4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van de primair ten laste gelegde moord
De rechtbank is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte met voorbedachten rade, dat wil zeggen na kalm beraad en rustig overleg, heeft geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven. Verdachte verklaart dat hij met een mes naar het slachtoffer toe is gegaan, met de bedoeling het slachtoffer bang te maken. Het tegendeel, namelijk dat verdachte een vooropgezet plan en de intentie had om het slachtoffer van het leven te beroven, blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. De uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen die verdachte heeft verricht, wijzen daar ook niet op. De primair ten laste gelegde moord is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelenten aanzien van de eveneens primair (impliciet) ten laste gelegde poging doodslag
1. [slachtoffer] heeft volgens het
proces-verbaal van aangifte met fotobijlagevan 5 januari 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 5 januari 2023 kwam er een man mijn richting op lopen. Hierna te noemen NN1. Ik zei tegen hem dat hij moest stoppen met kijken en dat hij weg moest gaan. Ik zag dat NN1 weg liep. Ongeveer tien á vijftien minuten stond ik nog op dezelfde plek op de Bottelaarspassage.
Ik zag opeens dat NN1 weer de Klokkeluiderstraat in was komen lopen. Ik zag dat de afstand tussen ons ongeveer tien meter betrof. Ik zag dat NN1 een mes in zijn rechterhand had. Ik zag dat NN1 de houder van het lemmet af trok met zijn andere hand. Ik liep zijn richting in omdat ik niet bang ben en geen lafaard ben. Ik kan het mes als volgt omschrijven:
-
zilver lemmet;
-
ongeveer 15 centimeter lang;
-
wijd lemmet bij het handvat wat uitliep in een punt.
Ik zag dat NN1 het mes in zijn rechterhand hield en mijn richting in kwam rennen. Ik zag dat NN1 zijn rechterarm boven zijn schouder bracht en met hoge snelheid mijn richting in bracht als een snijbeweging. Ik voelde dat de klap op mijn linkerzij terecht kwam. Ik voelde geen pijn. Ik zag dat NN1 zijn rechterarm, met daarin het mes, weer omhoog bracht en met kracht mijn richting op bewoog. Ik probeerde het mes af te pakken door met mijn linkerarm naar het mes te grijpen. Ik voelde dat ik nog twee á drie keer geraakt werd op de linkerkant van mijn lichaam. Ik voelde dat ik geraakt werd aan de linkerzijde van mijn gezicht. Ongeveer 20 a 30 minuten later kwam er politie ter plaatse. Zij vertelde mij dat ik een snijwond aan de zijkant van mijn gezicht had.
2. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 27 oktober 2023 verklaard:
Het klopt dat ik op 5 januari 2023 in Almere een mes heb gepakt en naar aangever met dat mes ben toegelopen. Ik laat u met mijn handen zien hoe groot dat mes was. [verdachte houdt zijn handen circa 30 centimeter uit elkaar] Ik wilde aangever bang maken. Ik heb met dat mes zwaaiende bewegingen gemaakt. Zoals te zien is op de camerabeelden, loop ik inderdaad op hem af met een mes in mijn hand en zwaai ik ermee. Ik ging ervan uit dat hij bang zou zijn en weg zou rennen. Ik denk dat ik de wond op het gezicht van aangever, bij zijn kaaklijn, heb toegebracht.
Vastelling van de feiten
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van na te noemen feiten en omstandigheden die zij heeft vastgesteld.
Verdachte en aangever zijn in de nacht van 5 januari 2023 in de Bottelaarpassage in Almere met elkaar in aanraking gekomen. Verdachte is toen naar zijn woning gegaan en is korte tijd later aangever weer gaan opzoeken. Verdachte had toen een mes bij zich dat hij uit de keuken van zijn woning had meegenomen en viel aangever met dit mes aan. Dit betrof een groot keukenmes. Er ontstond een worsteling tussen de beide mannen waarbij verdachte aangever met het mes bij zijn kaaklijn, op zijn gezicht, en op zijn achterhoofd heeft gesneden. Dit gebeurde toen aangever met het mes zwaaiende bewegingen richting het gezicht, de nek en het achterhoofd van aangever maakte.
Opzet op de dood
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte – al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet heeft gehad op de dood van aangever, waarmee sprake zou zijn van een poging tot doodslag. Dat sprake is geweest van volle opzet op de dood van aangever kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen. Wel is sprake geweest van voorwaardelijk opzet aan de kant van verdachte.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier primair ten laste gelegd de dood van aangever – is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
In het licht van het bovenstaand kader overweegt de rechtbank het volgende. Het met een groot mes zwaaiende bewegingen richting het hoofd van een (bewegend) slachtoffer maken, levert een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij dat slachtoffer op. Er is dan immers een grote kans dat de hals of de nek worden geraakt, plekken waar slagaders dicht aan het oppervlak liggen. De plek waar het slachtoffer blijkens de letselfoto’s met het mes geraakt is, is ook vlak bij deze zeer kwetsbare plekken gelegen. De geweldshandelingen van verdachte, namelijk het tijdens een worsteling zwaaien met een groot mes en daarmee van dichtbij, ongecontroleerd ter hoogte van de kaaklijn en het achterhoofd van het slachtoffer snijden, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat hieruit de bewuste aanvaarding van verdachte van die aanmerkelijke kans volgt.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zoals hieronder onder 5 omschreven.