ECLI:NL:RBMNE:2023:5927

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
16/301921-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en mishandeling van een verbalisant

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1994, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting en mishandeling van een verbalisant. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 november 2022 opzettelijk brand heeft gesticht in een woning in Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, door een dekbedovertrek in brand te steken. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de goederen in de woning. De verdachte heeft de brand gesticht terwijl er andere personen in de woning aanwezig waren, wat de ernst van het feit vergroot. Daarnaast heeft de verdachte tijdens zijn aanhouding een verbalisant, brigadier [verbalisant 1], mishandeld door hem in de vinger te bijten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling, gezien de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de verbalisant, tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte € 200,- moet betalen voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/301921-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2023 en 16 mei 2023. Deze zaak is op de laatstgenoemde datum inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
primairop 18 november 2022 te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan [adres] ;
subsidiairop 18 november 2022 te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht, heeft geprobeerd om opzettelijk brand te stichten in een woning gelegen aan [adres] ;
meer subsidiairop 18 november 2022 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, opzettelijk en wederrechtelijk een dekbedovertrek en/of kleding en/of een droogrek en/of een sprei en/of een bed van [A] heeft vernield;
feit 2:
op 18 november 2022 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, een ambtenaar, [verbalisant 1] , heeft mishandeld;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden
vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte vanaf het begin een consistente en gedetailleerde ontkennende verklaring heeft afgelegd en er geen getuigen zijn die hebben waargenomen dat het verdachte is geweest die het dekbedovertrek in brand heeft gestoken. Ook ontbreekt ieder forensisch of technisch bewijs van zijn betrokkenheid bij de brand en zijn er meerdere alternatieve scenario’s mogelijk. Enkel het scenario dat verdachte het dekbedovertrek in brand heeft gestoken, is onderzocht. Er kan niet worden uitgesloten dat een ander, zoals mevrouw [getuige 1] en/of een van haar kinderen, de brand heeft gesticht. De raadsman heeft aangevoerd dat deze overige bewoners er belang bij hebben verdachte uit de woning te verwijderen.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een voltooide brandstichting (of een poging daartoe) en gemeen gevaar voor goederen. Er heeft geen specialistisch brandkundig onderzoek plaatsgevonden in de desbetreffende slaapkamer. Er is zodoende niet vastgesteld waar, wanneer en hoelang het dekbedovertrek precies heeft gebrand of geschroeid. Wel heeft de forensisch brandonderzoeker geconcludeerd dat het dekbedovertrek waarschijnlijk vochtig was door schoonmaakazijn. Schoonmaakazijn is volgens deze deskundige niet brandonderhoudend en zou een brandend stuk textiel in alle waarschijnlijkheid blussen. Wettig en overtuigend bewijs voor het onder feit 1 ten laste gelegde ontbreekt dan ook.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft ontkend en dat de wond op de linker middelvinger van verbalisant [verbalisant 1] niet afkomstig is van bijten. Volgens de raadsman ziet de wond er niet uit als een bijtwond. Verbalisant [verbalisant 1] verklaart ook niet dat hij werd gebeten door verdachte. Bovendien zijn er geen getuigen die verdachte de verbalisant hebben zien bijten. Verbalisant [verbalisant 1] zou de wond op zijn vinger dan ook kunnen hebben opgelopen doordat hij met zijn hand langs de tand van verdachte is ‘geschaafd’. Bovendien is geen sprake geweest van (voorwaardelijk) opzet om de verbalisant te mishandelen, omdat verdachte in een psychose verkeerde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1:
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Adres: [adres]
plaats: [woonplaats] [2]
Over het incident van 18 november 2022 kan ik het volgende vertellen: ik zag dat [verdachte] in de deuropening stond te lachen. Ik pakte een buiktasje die op zijn slaapkamer in mijn buurt lag. Ik heb hem hier vier keer mee geslagen. Ik ben toen naar beneden gegaan en heb de politie gebeld. Op dat moment hoorde ik het brandalarm afgaan. Ik stond op dat moment beneden in de gang bij de trap. Ook zag ik dat [verdachte] inmiddels het huis uitrende. Wij zagen dat er op mijn kamer beddengoed was aangestoken. [3]
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard:Op 18 november 2022 omstreeks 20:30 uur was ik thuis. Mijn moeder, zusje en [verdachte] waren op dat moment ook in de woning aanwezig. Ik hoorde mijn moeder naar de slaapkamer van [verdachte] lopen. [verdachte] bevond zich op dat moment in zijn slaapkamer. [4] Ik zag dat mijn moeder [verdachte] meerdere keren met het buideltasje op het bovenlichaam sloeg. Ik heb mijn moeder meegenomen naar beneden, naar de woonkamer. Ik hoorde dat mijn moeder
riep: "pak mijn telefoon, ik ga je vader bellen". Ik zag dat mijn zusje de telefoon van mijn moeder pakte. Ik hoorde dat mijn moeder mijn vader belde, maar ik begreep dat mijn vader de telefoon niet oppakte. Ik hoorde dat mijn moeder de politie belde. Ik hoorde vervolgens het brandalarm afgaan. Ik zag dat [verdachte] inmiddels beneden was en de voordeur opende en de woning uitliep. Mijn moeder, zusje en ik gingen voor de trap staan. [5] Hierna liep ik naar de slaapkamer van mijn ouders en ik zag op de grond een verbrand gedeelte van een dekbedovertrek. [6]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] over het forensisch onderzoek naar het dekbedovertrek, inclusief fotobijlagen, staat onder meer het volgende:
Naar aanleiding van een brandstichting op vrijdag 18 november 2022 aan de [adres] te [woonplaats] werd bij de afdeling Forensische opsporing een dekbedovertrek aangeboden. Het dekbedovertrek werd door mij uitgespreid. Ik zag daarbij diverse inbrandingen over een groot gedeelte van het dekbedovertrek (foto 6 t/m 9). Door mij werd vastgesteld dat het materiaal van het dekbedovertrek 100% katoen betrof. Katoen is een materiaal wat brandbaar is maar niet uit zichzelf ontbrand. Er dient dus vuur van enigerlei soort bij gehouden te worden om tot ontbranding te komen. Als het eenmaal brand bestaat de mogelijkheid dat er voldoende hitte gegenereerd wordt waarna het katoen zonder bijbrengen van vuur door blijft branden. [7]
Feit 2:
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , inclusief fotobijlagen, staat onder meer het volgende:
Verdachte [verdachte] werd op 18 november 2022 aangehouden en naar het politiebureau in [plaats] gebracht. Vervolgens brachten hoofdagent [verbalisant 3] en ik, brigadier [verbalisant 1] , verdachte [verdachte] naar cel twee. [8] Ik sloot vervolgens de deur af. Ik keek, nadat de deur gesloten was, door het raam van de celdeur. Ik zag dat de verdachte twee handen naar zijn keel bewoog, zijn handen om zijn keel vastpakte en zijn keel dichtkneep. Ik riep naar mijn collega's dat ze terug moesten komen, omdat de verdachte zichzelf aan het kelen was. Gezamenlijk brachten wij de verdachte naar de grond. Ik had mijn linkerhand op de linkerschouder van de verdachte. Plots voelde ik een tand van de verdachte tegen mijn middelvinger aan. Ik voelde dat het een tand was, omdat het scherp voelde. Ik riep direct naar mijn collega's: "pas op! Hij bijt!" Ik trok ook direct mijn hand weg bij de mond van de verdachte. Ik keek naar mijn hand en zag dat mijn middelvinger van mijn linkerhand bloedde. Ik zag een snee ter grootte van ongeveer een centimeter op het eerste kootje van mijn middelvinger. [9]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 18 november 2022 was ik in dienst. Ik zat op dat moment rechts naast [verdachte] . Ik zag dat [verbalisant 1] links naast verdachte gehurkt zat. Plots hoorde ik [verbalisant 1] zeggen dat we op moesten passen omdat [verdachte] zou bijten. Ik zag dat [verdachte] zijn hoofd naar rechts draaide en in ieder geval twee keer een bijtbeweging in mijn richting maakte. Ik zag dat hierbij de tanden van [verdachte] ontbloot waren. [10]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Ik zag dat collega [verbalisant 1] een wondje had op zijn middelvinger. Ik zag dat dit wondje in de vorm was van een tandafdruk en dat dit wondje donkerrood van kleur was. [11]
Bewijsoverwegingen
T.a.v. feit 1:
Voltooide brand met gemeen gevaar voor goederen
De rechtbank concludeert op grond van bovengemelde bewijsmiddelen dat op 18 november 2022 in de woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] brand is gesticht. De rechtbank overweegt dat de brandplekken in het dekbedovertrek, zoals beschreven en getoond in het forensisch onderzoek, naar hun uiterlijke verschijningsvorm meer behelzen dan een enkele schroeiplek en zijn veroorzaakt doordat het dekbedovertrek daadwerkelijk in brand heeft gestaan. Ondanks het feit dat er geen brand door de getuigen is waargenomen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat er sprake is van een voltooide brandstichting. Gelet op de locatie waar de brand is gesticht, te weten in de slaapkamer op de bovenverdieping van de woning, was er gemeen gevaar te duchten voor de goederen die zich op dat moment in die slaapkamer bevonden.
Daderschap verdachte
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] leidt de rechtbank af dat [getuige 1] , [getuige 2] , [B] zich beneden in de woning bevonden toen het brandalarm afging en dat uitsluitend verdachte zich toen op de bovenverdieping van de woning bevond. De getuigen verklaren dat verdachte, na het afgaan van het brandalarm, naar beneden is gegaan en de woning heeft verlaten. Vervolgens hebben zij zich naar de bovenverdieping van de woning begeven en daar zagen zij de brandplekken op het dekbedovertrek. Gelet op het feit dat alleen verdachte zich op de bovenverdieping bevond en de korte tijdspanne tussen het horen van het brandalarm en het verlaten van de bovenverdieping door verdachte, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het verdachte is geweest die het dekbedovertrek in brand heeft gestoken.
De betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en alternatieve scenario’s
Verdachte heeft verklaard dat hij niet degene is geweest die het dekbedovertrek in brand heeft gestoken en dat een ander, zoals de getuige [getuige 1] en/of een van haar kinderen, dit mogelijk heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank wordt die mogelijkheid door de inhoud van het hiervoor weergegeven bewijs weerlegd. Voor zover de verdediging heeft bedoeld dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] onbetrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden, overweegt de rechtbank voor de volledigheid het volgende.
De rechtbank acht de verklaringen van beide getuigen betrouwbaar en neemt hierbij in aanmerking dat er een kort tijdsbestek zit tussen de melding bij de politie, het moment dat de politie ter plaatse komt en het horen van de getuigen. De getuigen hebben daarom volgens de rechtbank onvoldoende de tijd en gelegenheid gehad om hun verklaringen af te stemmen. Bovendien verklaren de getuigen gedetailleerd en overeenkomend over hetgeen zich voor en na het belcontact met de politie en het horen van het brandalarm heeft afgespeeld. Dat, volgens de verdediging, de bewoners onbetrouwbaar hebben verklaard om verdachte te laten opdraaien voor de gestichte brand is ook niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft gepleegd.
T.a.v. feit 2:
De rechtbank stelt vast dat verbalisant [verbalisant 1] zijn hand op de linkerschouder van verdachte had toen hij de tand van verdachte voelde. Verbalisant [verbalisant 4] zag vervolgens dat verdachte zijn hoofd omdraaide, zijn tanden ontblootte en twee bijtbewegingen in de richting van hem maakte. Verbalisant [verbalisant 3] omschreef verder dat de wond bij [verbalisant 1] de vorm had van een tandafdruk.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte heeft gebeten in de vinger van verbalisant [verbalisant 1] en dat dus geen sprake is van het door de verdediging gepresenteerde alternatief van een per ongeluk ontstane schaafverwonding. Verder was bij verdachte, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelingen, sprake van opzet om de verbalisant pijn te doen dan wel letsel toe te brengen. Niet is gebleken dat verdachte toen in een zodanige gemoedstoestand verkeerde dat hij daardoor geen enkel inzicht had in de reikwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1, primair:
op 18 november 2022 te [woonplaats] opzettelijk in een woning (gelegen aan [adres] ) brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een dekbedovertrek, ten gevolge waarvan dat dekbedovertrek gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de in de slaapkamer aanwezige spullen te duchten was;
feit 2:op 18 november 2022 te Maarssen een ambtenaar, [verbalisant 1] , werkzaam als brigadier bij politie eenheid Midden-Nederland, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door die [verbalisant 1] in zijn vinger te bijten;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1, primair: opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van de reclassering van 23 februari 2023. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft in het kader van de ernst van het feit aangevoerd dat de ene brand de andere niet is en dat in dit geval vragen kunnen worden gesteld bij het gevaar van de brand. Verder wordt verdachte door de GZ-psycholoog [C] beschreven als een kwetsbare man en de strafzaak heeft al een enorme impact op zijn leven gehad. Zo heeft verdachte geen contact meer met zijn vader. Ook heeft verdachte al geruime tijd in voorarrest gezeten, wat maakt dat de verdediging geen ruimte ziet om in aanvulling op de dagen die verdachte reeds heeft vastgezeten een substantieel strafdeel op te leggen. Indien de rechtbank tot oplegging van bijzondere voorwaarden komt, heeft de raadsman verzocht deze niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren, nu uit het dossier en de justitiële documentatie niet blijkt dat verdachte een gewelddadige man is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk brand stichten in een woning door een dekbedovertrek op de slaapkamer van die woning gedeeltelijk te verbranden. Verdachte wist dat de vriendin van aangever en haar kinderen nog in de woning aanwezig waren. Daarbij komt dat verdachte, zonder zich te bekommeren over deze personen, de woning heeft verlaten. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuur onvoorspelbaar is en zich snel kan verspreiden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat door zijn handelen niet alleen gevaar voor goederen is ontstaan, maar ook gevaar voor de aanwezige personen in de woning. Verdachte heeft bij aangever, zijn vriendin en haar kinderen gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht, zoals ook is beschreven in de getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van verbalisant [verbalisant 1] door hem zodanig in zijn vinger te bijten dat hij hierdoor een bijtwond heeft opgelopen, terwijl de verbalisant verdachte juist probeerde te helpen nadat gezien werd dat verdachte zichzelf probeerde te verstikken. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de verbalisant.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 maart 2023 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor
soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van dr. I.F.F.M. Elzakkers, psychiater, van 21 februari 2023 en [C] , GZ-psycholoog, van 20 februari 2023. Uit de rapportages blijkt dat er bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis, een stoornis in het gebruik van cafeïne (red bull), een stoornis in het gebruik van cannabis en een licht verstandelijke beperking. De GZ-psycholoog komt tevens tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis. Bovenstaande problematiek van verdachte was volgens de deskundigen ten tijde van het plegen van de strafbare feiten aanwezig en beïnvloedde het gedrag van verdachte.
Verdachte heeft door zijn licht verstandelijke beperking en autismespectrumstoornis een beperkt probleemoplossend vermogen. Hij kan prikkelbaar worden indien hij niet begrepen of serieus genomen wordt en hij kan beperkt de gevolgen van zijn handelen overzien. De psychose en de stoornissen in het gebruik van cafeïne en cannabis kunnen de zojuist genoemde beperkingen van verdachte hebben verergerd. De GZ-psycholoog heeft gesteld dat, indien verdachte voor zijn gevoel uit het niets werd aangevallen door mevrouw [getuige 1] , het voor hem lastig was gedragsopties af te wegen en op een adequate wijze te reageren. Verdachte is zodoende verminderd in staat geweest zijn keuzes in alle vrijheid te nemen. Beide adviseren dan ook om verdachte de feiten, indien deze bewezen worden verklaard, in verminderde mate toe te rekenen. Tevens wordt er benoemd dat de kans op recidive (van gewelddadig gedrag), indien verdachte niet de adequate behandeling zou verkrijgen, als hoog wordt ingeschat.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsadvies van 23 februari 2023, opgesteld door mevrouw M. van der Flier-van Leuken, reclasseringswerker. De reclassering adviseert verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten er met geen andere straf kan worden volstaan dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal bij het opleggen van de straf het advies van de deskundigen in het opgemaakte Pro Justitia rapport, om verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen, volgen. Een adequate behandeling van verdachte is noodzakelijk en geboden zodat de kans op recidive kan worden verlaagd en de algemene veiligheid van personen en goederen kan worden beschermd. De rechtbank zal daarom een groot deel van de straf in voorwaardelijke vorm (met bijzondere voorwaarden) opleggen, zodat verdachte adequate behandeling kan verkrijgen en er een forse stok achter de deur is voor verdachte om de (bijzondere) voorwaarden na te leven.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het ondergane voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
Gelet op de persoon van verdachte en de rapportages van de psychiater en de GZ-psycholoog is de rechtbank van oordeel dat er, zoals eerder al beschreven, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen indien hij niet wordt behandeld. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat verdachte brand heeft gesticht in een woning terwijl hij wist dat zich daar andere personen bevonden en de woning is ontvlucht zonder zich verder om die personen te bekommeren. De rechtbank zal om deze reden de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Voorlopige hechtenis
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt, gelet op de bewezenverklaring
en de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, afgewezen. De rechtbank weegt
hierbij mee dat de ernstige bezwaren voor beide feiten en de gronden van de voorlopige hechtenis nog steeds bestaan.

9.BESLAG

Onder verdachte is het volgende goed in beslag genomen:
- een dekbedovertrek (PL0900-2022344538-3078890)
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen goed terug te geven aan
de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een dekbedovertrek, verbeurd verklaren. Met betrekking tot dit voorwerp is het onder feit 1 primair bewezen verklaarde begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[verbalisant 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 275,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in haar geheel
toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de
wettelijke rente.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de schade niet, althans in onvoldoende mate, is onderbouwd, aangezien er louter sprake is van een verklaring van de heer [verbalisant 1] zelf. Nader onderzoek naar deze vordering zou tot een onevenredige en onredelijke belasting van het strafproces leiden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank is, op basis van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Deze schade is het rechtstreekse gevolg van het onder feit 2 bewezen verklaarde handelen. De rechtbank stelt het toe te wijzen bedrag naar billijkheid vast.
De rechtbank zal de vordering tot een totaalbedrag van € 200,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [verbalisant 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 4 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 157, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het ten laste gelegde bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
5 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee (2) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich meldt binnen 48 uur nadat het vonnis is uitgesproken bij Reclassering Nederland via telefoonnummer 088-8041504 (Eekbrouwersweg 's-Hertogenbosch). Na plaatsing in een kliniek kan verdachte worden toegewezen aan de reclasseringsunit in die plaats. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat opnemen bij Fivoor of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo spoedig mogelijk na acceptatie door de aangewezen kliniek. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich laat behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na afronding van het klinische traject en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na afronding van het klinische traject en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 een dekbedovertrek (PL0900-2022344538-3078890);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 200,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [verbalisant 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Blok, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 18 november 2022 te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, opzettelijk in een woning (gelegen aan [adres] ) brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een dekbedovertrek, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan dat dekbedovertrek en/of die brandbare stof geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woning, althans voor de in de slaapkamer aanwezige spullen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2022 te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om in een woning (gelegen aan [adres] ) opzettelijk brand te stichten aan een dekbedovertrek met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met voornoemd dekbedovertrek, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen in die woning te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 18 november 2022 te Maarssen , gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een dekbedovertrek en/of kleding en/of een droogrek en/of een sprei en/of een bed, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [A] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 18 november 2022 te Maarssen , gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, een ambtenaar, [verbalisant 1] , werkzaam als brigadier bij politie eenheid Midden-Nederland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door die [verbalisant 1] in zijn vinger te bijten;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van
Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 20 november 2022 en 26 januari 2023, genummerd PL0900-2022345158, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 79. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van 26 januari 2023, wordt hieraan (A) toegevoegd.
2.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 26.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 27.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 30.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 31.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 32.
7.Een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, (digitale) pagina 4 (A).
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 39.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 40 en 42.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 43.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 45.