ECLI:NL:RBMNE:2023:5928

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
16/063537-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige neef

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn minderjarige neef. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer, geboren in 2009, in de periode van 1 december 2020 tot en met 11 augustus 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het betasten van het lichaam van het slachtoffer en het uitvoeren van orale seks. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze consistent en gedetailleerd waren. De verdachte heeft tijdens de zitting gedeeltelijk ontkend, maar de rechtbank achtte zijn verklaringen niet geloofwaardig. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 200 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen en een schadevergoeding van € 2.500,- vastgesteld, met een BEM-clausule ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/063537-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. T. Pastoor, van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen, alsmede de advocaat van de benadeelde partij, mr. M. Rotgans, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 december 2020 tot en met 31 augustus 2021 te Hooglanderveen en/of Voorthuizen en/of in de provincie Zeeland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009
.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partieel vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde ten aanzien van de pleegplaatsen Hooglanderveen en Voorthuizen en de volgende ontuchtige handelingen: het tongzoenen, het pijpen en het aftrekken. Verdachte heeft consistent verklaard over dat wat niet heeft plaatsgevonden. De getuigenverklaringen van mevrouw [getuige 1] en de heer [getuige 2] bieden steun voor deze verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Slachtoffer [slachtoffer] heeft in zijn geschreven brief (bijgevoegd bij de aangifte) onder meer het volgende verklaard:Het begon toen [A] in het ziekenhuis lag. [verdachte] stak zijn hand in mijn broek en zat aan me piemel. De 2e keer was toen ik weer bij hem bleef slapen en er gebeurde precies hetzelfde.
De 3e keer was bij ons thuis toen hij bleef slapen. Ik zat onder een deken en wou hem laten schrikken. Hij stak weer zijn hand in mijn broek en zat aan me piemel. Op vakantie is het heel vaak gebeurd. Als ik in de jacuzzi zat gebeurde het weer, maar toen ik uit de douche kwam zoog hij ineens aan me piemel en hij gaf me ineens een kus en wilde zijn tong naar binnen duwen. Hij heeft dat al vaker gedaan dat hij aan me piepel zoog. Die avond ging iedereen lopen. Ik ging naar boven douchen. Hij stapte naast me in de douche en zat weer aan me piemel. [2]
Slachtoffer [slachtoffer] heeft in zijn studioverhoor onder meer het volgende verklaard:V: Waar heeft hij jou aangeraakt?
A: Kan beter zeggen waar niet. Echt overal. Van top tot teen.
V: Bleef niet alleen bij aanraken maar zuigen?
A: Vaker gebeurd. Dat was op vakantie gebeurd.
V: Tongzoenen?
A: 1 keer gebeurd. In het bubbelbad ook op vakantie.
V: Vertel alles over het zuigen?
A: Eerst er aanzat en daarna zat hij aan mijn piemel te zuigen.
A: Hij zoog aan mijn piemel met zijn mond.
V: Waar?
A: Aan het topje.
V: Hoe weet je dat?
A: Ik zag het.
V: Piemel zoog, situatie?
A: Toen ik aan het omkleden was. Hij duwde mij op bed en deed het opeens. Ja ik was helemaal uitgekleed. Hij komt dan zonder kleren de kamer binnen en duwt mij op bed. Hij zuigt ineens aan mijn piemel. [3] V: En het moment van bed duwen?
A: We gingen met zijn alle naar een markt in Zeeland.
V: Hoe is hij dan?
A: Hij werd er opgewonden van. Hij kreeg een blij gezicht.
A: Het was eind augustus 2021 gebeurd.
V: Wat moest jij bij hem doen?
A: Ik moest allemaal dingen bij hem doen. Hij lag op bed en hij was 50 procent. Ik moest hem opmaken, hoe meer ik deed hoe meer hij opraakte. Hij werd 49 procent en zo verder.
V: Anders dingen? [4] A: Aan zijn piemel zitten
V: Laatste keer jij piemel gezogen?
A: 1 na laatste dag voordat hij weg ging van die vakantieweek. Dat was die dag dat ik het tegen mijn moeder heb gezegd. Ik zat in bad gewoon en hij kwam erbij zitten. Hij kuste mij met zijn mond op mijn mond en ik voelde zijn tong tegen mijn tong aan. Dit was voordat hij aan mijn piemel ging zuigen. Ik ging na het zwembad naar boven om te douche en wilde hij met mij in de douche gaan staan en toen ben ik weggegaan en toen op bed was het gebeurd met piemel. Opeens kwam hij binnen en stapte onder de douche met mij. Voor ik mij kon bedenken zit hij er dan ook aan. Ik had mijn zwembroek ook al uitgedaan. Hij had ook geen zwembroek aan. Met zijn hand zat hij aan mijn piemel. Hij probeert mijn piemel hard te maken en maakt een beweging van op en neer. [5] V: Wanneer was de eerste keer?
A: Toen mijn zusje een blindedarmontsteking kreeg dat was de eerste keer. December 2020 is het begonnen. [6]
Aangever [aangeefster] heeft onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: Hooglanderveen
V: Waarvan doe je aangifte?
A: Dat mijn zoon, [slachtoffer] , misbruikt is door zijn neef [verdachte] . [verdachte] heeft aan zijn piemel gezeten, [verdachte] heeft [slachtoffer] gepijpt en [verdachte] heeft gevraagd of [slachtoffer] aan zijn piemel wilde zitten.
V: Wanneer is het gebeurd?
A: December 2020 tot en met augustus 2021 is het uitgekomen wat er is gebeurd.
V: Waar is het gebeurd?
A: Op heel veel verschillende plekken. Bij ons thuis, bij [verdachte] thuis en in Zeeland in een vakantie huisje.
V: Weet jij in jullie huis waar?
A: [slachtoffer] vertelde dat hij onder een deken zat, dat hij [verdachte] wilde laten schrikken en dat [verdachte] toen zijn hand in de broek van [slachtoffer] stak.
V: Op welke wijze ben je op de hoogte gekomen dat [slachtoffer] misbruikt zou zijn door [verdachte] .
A: Dat heeft [slachtoffer] mij verteld. Wij waren op vakantie in Zeeland in augustus 2021. Hij heeft het verteld op 11 augustus 2021 aan mij en de vrijdag ervoor waren we naar Zeeland toegegaan.
V: Vertel eens alles over hoe je te weten bent gekomen wat er gebeurd zou zijn tussen [verdachte] en [slachtoffer] ?
A: Toen gingen we s ’avonds na het eten een stukje lopen en [slachtoffer] bleef thuis en [verdachte] bleef ook thuis. Toen kwamen we terug van het lopen en ik kreeg vervolgens een appje van [slachtoffer] "Mam wil je nu naar boven komen." Toen liep ik naar boven en zat hij in zijn slaapkamer, hij huilde op dat moment. Hij zei: " [verdachte] heeft aan mij gezeten. maar hij heeft gezegd dat ik het aan niemand door mag vertellen." [7] Ik hoorde dat [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] aan zijn piemel had gezeten. [8] V: Die avond, heeft [slachtoffer] jullie nog details verteld?
A: Die avond vertelde hij dat er iets was gebeurd in de tub en hij vertelde dat [verdachte] op zijn bed had gelegen en gezegd dat "hij al zoveel procent was". [9] V: Wat heeft [slachtoffer] nog verder aan details verteld m.b.t. seksuele handelingen?
A: Op een avond, voor het gesprek (de rechtbank begrijpt het gesprek van 2 december 2021) lag [slachtoffer] op het bed onder een deken. [slachtoffer] vertelde mij toen: "Hij heeft aan mij gezogen" en dat het vaker gebeurd was. Hij vertelde dat dit vaker was gebeurd en ook over de keer dat [verdachte] , toen hij zelf onder de deken lag, met zijn hand in de broek van [slachtoffer] was gegaan.
A: [slachtoffer] had er ook bij gezet dat [verdachte] geprobeerd had hem te tongzoenen. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik heb op de vakantie in augustus 2021 in Zeeland in de jacuzzi de piemel van [slachtoffer] aangeraakt. [slachtoffer] begon mij te zoenen en probeerde mij te tongzoenen. Ook heeft [slachtoffer] daarna in de douche aan mijn piemel gezeten en ik heb zijn piemel met mijn hand vastgepakt. [11]
Verdachte heeft in het politieverhoor onder meer het volgende verklaard:
Adres: [adres]
Plaats: [woonplaats]
V: Spraken jullie ook wel eens met z'n tweeën af?
A: Mijn nichtje [A] lag in het ziekenhuis vanwege een blindedarmontsteking toen heb ik op hem gepast. Dat was de eerste keer dat [slachtoffer] echt alleen samen met mij was. [12]
A: De keer dat we op vakantie waren wilde [slachtoffer] dat ik steeds de jacuzzi mee in ging. Dat deed ik. Ik ben toen gaan douchen. Hij kwam ook bij mij aan de douche staan. Hij pakte mijn hand en hij wou dat ik aan hem ging zitten. [13]
V: Wat deed hij verder in de jacuzzi? Zijn hand?
A: Die bracht hij naar zijn eigen geslachtsdeel en liet hem wrijven.
V: hoe lang duurde dat ongeveer?
A: kwartiertje ongeveer.
V: Toen ging je douchen. Toen kwam hij onder de douche staan. Wat deed hij toen?
A: Toen kwam hij binnen, ging over mijn buik strelen, over mijn geslachtdeel en ook bij mij kant.
V: Wat deed hij precies.
A: Met zijn ene hand ging hij naar zijn geslachtsdeel toe en wou hij dat ik hem daarover heen streelde. Met zijn andere hand ging hij naar mijn kont toe. [14]
V: Toen duwde [slachtoffer] jou op bed. Hij ging op jou zitten. Hoe lang duurde dat ongeveer?
A: tien minuutjes ongeveer.
V: Wat deed [slachtoffer] in die tien minuten?
A: Uiteindelijk ging hij met zijn hand in mijn onderbroek en spelen.
V: Wat is dan dat spelende onderbroek?
A: Beetje aaien. Beetje met mijn piemel door zijn hand laten gaan.
V: Is dit aftrekken wat je bedoelt?
A: Niet echt. Aftrekken is dat je er ook klaar van komt en dit waren meer onregelmatige bewegingen.
V: Hoeveel weeg jij?
A: 55 kilo
V: Weegt [slachtoffer] meer of minder dan jij?
A: Minder
V: Hoe lang is [slachtoffer] bij jou?
A: Ongeveer tepelhoogte bij mij? [15]
A: Hij heeft zijn tong bij mij in de mond geduwd toen hij bij mij in bed lag. [16]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen het slachtoffer en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd. Steunbewijs kan ertoe leiden dat toch een bewezenverklaring kan volgen. Of er sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de ten laste gelegde handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (slachtoffer) heeft afgelegd [17] .
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer] als betrouwbaar kan worden aangemerkt. De rechtbank let bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring op volledigheid, accuraatheid en consistentie. De rechtbank constateert op basis van het dossier dat [slachtoffer] een consistente verklaring heeft afgelegd, zowel ten aanzien van de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden als de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. De verklaring van [slachtoffer] is op onderdelen zeer gedetailleerd. Hij is in staat specifieke momenten (en locaties) te benoemen waar de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Hij verklaart gedetailleerd over wat verdachte tijdens de ontuchtige handelingen tegen hem heeft gezegd en hij beschrijft op een authentieke manier en passend bij zijn leeftijd hoe verdachte keek als hij opgewonden raakte. Zo zegt [slachtoffer] dat verdachte een blij gezicht kreeg toen hij aan zijn piemel zoog. Ook neemt de rechtbank in overweging dat [slachtoffer] verklaart dat bepaalde handelingen niet zijn gebeurd, zoals het pijpen van verdachte. De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is.
De verklaring van [slachtoffer] vindt verder voldoende steun in ander bewijsmateriaal. [slachtoffer] heeft in zijn studioverhoor en zijn brief in concrete bewoordingen verteld wat hem is overkomen en op essentiële punten komt zijn verklaring overeen met wat hij aan zijn moeder (aangeefster [aangeefster] ) heeft verteld. Zijn moeder verklaart ook deels uit eigen waarneming: nadat zij op 11 augustus 2021 een bericht van [slachtoffer] heeft ontvangen, ziet zij hem huilend op bed zitten. Daarnaast heeft verdachte erkend dat bepaalde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, wat tevens de verklaring van [slachtoffer] ondersteunt.
Voor een bewezenverklaring van het feit is op zich niet relevant wie het initiatief tot de handelingen nam, maar de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] het initiatief nam en dat er veel minder ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden dan [slachtoffer] heeft verklaard, vindt de rechtbank, gelet op het voorgaande in combinatie met inconsistenties en innerlijke tegenstrijdigheden in de verklaringen van verdachte, niet geloofwaardig. Zo heeft verdachte wisselend verklaard over hetgeen gebeurd is onder de douche in het vakantiehuis en vervolgens op bed. Op zitting heeft hij gezegd dat de handelingen onder de douche stopten toen ze schrokken van een geluid, terwijl hij bij de politie heeft verklaard dat ze schrokken van een geluid toen ze op bed lagen en toen stopten. Verder heeft verdachte wisselend verklaard over de vraag of op bed de onderbroeken al dan niet aan waren. Op zitting verklaarde hij (aanvankelijk) dat de onderbroeken aan waren terwijl hij bij de politie heeft verklaard dat [slachtoffer] verdachtes onderbroek heeft uitgetrokken. Verdachte heeft verklaard dat hij elke keer een black-out kreeg en daarom niets deed, maar de rechtbank acht dit niet consistent met zijn verklaringen over de duur van de handelingen (een kwartier in de tub, tien minuten op bed en volgens zijn verklaring ter zitting ongeveer een half uur of twintig minuten onder de douche). De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat hij al die tijd en steeds weer opnieuw niet in staat was om de handelingen – die volgens hem tegen zijn zin waren - te stoppen. De verklaring dat [slachtoffer] hem tegen zijn zin op bed heeft geduwd en zijn onderbroek heeft uitgetrokken, acht de rechtbank gelet op het grote leeftijdsverschil en het verschil in postuur, zonder meer ongeloofwaardig.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
Partiele vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat om verdachte te veroordelen voor het zichzelf aftrekken in het bijzin van [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel uit de tenlastelegging vrijspreken. De rechtbank heeft daarnaast op basis van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte de ontuchtige handelingen vanaf december 2020 tot en met 11 augustus 2021, het moment dat [slachtoffer] in Zeeland aan zijn moeder heeft verteld dat verdachte aan hem zou hebben gezeten, heeft gepleegd. Na de ontdekking op 11 augustus 2021 hebben er immers geen handelingen meer plaatsgevonden. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de overige ten laste gelegde periode.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 december 2020 tot en met 11 augustus 2021 te Hooglanderveen en Voorthuizen en in de provincie Zeeland, telkens met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het telkens, meermalen,
- betasten van het gehele lichaam van die [slachtoffer] , en
- betasten en aftrekken van de penis van die [slachtoffer] , en
- in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en het pijpen van die [slachtoffer] , en
- tongzoenen met die [slachtoffer] , en
- zijn, verdachtes, penis laten betasten door die [slachtoffer] en zich, verdachte, laten aftrekken door die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast. De officier van justitie heeft voorts gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een jeugddetentie van 365 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 363 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de (bijzondere) voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling bij de Waag en een contactverbod met [slachtoffer] ;
  • een taakstraf in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de strafeis zoals geformuleerd door de officier van justitie en heeft ook verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsman heeft benadrukt dat verdachte een first offender is en dat de Waag heeft aangegeven dat verdachte geen hulpvraag meer heeft. Ook is er sprake van een laag recidiverisico. De verdediging heeft verder aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de toekomst van verdachte. Verdachte werkt in de onderwijssector. Het zal voor verdachte, bij een veroordeling, lastig zijn een VOG te verkrijgen. Hij zal dan moeten investeren in een omscholing.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige neefje [slachtoffer] . Verdachte was 18/19 jaar oud en [slachtoffer] was 11 jaar oud. Er was sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil. Jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar worden door de wet beschermd tegen het ondergaan van seksuele handelingen, aangezien zij de gevolgen hiervan op langere termijn nog niet kunnen overzien en zich veilig moeten kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en mogelijk zijn normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruist. Uit de slachtofferverklaring, voorgelezen ter terechtzitting, blijkt de grote impact van de acties van verdachte op [slachtoffer] en zijn ouders. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in de familiesfeer, terwijl [slachtoffer] zich als kind binnen zijn familie en in zijn eigen omgeving veilig moet kunnen voelen. Verder heeft verdachte de feiten slechts tot op bepaalde hoogte erkend. Het baart de rechtbank tot slot zorgen dat verdachte het initiatief van de ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] legt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 april 2023 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
Uit het NIFP-trajectconsult van 30 mei 2022, opgesteld door L. Schallenberg, psychiater, volgt dat er geen aanwijzingen zijn voor aanwezige psychische stoornissen en/of ontwikkelingsstoornissen. Ook kan er geen parafiele stoornis worden vastgesteld.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van:
- het reclasseringsadvies van 19 juli 2022, opgesteld door mevrouw L. Hermans, reclasseringswerker; en
- het voortgangsverslag toezicht van de reclassering van 31 maart 2023, opgesteld door mevrouw C. Jansen en R. Lubbers, toezichthouders.
Op 19 juli 2022 heeft de reclassering geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de volwassenen reclassering, ambulante behandeling door de Waag, een contactverbod met [slachtoffer] en overige voorwaarden betreffende het gedrag (het zo veel mogelijk vermijden van één op éen contact met minderjarigen). De reclassering wijkt in het voortgangsverslag van 31 maart 2023 af van het bovengenoemde advies en adviseert de rechtbank de strafzaak af te doen zonder het opleggen van bijzondere voorwaarden. Het risico op recidive wordt als laag ingeschat en verdachte toont initiatief, is afspraaktrouw en meewerkend. Daarnaast heeft verdachte op korte termijn geen behoefte aan contact met [slachtoffer] en hij zal dit ook niet op eigen initiatief aangaan. De reclassering acht het voortzetten van een toezicht of inzet van andere interventies niet meer nodig om de risico’s verder te beperken. Volgens de reclassering heeft verdachte wel behandeling nodig die gericht is op het aangeven van grenzen. Wat betreft de reclassering is het echter niet nodig dat dit binnen het justitiële kader plaatsvindt.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op hetgeen de raadsman ter terechtzitting heeft aangevoerd ten aanzien van de consequenties die een veroordeling voor ontucht voor de toekomst van verdachte zal hebben.
Toepassing jeugdstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde pleegperiode 18/19 jaar oud, en dus meerderjarig. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige verdachten het volwassenenstrafrecht toegepast. De rechtbank kan op grond van artikel 77c Sr, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het jeugdstrafrecht toepassen, bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar.
Uit voornoemd reclasseringsadvies van 19 juli 2022 blijkt dat verdachte jonger overkomt dan zijn leeftijd. Verdachte kent een vorm van naïviteit en onbevangenheid. Dit doet de reclassering zich afvragen of verdachte wel altijd de consequenties van zijn handelen overziet. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven zich jonger te voelen dan 19 jaar oud. Hij leunt naar eigen zeggen op zijn ouders. De reclassering benadrukt dat er pedagogische mogelijkheden zijn voor verdachte en ook zijn er geen contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Bovendien ziet de reclassering verdachte niet functioneren in een penitentiaire inrichting voor volwassenen. Gelet op het voorgaande wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat ook verdachte zich in een cruciale levensfase bevindt voor wat betreft zijn emotionele, morele én seksuele ontwikkeling.
De rechtbank ziet op basis van bovenstaande conclusie in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
Beoordeling door de rechtbank
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de inverzekeringstelling (drie dagen). De rechtbank zal bepalen dat het resterende gedeelte van de jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om verdachte in de toekomst van (soortgelijke) strafbare gedragingen te weerhouden en hem ambulant te laten behandelen bij de Waag. Ondanks dat de reclassering in haar voortgangsrapportage geadviseerd heeft verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen, is de rechtbank van oordeel dat het geboden is dat verdachte binnen het justitiële kader hulp krijgt. Verdachte heeft ter terechtzitting geen volledige openheid van zaken gegeven en legt het initiatief van de seksuele handelingen bij het slachtoffer. Het is dan ook van belang dat verdachte met deskundigen hierover in gesprek gaat en daar niet vrijblijvend mee kan stoppen.
De rechtbank acht naast een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van het ondergane voorarrest, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij de Waag, een contactverbod met [slachtoffer] en een verplichting om één-op-één contact met andere minderjarigen te vermijden, een taakstraf in de vorm van een werkstaf voor de duur van 200 uren, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Namens [slachtoffer] is daarnaast verzocht dat wordt bepaald dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen spaarrekening met een BEM-clausule.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van Justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer] dient te worden toegewezen. Zij vordert het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag dient te worden gematigd, nu verscheidende onderdelen uit de tenlastelegging niet te bewijzen zijn en er geen verwijzing naar een psycholoog in het dossier zit.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending in de huidige zaak met zich meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Gelet op deze aard en ernst van de normschending, en de nadelige gevolgen die de benadeelde partij blijkens uit de vordering al heeft ondervonden, acht de rechtbank het gehele gevorderde bedrag toewijsbaar.
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 2.500,00 toewijzen, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de
benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot hij achttien jaar oud is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het ten laste gelegde bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentievan
180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
177 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee (2) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich meldt binnen vijf werkdagen na het ingaan van zijn proeftijd bij zijn toezichthouder van Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich, na eventuele psychodiagnostiek, laat behandelen door forensische polikliniek De Waag te Amersfoort, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De intakefase is al gestart, de daaruit voortvloeiende behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de heer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zoveel mogelijk één-op-één contacten met minderjarigen vermijdt. Hij geeft de reclassering toestemming het staken van zijn vrijwilligerswerk op dit vlak bij de kerk te controleren, voor zover en zo lang de reclassering dit nodig acht.
- geeft aan Reclassering Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf in de vorm van een werkstrafvan
200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
100 dagen jeugddetentie;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.500,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer] , geboren op 3 augustus 2009, te openen rekening met een BEM-clausule.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. S.M. Schothorst en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 31 augustus 2021 te Hooglanderveen, gemeente Amersfoort, en/of Voorthuizen, gemeente Barneveld, en/of in de provincie Zeeland, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens), een en/of meermalen,
- betasten van het gehele lichaam van die [slachtoffer] , en/of
- betasten en/of aftrekken van de penis van die [slachtoffer] , en/of
- in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of het pijpen van die [slachtoffer] , en/of
- zoenen en/of tongzoenen met die [slachtoffer] , en/of
- zijn, verdachtes, penis laten betasten door die [slachtoffer] en/of zich, verdachte, laten aftrekken door die [slachtoffer] , en/of
- zichzelf aftrekken in de aanwezigheid van die [slachtoffer] ;
(art 247 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 maart 2022, genummerd 2021376486, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 122. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, te weten een brief van het slachtoffer [slachtoffer] , pagina 4.
3.Een proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer] , p. 19.
4.Een proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer] , p. 20.
5.Een proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer] , p. 21.
6.Een proces-verbaal van het studioverhoor van [slachtoffer] , p. 22.
7.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , namens [slachtoffer] , p. 6.
8.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , namens [slachtoffer] , p. 7.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , namens [slachtoffer] , p. 8.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , namens [slachtoffer] , p. 12.
11.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 16 mei 2023, inhoudende de
12.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 55.
13.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 56.
14.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 59.
15.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 60.
16.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 63
17.Onder meer: HR 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1247.