezing van de gebeurtenis op 10 mei 2022 juist is, zou verdachte het voordeel van de twijfel moeten krijgen en zou van zijn lezing moeten worden uitgegaan. Die lezing wordt bovendien niet weersproken door de objectieve processtukken uit het dossier. Volgens deze lezing leveren de gedragingen van verdachte, te weten het worstelen met iemand die een mes in zijn handen heeft, een poging tot zware mishandeling op.
Indien de rechtbank niet van de lezing van de verdachte uitgaat, stelt de raadsvrouw zich subsidiair op het standpunt dat verdachte in elk geval vrij zou moeten worden gesproken van de poging doodslag. De aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] heeft niet bestaan. Weliswaar is de kleding van [slachtoffer] ter hoogte van de borst met een scherp voorwerp geraakt, maar uit het dossier blijkt dat dit kennelijk niet met kracht is geweest.
Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat het letsel van aangever niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, nu het letsel aan de arm nog volledig kan genezen en ook de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen beperkt is gebleven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt:
Proces-verbaal aangifte
Vanmorgen, 10 mei 2022, ongeveer om 08:45 uur, ging ik naar het huis van [verdachte] aan de [adres 2] te [plaats] . Ik zag dat [verdachte] een mes pakte. Ik voelde opeens dat [verdachte] mij met het mes op mijn linkerarm raakte. Ter hoogte van mijn spierballen. De volgende steek was ter hoogte van mijn borst. Ik voelde dat het mes mij raakte. Ik stapte naar achteren. Ik zag dat [verdachte] naar mij toe kwam en mij in mijn rechterarm stak rond mijn ellenboog. Ik voelde pijn. [2]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]
Op 10 mei 2022 om ongeveer 08:45 uur ben ik samen met [slachtoffer] naar de woning van [verdachte] gegaan. [3] En toen gebeurde het. Het was met een mes of een schaar.. [4] . Ik zag dat [verdachte] harde steekbewegingen maakte met de puntige schaar in de richting van [slachtoffer] . Ik zag dat [verdachte] met de schaar de rechterarm van [slachtoffer] raakte. [5]
Proces-verbaal van bevindingen kleding aangever
Op dinsdag 10 mei 2022, 12:40 uur, werd de kleding van de aangever in beslaggenomen.
Ten behoeve van het onderzoek werden er foto's van de kleding gemaakt. Hieronder staat omschreven wat er op de foto's te zien is.
2. De beschadiging in de stof op de linkerborst van de jas van het merk Fortezza.
5. Blouse van het merk PVN Jeanswear. Zichtbaar op de blouse diverse bloedvlekken en voornamelijk bloed op de rechtermouw.
6. Beschadiging in de stof op de linkermouw (ter hoogte van de bovenarm van de blouse van het merk Fortezza.
7. Drie beschadigingen in de stof op de rechtermouw (ter hoogte van de ellenboog) van de blouse van het merk Fortezza.
Letselrapportage met betrekking tot aangever
Gemelde behandeling / toelichting:
Naar eigen huisarts gegaan op 10-5-2022: Dwarse snijwond bij de rechter elleboog zonder zenuw- of spieruitval. Besloten na telefonisch overleg met een chirurg uit het Diakonessenziekenhuis om de wond te hechten met 7 hechtingen.
Beschrijving: Aan de buitenzijde van de rechterarm, ten hoogte van de elleboog zit een schuin verlopende matig scherp begrensde roze/witte glanzende gezwollen huiddoorklieving van 3,9 centimeter lengte met opgeworpen wijkende wondranden van 0.6 centimeter doorsnede.
Lichaamsdeel borst
Past bij de gemelde toedracht: mogelijk
Algemene ontstaanswijze: krasletsel ontstaan door het schuren met een matig schep puntig voorwerp over de huid of vice versa.
Lichaamsdeel linkerarm
Gemelde toedracht bij het letsel: Meneer vertelt: ik werd gestoken met een mes.
Past bij gemelde toedracht bij letsel: mogelijk
Lichaamsdeel rechterarm
Soort: steekwond
Gemelde toedracht bij het letsel: Meneer vertelt: Ik ben gestoken in mijn arm.
Past gemelde toedracht bij letsel: goed. [6]
Bewijsoverweging
Toedracht
Op basis van de redengevende feiten en omstandigheden uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigd bewezen worden dat verdachte op 10 mei 2022 in zijn woning aan de [adres 2] te [plaats] tijdens een worsteling een steekwond in de arm van [slachtoffer] heeft veroorzaakt met een mes of ander scherp voorwerp. Het moet wel zo zijn dat verdachte tijdens de worsteling het mes of scherpe voorwerp vast heeft gehad en meerdere steekbeweging heeft gemaakt richting de borst en armen van [slachtoffer] . Dat maakt de rechtbank op uit de omstandigheid dat bij [slachtoffer] een forse wond in zijn rechterarm ter hoogte van zijn elleboog is ontstaan en er kleinere verwondingen zijn gezien op het lichaam van die [slachtoffer] in de borst en linkerarm. Dit sluit aan bij de verklaringen van zowel [slachtoffer] als getuige [getuige] .
De raadsvrouw heeft betoogd dat – gelet op de tegenstrijdigheden – getwijfeld moet worden aan de juistheid van de lezingen van de gebeurtenissen op 10 mei 2022 van [slachtoffer] en van getuige [getuige] . De rechtbank constateert echter dat de verklaringen op relevante punten met elkaar overeen komen en dat ook het ontstane letsel bij [slachtoffer] en de beschadigingen aan zijn kleding die lezing ondersteunen.
Vrijspraak poging doodslag (primaire)
De vraag is hoe de gedragingen van verdachte strafrechtelijk gekwalificeerd dienen te worden. Primair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij met deze gedragingen met opzet heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat verdachte de bedoeling (vol opzet) had om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat sprake is van voorwaardelijk opzet. Daarvan is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt (op de koop toe neemt) dat een bepaald gevolg intreedt. De wond in de rechterarm is weliswaar fors, maar rechtvaardigt niet het oordeel dat de aanmerkelijk kans op het overlijden van [slachtoffer] is ontstaan. Hoewel de getuige het heeft over harde steekbewegingen in de richting van [slachtoffer] , kan niet objectief worden vastgesteld met welke kracht verdachte stekende bewegingen in de richting van de arm en – met name in casu van belang - borststreek van [slachtoffer] heeft gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier dan ook niet worden vastgesteld dat de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] is ontstaan.
De rechtbank spreekt verdachte gelet op het voorgaande vrij van het primair tenlastegelegde.
Vrijspraak zware mishandeling (subsidiaire)
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] in zijn rechterarm is gestoken en daardoor een wond is ontstaan van 3,9 cm lang en 0,6 cm breed. Deze wond is met 7 hechtingen gedicht. Verder medisch ingrijpen was niet nodig. Een aantal dagen na het incident is een infectie ontstaan aan de wond, maar niet is duidelijk wat de oorzaak van de infectie was. Uit de toelichting bij de vordering van de benadeelde partij blijkt dat de verwondingen in elk geval inmiddels zijn geheeld. Op basis van de beschikbare informatie stelt de rechtbank daarom vast dat niet kan worden gesproken een langere periode van herstel. Ook anderszins blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank spreekt verdachte gelet op voorgaande vrij van het subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring poging zware mishandeling (meer subsidiair)
Verdachte heeft op enig moment tijdens de worsteling een mes of ander scherp voorwerp in de hand gehad, een flinke wond in de rechterarm van [slachtoffer] veroorzaakt en gestoken richting de borststreek van die [slachtoffer] . Naar algemene ervaringsregels roept het in de hand houden van een mes of ander scherp voorwerp tijdens een worsteling de aanmerkelijke kans in het leven dat bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan. Bij het steken in de arm hadden zenuwen en spieren geraakt kunnen worden met blijvend letsel en beperkend gebruik van de arm tot gevolg.
Nu het algemene ervaringsregels betreffen, heeft een ieder – en dus ook verdachte – wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Verdachte heeft desondanks de worsteling met het mes voortgezet en zich niet van die worsteling verwijderd. De rechtbank is van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen blijkt dat verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het meer subsidiaire tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
meer subsidiair
op 10 mei 2022 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een scherp voorwerp, in de arm van die [slachtoffer] heeft gestoken en stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de borst van die [slachtoffer] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- de oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: TBS met voorwaarden), zoals geadviseerd door de reclassering in het maatregelenrapport van 9 december 2022 en met bevel de maatregel tot terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar te verklaren;
- oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat met een gevangenisstraf voor de duur van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, kan worden volstaan. Daarbij wijst de verdediging onder andere op LOVS-oriëntatiepunten. Ook voert de verdediging aan dat de deskundigen in het persoonlijkheidsonderzoek hebben geconcludeerd dat het ten laste gelegde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. Het is van belang, voor hemzelf en voor de samenleving, dat verdachte zo spoedig mogelijk in een kliniek wordt opgenomen en met de behandeling kan starten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte is in zijn woning naar eigen zeggen ontstoken in woede en, terwijl hij onder invloed was van verdovende middelen, in een worsteling geraakt met [slachtoffer] . Daarbij heeft hij met een scherp voorwerp een flinke steekwond in de rechterarm van [slachtoffer] veroorzaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat hij op die manier heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Het letsel had veel ernstiger had kunnen zijn dan de ontstane flinke wond.
Persoon van de verdachte.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister betreffende verdachte d.d. 13 juli 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een poging doodslag.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de over verdachte opgemaakte rapportages door de gedragsdeskundigen: dr. I.F.F.M. Elzakkers, (psychiater) M.G.H. van Willigenburg (klinisch psycholoog).
De deskundigen hebben TBS met voorwaarden geadviseerd, indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard. Beide deskundigen hebben geconstateerd dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische stress-stoornis (hierna: PTSS) en ernstige verslavingsproblematiek, die in remissie is in een gecontroleerde omgeving. Daarnaast is (mogelijk) sprake van ADHD en van borderline persoonlijkheidsstoornis en van antisociale en narcistische trekken.
Uit de rapporten van de deskundigen volgt dat bij het onbehandeld blijven van de traumasymptomen het gebruik van verdovende middelen zal aanhouden. De traumaproblematiek en de daarmee samenhangende verslavingsproblematiek zorgen bij verdachte onder andere voor impulsiviteit, prikkelbaarheid, een verzwakte agressieregulatie en verminderde probleemoplossende vaardigheden. De geconstateerde stoornissen zorgen bij verdachte dan ook voor een risico op gewelddadig gedrag. Zonder behandeling schatten zij de kans hoog in dat verdachte de komende periode weer tot gewelddadig handelen zal komen.
De deskundigen concluderen dat de geconstateerde stoornissen de gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte sterk onder invloed van cocaïne en had hij enkele nachten niet geslapen. In zijn geïntoxiceerde staat en met zijn zeer gebrekkige impulscontrole en emotieregulatie voortkomende uit de borderline persoonlijkheidsstoornis, de antisociale en narcistische trekken en de ADHD en de PTSS was er weinig rem meer op zijn agressie. Het advies van de deskundigen is om het ten laste gelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen.
Het is volgens de deskundigen voorts van belang dat verdachte verblijft in een klinische omgeving waar hij niet aan middelen kan komen en de prikkels door veel structuur en voorspelbaarheid kunnen worden beperkt. In de kliniek kan ingezet worden op blijvende abstinentie en een start worden gemaakt met de voortzetting van de behandeling van de PTSS. Vervolgens kan stapsgewijs worden toegewerkt naar verdere resocialisatie.
Een zorgmachtiging wordt niet geadviseerd. Uit het verleden is gebleken dat het reclasseringstoezicht voor verdachte een onvoldoende stevige stok achter de deur is geweest. De deskundigen stellen dat een gedwongen behandeling van een half jaar te kort zal zijn en meer tijd nodig zal zijn om binnen de structuur van klinische opname de nodige stappen te zetten.
In haar rapport van 9 december 2012 neemt de reclassering het advies van de deskundigen over. Ook heeft de reclassering in dit rapport geadviseerd over de op te leggen voorwaarden, waaronder het meewerken aan een time-out, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling en meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Verder adviseert de reclassering een alcoholverbod, op uitdrukkelijk verzoek van verdachte zelf.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
Op te leggen straf en maatregel
Gevangenisstraf
De rechtbank komt tot de oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met een wapen gaan uit van één jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte is eerder veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. Tegelijkertijd wordt verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op zijn plaats. Dat is een gevangenisstraf van 266 dagen. De rechtbank acht het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk met zijn behandeling kan starten. Gelet op de ernst van het feit kan met geen andere straf worden volstaan dan met het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
TBS met voorwaarden
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een TBS-maatregel is voldaan. Het bewezen geachte feit is een misdrijf waarop de wet een gevangenisstraf van vier jaren of meer stelt. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de bij verdachte geconstateerde stoornissen aanwezig waren tijdens het begaan van het feit en deze ook heeft beïnvloed. Zij achten het risico op herhaling van geweldsdelicten zonder behandeling groot. Zonder klinische behandeling in een beveiligde en gestructureerde setting vormt verdachte een gevaar voor de veiligheid van anderen. Verdachte is gemotiveerd en heeft zich ook bereid verklaard tot naleving van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Hij heeft daarbij uitdrukkelijk de wens uitgesproken om te worden behandeld in een gesloten setting die is gespecialiseerd in verslavingsproblematiek, voordat aan hem meer vrijheden worden toegekend. Hij beseft dat hij zich op dit moment nog niet zelfstandig kan handhaven in de maatschappij.
Gelet op de problematiek en het strafblad van verdachte, de ernst van het feit en de door de deskundigen uitgebrachte adviezen, acht de rechtbank oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden passend en geboden, waarbij de voorwaarden zullen worden ingevuld op de wijze als in het maatregelenrapport van de reclassering geadviseerd.
De rechtbank overweegt dat de maatregel TBS zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreft het bewezen verklaarde feit. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
Gelet op de rapportages van de deskundigen en het reclasseringsrapport van 9 december 2022 is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Daarom zal zij bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM)
Naast de ongemaximeerde TBS met voorwaarden zal de rechtbank ook de door de officier gevorderde GVM opleggen. De rechtbank acht de oplegging van deze maatregel van belang ter bescherming van de veiligheid van anderen, of de algemene veiligheid van personen, op basis van het toekomstige recidiverisico, zoals zij dat thans inschat. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De psychiater heeft overwogen dat in de laatste klinische fase veel aandacht dient te worden besteed aan resocialisatie. Betrokkene heeft technische vaardigheden, begeleiden
naar werk in die sector (indien mogelijk) kan ook recidive verlagend werken. Daarnaast wordt geadviseerd dat betrokkene niet terugkeert naar zijn oude woonomgeving
vanwege de daar aanwezige overdaad aan triggers die terugval in middelengebruik kunnen
uitlokken. Ook de psycholoog heeft het belang van zorgvuldige stappen naar resocialisatie aansluitend aan de klinische behandeling overwogen.
De rechtbank overweegt dat de GVM nadrukkelijk een alternatief kan bieden als blijkt dat het benodigde beveiligingsniveau van een TBS-kader niet langer noodzakelijk is. Voor verdachte zou dit kunnen betekenen dat het toezicht in een minder ingrijpend kader zou kunnen worden voortgezet als daartoe aanleiding bestaat. Op deze wijze kan het opleggen van een GVM de werkbaarheid en de doelmatigheid van forensische behandeling en begeleiding ten goede komen en bijdragen aan het terugdringen van de kans op herhaling door het leveren van maatwerk.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen fiets terug te geven aan beslagene.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een fiets (goednummer PL0900-2022130544-2993613). De fiets is aangetroffen in de schuur van verdachte.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.425,- Dit bedrag bestaat uit € 425,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Van de gevorderde materiële schade ziet een bedrag van € 250,- op de kosten die de benadeelde heeft gemaakt in het kader van het eigen risico. De benadeelde partij heeft verzocht dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de gevorderde materiële schade voor zover het de kleding betreft toewijsbaar. Zoals de benadeelde partij zelf ook in de vordering naar voren heeft gebracht is de post eigen risico van € 250,- onvoldoende onderbouwd en de vordering ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Met betrekking tot de immateriële schade acht de officier een toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1.275,- redelijk en billijk.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Zo is niet bekend wat de nieuwwaarde was van de kleding en wanneer deze door de benadeelde partij zou zijn aangeschaft.
De gevorderde immateriële schade is bijzonder hoog en niet vergelijkbaar met hetgeen in andere zaken wordt opgelegd. Daarbij acht de verdediging ook van belang dat de benadeelde partij zelf verdachte heeft geprovoceerd en een aanvallende houding heeft aangenomen en in zoverre ook een rol heeft gehad in het geheel.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat als gevolg van het bewezen verklaarde de jas en de blouse van benadeelde partij zijn beschadigd. De schatting van de benadeelde partij als gevolg geleden schade, namelijk € 150 voor de jas en € 25,- voor de blouse, acht de rechtbank redelijk en de rechtbank wijst deze posten dan ook toe.
Daarnaast is een bedrag van € 250,- gevorderd voor het eigen risico dat de benadeelde partij heeft moeten betalen voor de medische behandelingen als gevolg van het bewezen verklaarde. Zoals de benadeelde partij in zijn vordering zelf onderkent, is deze post onvoldoende onderbouwd en komt deze nu niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal dit deel van de gevorderde materiële schade daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade.
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding, onder meer indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel in de vorm van een steekverwonding opgelopen. Het betrof een fikse wond, waar de benadeelde partij nog enige tijd last van heeft gehad.
De rechtbank houdt hier bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade rekening mee, maar ook met de aard en de ernst van het feit en de psychische impact die dit blijkens de onderbouwing van de vordering op de benadeelde partij heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 1.000,00 een billijke vergoeding is en zal dat bedrag toewijzen.
De benadeelde partij heeft de vordering tot immateriële schade ook gebaseerd op aantasting van de persoon op andere wijze. De rechtbank is van oordeel dat deze grondslag niet aan de orde is. Voor het aannemen van deze grondslag moeten voldoende concrete gegevens worden aangevoerd dat psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld door middel van een verklaring van een deskundige. Een dergelijke verklaring is in dit geval niet verstrekt. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, maar daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. Voor zover de benadeelde partij een hoger bedrag aan immateriële schade heeft gevorderd dan € 1.000,-, zal de rechtbank de vordering daarom afwijzen.
Gedeeltelijke toewijzing van de vordering
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering tot het bedrag van € 1.175,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.175,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 21 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 38z, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiaire ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair en subsidiaire ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 266 dagen
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
  • verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht;
  • verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Kliniek (FPK) of Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt, welke time-out maximaal 7 weken duurt, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
  • verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • verdachte laat zich opnemen in De Piet Roordakliniek te Zutphen (Tactus Verslavingszorg) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, welke opname start aansluitend op zijn detentie en duurt zolang de behandelaar en de reclassering dat nodig vinden, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waaronder gelet op de problematiek van verdachte ook het innemen van medicijnen kan vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt en waarbij geldt dat als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, verdachte meewerkt aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte laat zich aansluitend op zijn klinische opname behandelen door de forensische polikliniek van Fivoor, Tactus of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, welke behandeling start na intake en acceptatie en duurt zolang de behandelaar en de reclassering dat nodig vinden, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waaronder gelet op de problematiek van verdachte ook het innemen van medicijnen kan vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte werkt mee aan een intake en een daarop volgend verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, welk v verblijf start na het beëindigen van de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod, welke controle gebeurt met urineonderzoek en waarbij geldt dat de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren, waarbij geldt dat de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte werkt, indien noodzakelijk, mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
  • beveelt dat de voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht);
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 Fiets (elektrisch), goednummer PL0900-2022130544-2993613;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.175,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan € 1.175,- van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • wijst een gedeelte van € 4.000,- van de vordering af;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde bedrag van € 250,- niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van verdachte aan de Staat € 1.175,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 21 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Blok, voorzitter, en mrs. E.H.M. Druijf en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
(meermalen) met een mes en/of schaar, althans een scherp voorwerp, in de arm(en)
van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of in de borst heeft gestoken en/of
gesneden en/of stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de borst van
die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Utrecht
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse snijwonden in zijn arm(en) en/of borst,
heeft toegebracht door die [slachtoffer] (meermalen) met een mes en/of schaar,
althans een scherp voorwerp, in zijn arm(en) en/of in de borst te steken en/of
snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(meermalen) met een mes en/of schaar, althans een scherp voorwerp, in de arm(en)
van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of in de borst heeft gestoken en/of
gesneden en/of stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de borst van
die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 12 mei 2022 (voorgeleiding rechter-commissaris), doorgenummerd pag. 1 tot en met pag. 75, en van 23 mei 2022 (voorgeleiding raadkamer), doorgenummerd pag. 76 tot en met pag. 113, en van 10 juli 2022 (voorgeleiding raadkamer), doorgenummerd pag. 114 tot en met pag. 245, allen met dossiernummer PL0900-2022132107 en opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, is zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2022, p. 10
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 mei 2022, pag. 86
4.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 mei 2022, pag. 87
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 mei 2022, p. 88
6.Ander geschrift, pag. 143 en 150