ECLI:NL:RBMNE:2023:5916

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
16/015204-22; 16/066281-22 (gev ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop, aflevering en vervoer van cocaïne, aanwezig hebben van cocaïne en witwassen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 16/015204-22 en 16/066281-22. De verdachte is beschuldigd van het verkopen, afleveren en vervoeren van cocaïne, het aanwezig hebben van cocaïne en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten. De tenlastelegging omvat onder andere dat de verdachte in de periode van 12 mei 2021 tot en met 5 juli 2021 in Hilversum opzettelijk heeft gehandeld in cocaïne en dat hij op 6 juli 2021 ongeveer 3,58 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het witwassen van een geldbedrag van € 1.615,--. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, alsook een taakstraf van 160 uren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen onherstelbare vormverzuimen zijn die tot bewijsuitsluiting of strafvermindering zouden leiden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn verstandelijke beperking, en heeft besloten om een voorwaardelijke straf op te leggen om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/015204-22; 16/066281-22 (gev ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2023 en 28 maart 2023. De zaak is op laatstgenoemde datum inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/015204-22
feit 1:
in de periode van 12 mei 2021 tot en met 5 juli 2021 in Hilversum opzettelijk heeft gehandeld in cocaïne, in elk geval cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 2:
op 6 juli 2021 in Hilversum opzettelijk 3,85 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 3:in de periode van 12 mei 2021 tot en met 5 juli 2021 in Hilversum € 1.615,-- heeft witgewassen, dan wel heeft schuldwitgewassen;
16/066281-22
feit 1:
in de periode van 1 februari 2022 tot en met 16 maart 2022 in Hilversum opzettelijk heeft gehandeld in cocaïne, in elk geval cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 2:
op 16 maart 2022 in Hilversum opzettelijk 23,06 gram aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in de zaak met parketnummer 16/015204-22 sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, nu geen toestemming door een autoriteit is gegeven voor het onderzoek aan de bij verdachte inbeslaggenomen telefoon. De officier van justitie voert aan dat in het kader van een andere strafzaak, het TGO Luther, een doorzoeking in de woning aan de [adres] te [plaats] en in het voertuig van verdachte, heeft plaatsgevonden. De hoofdverdachte in dat onderzoek is namelijk op het zojuist genoemde adres woonachtig en de politie en het Openbaar Ministerie waren op zoek naar kleding van deze hoofdverdachte. Deze woning betreft tevens de woning van verdachte. De officier van justitie geeft te kennen dat toen de telefoon werd aangetroffen het nog niet duidelijk was aan wie deze toebehoorde en om die reden heeft de rechter-commissaris toestemming gegeven tot inbeslagneming. Er is echter geen toestemming gegeven door de rechter-commissaris voor doorzoeking van de telefoon en er is dan ook sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Hierbij is het voorschrift van artikel 8 EVRM geschonden. De officier van justitie voert aan dat, op basis van de jusrisprudentie, het enkele schenden van het recht op privacy onvoldoende is om tot bewijsuitsluiting te komen. De verdediging dient het nadeel dat door het vormverzuim geleden is, in het concrete geval te specificeren. De officier van justitie ziet op voorhand onvoldoende aanknopingspunten om nadeel van verdachte aan te kunnen nemen en is van mening dat de inhoud van de telefoon voor het bewijs kan worden gebruikt.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat bij de fouillering van verdachte in de zaak met parketnummer 16/066281-22 geen sprake is geweest van enig vormverzuim, aangezien op het moment dat tot fouillering werd overgegaan een redelijk vermoeden van schuld bestond voor het aanwezig hebben van en/of handel in verdovende middelen.
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert partiële vrijspraak voor een gedeelte van de onder parketnummer 16/015204-22 feit 1 ten laste gelegde periode en voert aan dat de te bewijzen periode van handel in cocaïne 21 juni 2021 tot en met 5 juli 2021 betreft. Ten aanzien van het onder 16/066281-22 feit 1 ten laste gelegde acht de officier van justitie ook een kortere periode van handel in cocaïne te bewijzen, te weten van 26 februari 2022 tot en met 16 maart 2022. Hij vordert verdachte voor het overige deel van de ten laste gelegde periode vrij te spreken.
4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft primair bepleit dat, in zowel de zaak met parketnummer 16/015204-22 en de zaak met parketnummer 16/066281-22, de bevindingen van het uitlezen van de inbeslaggenomen telefoons moeten worden uitgesloten van het bewijs. In beide zaken is de inbeslaggenomen telefoon ongeclausuleerd doorzocht, waar toestemming van de rechter-commissaris voor nodig is. Deze toestemming is in beide zaken niet gegeven.
De raadsman benadrukt dat er in de zaak met parketnummer 16/015204-22 in zijn geheel geen toestemming door enige autoriteit is gegeven voor het doorzoeken van de telefoon. De raadsman voert hierbij aan dat de verbalisanten zien dat de Apple ID in de telefoon [e-mailadres] betreft, wat niet overeenkomt met de naam van de hoofdverdachte in het (voornoemde) onderzoek Luther. Op dat moment had er toestemming moeten worden gevraagd aan de rechter-commissaris voor verdere doorzoeking van de telefoon. De raadsman werpt vervolgens de vraag op of een rechter-commissaris in het huidige geval wel toestemming had gegeven, nu zijn cliënt geen verdachte was in het onderzoek Luther of enig ander strafrechtelijk onderzoek.
Volgens de raadsman is er in beide zaken sprake geweest van een vormverzuim. De geschonden voorschriften betreffen artikel 8 EVRM en artikel 6 EVRM. De ernst van het verzuim is duidelijk: er had toestemming van de rechter-commissaris gegeven moeten worden. De aard van het nadeel dat verdachte heeft geleden betreft de schending van zijn recht op privacy. Deze vormverzuimen dienen naar het oordeel van de raadsman te leiden tot bewijsuitsluiting van de bevindingen over het uitlezen van de inbeslaggenomen telefoons. Subsidiair heeft de raadsman strafvermindering bepleit.
Voorts heeft de raadsman bepleit dat alleen de constatering van de vormverzuimen geen afdoende reactie is. Er moet naar het oordeel van de raadsman een signaal afgegeven worden aangezien opsporingsambtenaren, zelfs jaren na het wijzen van het smartphone-arrest en het prokuratuur-arrest, nog steeds ongeclausuleerd en onbeperkt een telefoon doorzoeken zonder toestemming van een officier van justitie, laat staan toestemming van een rechter-commissaris.
In de zaak met parketnummer 16/015204-22 heeft de raadsman aangevoerd dat de politie het voertuig van verdachte heeft doorzocht, terwijl er geen sprake was van een heterdaad situatie en er geen gegronde reden was om het voertuig te doorzoeken in het kader van het voornoemde onderzoek Luther.
In het geval de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting komt, heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor het onder 16/015204-22 feit 1 ten laste gelegde, op grond van het feit dat de gebruiker van de telefoon een ander dan verdachte kan zijn. Telefoons van dealers zijn geld waard en worden van persoon op persoon doorgegeven. Ook bevindt zich in het dossier geen getuigenverklaring die wijst op handel door verdachte. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt voor de handel in cocaïne, verzoekt de raadsman verdachte te veroordelen voor een korte pleegperiode, nu niet uit alle gesprekken blijkt dat het om de handel in cocaïne gaat. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 3 doet de raadsman het verzoek verdachte vrij te spreken. Verdachte heeft over het geldbedrag een verklaring afgelegd en deze verklaring is niet verder geverifieerd.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de fouillering van verdachte in de zaak onder parketnummer 16/066281-22 onrechtmatig was, aangezien er geen redelijk vermoeden van schuld was. Het gaat volgens de raadsman om etnisch profileren en dit levert een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het vormverzuim moet volgens de raadsman leiden tot bewijsuitsluiting van het proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van de wikkels bij verdachte. Het nadeel voor verdachte is groot aangezien hij openlijk, zichtbaar voor anderen, werd gefouilleerd. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat als gevolg van het vormverzuim, strafvermindering moet volgen. Indien de rechtbank van oordeel is dat het bovengenoemde proces-verbaal wel voor het bewijs gebuikt kan worden, heeft de raadsman zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
16/015204-22 feit 1, 2 en 3 [1]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] over de aanhouding van [verdachte] staat onder meer het volgende:
Op 6 juli 2021 bevond ik mij in de woning aan de [adres] te [plaats] . Ik hoorde dat de zoon, genaamd [verdachte] zei dat er op zijn kamer geld aanwezig was en dat hij dacht dat het ongeveer 1000,00 euro was. In een slaapkamer op de eerste verdieping werden drie bedden aangetroffen. Op het linker bed sliep [verdachte] . Tijdens de doorzoeking werd achter het linker bed, in een Louis Vuitton tasje, een stapeltje cash geld aangetroffen. Bij navraag bleek dit het geld te zijn waar [verdachte] zojuist op gedoeld had. Tijdens de doorzoeking werd op dezelfde slaapkamer als waar het geld werd aangetroffen, een autosleutel aangetroffen behorende bij een Volkswagen Polo. [2]
Op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2] te Hilversum werd door ons een grijze Volkswagen Polo aangetroffen welke wij konden openen met de aangetroffen autosleutel. Bij raadpleging van het RDW bleek dat deze auto op naam stond van [verdachte] . In de auto trof ik in het middenconsole van de auto een zwart lederen etui aan. Ik zag dat in dit etui zes wikkels zaten die ik ambtshalve herkende als wikkels waar verdovende middelen in worden verkocht. Ik opende voorzichtig één van de wikkels en zag dat er in de wikkel een witte poederachtige stof zat. [3]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] over het onderzoek naar de inbeslaggenomen Iphone X staat onder meer het volgende:
Binnen het onderzoek 14Luther vond er op 6 juli 2021 een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres] te [plaats] . Tijdens deze doorzoeking werd onder andere de volgende mobiele telefoon aangetroffen en inbeslaggenomen:
Merk: Apple
Type: lphone X
Het toestel werd door de afdeling Digitale Opsporing van Eenheid Midden-Nederland uitgelezen. Hieruit bleek dat de Apple ID betrof: [e-mailadres] . [4]
Aan het toestel waren twee telefoonnummers gekoppeld (geweest), namelijk: [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . In deze telefoon werden een groot aantal chats aangetroffen, waaronder Whatsapp-chats. Onder andere uit de whatsapp-chats bleek dat de gebruiker van de telefoon zich kennelijk bezig hield met het dealen in harddrugs. De gebruiker van deze telefoon noemt zichzelf meerdere keren [A] . Uit de chats blijkt dat de andere personen drugs bestellen en dat [A] dit levert of laat afleveren door anderen. [5]
21-06-2021
[telefoonnummer 3] : Jowww. Heb je nr van [B] dus. Wil die van jou wel eens proberen.
[telefoonnummer 2] : haha okay [straat 3] toch?
[telefoonnummer 3] : heb je ook kant en klaar
[telefoonnummer 2] : Nee sorry wel goeie om te koken
[telefoonnummer 3] : Rij nu huis. Ff pinnen. [huisnummer]
[telefoonnummer 3] : 3 hele
[telefoonnummer 2] : isgoed maat kost mij 10 m
[telefoonnummer 2] : 140 kan ik je 3 en n halve geven maar ik heb kwaliteit geloof me [6]
De rechtbank leidt uit “kant en klaar” en “goeie om te koken” in onderling verband en in samenhang gezien met de prijs van 140 voor drie en halve af dat hiermee cocaïne wordt bedoeld.
24-06-2021
[telefoonnummer 2] : Hey kerel weer back in town voor de beste C nog steeds de beste kwaliteit en service binnen 20 m geleverd wat de meeste niet kunnen beloven en wij wel dus kies vóór ons en laat je niet voor de gek.
[telefoonnummer 2] stuurt het bovenstaande bericht naar een groot aantal contacten. [7]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat met de "beste C" cocaïne wordt bedoeld.
03-07-2021
[accountnaam] : Huizen ?
[telefoonnummer 2] Owner: voor hvl?
[accountnaam] : Halve
[telefoonnummer 2] Owner: Oeii is te weinig man
[accountnaam] : snap ik
[telefoonnummer 2] Owner: Kan aleen voor 50 komen heb net stopteken gehad man [8]
De rechtbank leidt uit de prijs van 50 (euro) af dat hiermee cocaïne wordt bedoeld.
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Welke telefoons zijn van jou?
A: 2 x een en lphone X en een lphone. Eén van deze twee is en een XS Max.
V: Wie maken er allemaal gebruik van die telefoons?
A: Buiten mij niemand, niet dat ik weet.
V: Hebben je broertjes ook de codes van je telefoons?
A: Niet dat ik weet.
V: Wie maken er allemaal gebruik van die telefoons?
A: Buiten mij niemand, niet dat ik weet. [9]
In de kennisgeving van inbeslagneming staat onder meer het volgende:
Inbeslagneming: [adres] , [woonplaats]
Datum en tijd: 6 juli 2021
Omstandigheden: Aangetroffen in auto vw polo vvk [kenteken 1] .
Beslagene: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Object: Verdovende mid (Cocaine Crack)
Registratienummer: AALU3874NL
Bijzonderheden: 6 witte wikkels met substantie. [10]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] over het onderzoek naar de verdovende middelen staat onder meer het volgende:omschrijving: Wikkels met wit poeder/brokjes
gewicht:3,58 gram
SIN: AALU3874NL
relatie met SIN: AAOV8043NL. [11]
In het rapport van het NFI staat onder meer het volgende:AAOV8043NL
poeder en brokjes, wit, uit 3,58 gram
Conclusie: bevat cocaïne. [12]
16/066281-22 feit 1, feit 2 [13]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] over de aanleiding van het onderzoek staat onder meer het volgende:
Alle in dit proces verbaal genoemde straten en wegen bevinden zich binnen de grenzen van Hilversum. Op 16 maart 2022 zag ik op de Larenseweg een voertuig voor het verkeerslicht staan. Ik controleerde het genoemde kenteken [kenteken 2] middels het politiesysteem BVI-IB. Ik zag dat het voertuig op naam stond van [C] . Ik zag dat de APK van het voertuig was verlopen en dat het voertuig niet verzekerd was. Ik zag dat het voertuig de Nieuwe Crailoseweg opreed en daar het terrein van het ‘Afvalbrengpunt Gemeente Hilversum' opreed. Ik zag dat achterop het terrein een witte Renault Kangoo bestelbus met aanhanger stond. Ik zag dat het kenteken van de bestelbus [kenteken 3] betrof. [14] Ik zag dat de Hyundai stopte naast bovengenoemde bestelbus. Ik zag dat de bestuurder bleef zitten. Ik zag dat de man het bijrijdersportier van de Hyundai open trok en in de deuropening bleef staan. Ik zag dat hij voorover de auto in boog in de richting van bestuurder. Na ongeveer 45 seconden kwam de man weer uit de auto en ging hij verder met het uitladen van zijn afval. Ik zag dat de bestuurder van de Hyundai, zonder te zijn uitgestapt, richting de uitgang van het afvalbrengpunt reed. [15]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] over de controle en doorzoeking van het voertuig met kenteken [kenteken 2] (Hyundai) staat onder meer het volgende:
Op 16 maart 2022 reed ik met een opvallend dienstvoertuig in Hilversum. [16] Na het contact tussen de bestuurder van de Hyundai en de tweede persoon hoorde ik collega [verbalisant 5] doorgeven dat de Hyundai wegreed van de Afvalbrengpunt. Direct ben ik achter de Hyundai aan gereden. Ik heb een stopteken gegeven aan de Hyundai. Ik zag dat de bestuurder een rijbewijs en kenteken bewijs overhandigde. De bestuurder gaf op te zijn: [verdachte] . Ik kreeg te horen dat [verdachte] in maart 2021 aangehouden was en dat er in zijn auto toen 6 wikkels harddrugs aangetroffen waren. Ik zag dat zijn rechter broekzak open stond. Ik zag dat er meerdere briefjes van 5 en 10 euro zichtbaar waren in zijn zak.
Ik vroeg aan [verdachte] of ik zijn auto mocht doorzoeken. Ik hoorde hem zeggen dat hij dat niet wilde. Ik hoorde dat [verdachte] wat stotterde en minder makkelijk uit zijn woorden kwam in vergelijking met daarvoor. [17] Ik zag dat er nog een paar zakjes in de auto lagen. Ik zag dat [verdachte] deze pakte en ze demonstratief opende en de inhoud liet zien. Ik had hierdoor het de indruk dat [verdachte] druk was om mij af te leiden en probeerde om mijn aandacht weg te krijgen bij het voorste deel van het interieur. Tijdens de controle zag en hoorde ik dat [verdachte] zijn telefoon meerdere keren af ging.
Ik begon de doorzoeking van de Hyundai. Ik voelde aan de hoes van de versnellingspook.
Toen ik de hoes omhoog trok zag ik dat er een grote grip zak onder de hoes met kap zat. Ik zag dat er meerdere wikkels in de zak zaten.
Ik voelde de kleding van [verdachte] oppervlakkig af. Toen ik bij zijn kruis kwam voelde ik een dik rechthoekig voorwerp. Ik zag in zijn onderbroek een etuitje. Toen ik het etuitje opende zag ik daarin meerdere wikkels met vermoedelijk cocaïne.
Ik heb vervolgens de Hyundai verder doorzocht. Ik zag dat er onder de hoes en kap bij de pook een zwart voorwerp zat met een stoffen hoes er omheen. Ik pakte deze eruit en zag dat dit een weegschaaltje betrof. Ik zag in de midden armsteun een zo genoemde "burntelefoon". [18]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] over de controle en doorzoeking van het voertuig met kenteken [kenteken 3] staat onder meer het volgende:
Wij reden op 16 maart 2022 omstreeks 16.00 uur op de Minckelersstraat in Hilversum. Wij reden naar het terrein van het GAD en zagen het voertuig met kenteken [kenteken 3] op het terrein van het GAD staan. [19] Wij zagen dat er één man in het voertuig zat, wij zagen dat het signalement van de man overeen kwam met de foto die collega [verbalisant 5] had gestuurd. [20] Ik herkende de man direct als de man waarvan wij een foto hadden gekregen. Vervolgens heb ik de man zijn identiteitsbewijs gevorderd. Ik zag dat de man mij een rijbewijs gaf. Ik zag dat de man bleek te zijn:
Naam: [medeverdachte] .
Hierop heb ik gevraagd of collega's [collega 1] en [collega 2] de verdachte wilden fouilleren. Na de fouillering bleek de verdachte twee ponypacks met drugs bij zich te hebben. [21]
Verdachte [medeverdachte] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 16 maart 2022 verklaarde verdachte [22] :
Ik ben ongeveer 2 a 3 weken geleden weer drugs gaan gebruiken. [D] bood mij toen cocaïne aan. Ik heb dat toen de eerste keer van [D] gekregen. [D] gaf meteen ook zijn telefoonnummer. Dat nummer is: [telefoonnummer 4] . Ik kocht mijn drugs bij [D] . Ik denk dat ik een keer of 5 bij hem op verschillende data drugs gekocht heb. Ik heb vandaag woensdag 16 maart 2022 ook coke bij [D] besteld. Ik bestelde bij [D] via WhatsApp. Ik ging met mijn auto met aanhanger naar de vuilstort in Hilversum. Ik heb toen met [D] via WhatsApp daar afgesproken om in de middag rond 16.00-16.30 uur coke van hem te kopen. Hij kwam in de buurt staan met zijn auto. Ik liep toen naar hem toe. [D] bleef in zijn auto zitten. Hij deed de deur van zijn auto open. Ik bedoel hiermee de deur aan de passagierszijde. Op de passagiersstoel lagen twee pakjes coke. Ik boog me in zijn auto. Ik heb toen 25 op de passagiersstoel gelegd en de coke er af gepakt. [23]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 9] en [verbalisant 10] over het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen staat onder meer het volgende:Omschrijving: Gripzakje papieren wikkels met daarin wit poeder/brokjes
SIN: AA0A1608NL
Relatie met SIN: AA0Q1816NL
Gewicht netto: 10,93 gram
Indicatieve test van monster: Positief voor cocaïne [24]
Omschrijving: Plastic zak papieren wikkels met daarin wit poeder
SIN: AA0A1607NL
Relatie met SIN: AA0Q1817NL
Gewicht netto: 6,02 gram
Indicatieve test van monster: Positief voor cocaïne [25]
Omschrijving: Papieren wikkels met wit poeder/brokjes
SIN: AA0A1605NL
Relatie met SIN: AA0Q1818NL
Gewicht netto: 3,43 gram
Indicatieve test van monster: Positief voor cocaïne [26]
Omschrijving: Plastic zakje met daarin wit poeder/brokjes
SIN: AA0A1606NL
Relatie met SIN: AA0Q1819NL
Gewicht netto: 2,68 gram
Indicatieve test van monster: Positief voor cocaïne [27]
In het rapport van het NFI staat onder meer het volgende:AA0Q1816NL - bevat cocaïne [28] AA0Q1817NL - bevat cocaïne [29] AA0Q1818NL - bevat cocaïne [30] AA0Q1819NL - bevat cocaïne [31]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] en de bijlagen staat onder meer het volgende:
De telefoon van verdachte [verdachte] werd ook in beslaggenomen. Een mobiele telefoon van het merk en type, IPhone 8, roze. [32]
Er bevonden zich 2676 contacten in de telefoon.
Er bevonden 1259 call logs in de telefoon. [33]
Gesprek: 26-02-2022
Korte samenvatting gesprek: Willen 1 gram Keta bestellen. Geeft aan alleen C te hebben. [34]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat met "C" cocaïne wordt bedoeld.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Beroep op bewijsuitsluiting: fouillering verdachte inzake 16/066281-22
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering door verdachte te fouilleren overweegt de rechtbank als volgt. Op basis van de bevindingen van de verbalisanten op het 'Afvalbrengpunt Gemeente Hilversum’, het opvragen van de antecedenten van verdachte, waaruit de eerdere aanhouding in verband met de Opiumwet bleek, het zien van het contante geld in de broekzak van verdachte, het veelvuldig afgaan van zijn telefoon en het zenuwachtige gedrag van verdachte bij de staandehouding, bestond er naar het oordeel van de rechtbank een redelijk vermoeden van schuld ter zake van het aanwezig hebben van en/of handelen in verdovende middelen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de fouillering van verdachte niet onrechtmatig is geweest en dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
Beroep op bewijsuitsluiting: de gegevens voortkomend uit het onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoon inzake 16/015204-22 en 16/066281-22:
De rechtbank stelt voorop dat er op basis van de huidige wettelijke regelgeving geen voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie is vereist voor het doen van onderzoek door opsporingsambtenaren aan een inbeslaggenomen telefoon. Indien het onderzoek aan een telefoon zo verstrekkend is dat er een min of meer compleet beeld wordt verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van de gebruiker van de telefoon, is er echter wel toestemming van een autoriteit vereist. Als het gaat om gevallen waarin op voorhand te voorzien is dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zeer ingrijpend zal zijn, zal – in het licht van art. 8 EVRM – toestemming van een rechter-commissaris benodigd zijn.
In beide onderhavige zaken blijkt uit de strafdossiers dat er zonder enige beperking en clausulering onderzoek heeft plaatsgevonden aan de bij verdachte inbeslaggenomen telefoons. In de zaak met parketnummer 16/015204-22 is er geen enkele toestemming door een autoriteit gegeven voor het doorzoeken van de telefoon. In de zaak met parketnummer 16/066281-22 is toestemming voor doorzoeking gegeven door de officier van justitie.
Inzake 16/015204-22 is er in het onderzoek Luther toestemming van de rechter-commissaris gegeven tot het doorzoeken van de woning, alsmede voor het doorzoeken van het voertuig van verdachte, aangezien men op zoek was naar kleding van de hoofdverdachte in voornoemd onderzoek Luther. Ook de op de slaapkamer aangetroffen telefoon is in het kader van dat onderzoek in beslag genomen nu, zoals de officier van justitie ook heeft aangegeven, men nog niet wist wie de eigenaar van de telefoon was. In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] wordt vervolgens beschreven dat de Apple ID van de telefoon [e-mailadres] betreft. Naar het oordeel van de rechtbank had er op het moment dat dit duidelijk werd toestemming van de rechter-commissaris moeten worden gevraagd tot het (verder) uitlezen van de telefoon. De verbalisant had er rekening mee moeten houden dat er op de telefoon zodanige informatie over het persoonlijke leven van verdachte te vinden zou zijn, dat op voorhand te voorzien was dat uit een ongeclausuleerd onderzoek daarvan een min of meer compleet beeld kon worden verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de verdachte.
Inzake 16/066281-22 was er, zoals hierboven benoemd, wel toestemming gegeven door de officier van justitie. In dit geval heeft echter ook het uitgangspunt te gelden dat er met het onbeperkte onderzoek aan de telefoon een min of meer compleet beeld van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van verdachte verkregen konden worden en dat toestemming had moeten worden gevraagd aan de rechter-commissaris.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek naar de bij verdachte inbeslaggenomen telefoons aldus onrechtmatig en is er in beide zaken sprake van een onherstelbaar
vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of aan bovenstaande vormverzuimen enig rechtsgevolg verbonden moet worden. De rechtbank zal hierbij rekening houden met het belang dat de geschonden norm dient (in de huidige zaken betreft dit de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte in de zin van art. 8 EVRM), de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Ten aanzien van de ernst van het verzuim neemt de rechtbank de vraag in overweging of de rechter-commissaris toestemming zou hebben gegeven voor het uitgevoerde onderzoek aan de bij verdachte inbeslaggenomen telefoons.
Inzake 16/015204-22 was er op het moment dat het onderzoek aan de telefoon plaatsvond, een verdenking jegens verdachte voor het aanwezig hebben van verdovende middelen. In de woning van verdachte is er op de plek waar hij sliep een hoeveelheid contant geld aangetroffen, waarvan verdachte aangaf dat het zijn geld betrof. Daarnaast waren er in het voertuig van verdachte verscheidene wikkels met wit poeder gevonden.
Inzake 16/066281-22 komt de rechtbank tot de conclusie dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van het aanwezig hebben van en/of handel in verdovende middelen, op basis van de bevindingen van de verbalisanten op het Afvalbrengpunt Gemeente Hilversum, het briefgeld dat uit de broekzak van verdachte stak, het zenuwachtige gedrag van verdachte toen de verbalisanten met hem in gesprek gingen, het aantreffen van de wikkels in het voertuig van verdachte en bij de fouillering van verdachte, het aantreffen van de ponypacks bij [medeverdachte] en het verhoor van die [medeverdachte] .
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de rechter-commissaris in beide zaken desgevraagd toestemming zou hebben gegeven tot het beperkt of onbeperkt doorzoeken van de bij verdachte inbeslaggenomen telefoons en acht de ernst van de vormverzuimen daarom beperkt. De rechtbank neemt verder in overweging dat de verdediging het nadeel dat verdachte zou hebben ondervonden door bovenstaande vormverzuimen niet concreet heeft onderbouwd. Daarbij komt dat in de strafdossiers alleen zaaksgerelateerde informatie is opgenomen en er geen persoonlijke informatie over de gebruiker van de telefoons in het dossier is opgenomen of op een andere manier openbaar is geworden.
Aangevoerd is dat bewijsuitsluiting dient te volgen als signaal naar de politie, aangezien het vormverzuim van ongeclausuleerd onderzoek aan een inbeslaggenomen telefoon zonder enige toestemming, nog altijd geregeld geschiedt, terwijl de voorwaarden voor het volledig doorzoeken van een telefoon al jaren bekend zijn. De rechtbank is van oordeel dat uit de jurisprudentie blijkt dat er de afgelopen twee jaren in toenemende mate toestemming wordt gevraagd aan de officier van justitie en de rechter-commissaris voor dergelijke onderzoeken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er thans geen aanleiding meer is om te oordelen dat sprake is van een structureel probleem wat noopt tot het afgeven van een dergelijk signaal.
De rechtbank zal, rekening houdend met het belang van de geschonden norm, de beperkte ernst van het verzuim en het gebrek aan nadere invulling van het concrete nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt, volstaan met de constatering dat er in beide zaken een vormverzuim is begaan en zij zal niet overgaan tot het uitsluiten van bewijs.
Met de vormverzuimen is er, gelet op de aard van de verstrekte gegevens, naar het oordeel van de rechtbank een niet meer dan geringe inbreuk gemaakt op de persoonlijk levenssfeer van verdachte en de rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om strafvermindering toe te passen.
T.a.v. 16/015204-22
T.a.v. feit 1
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte vanaf 21 juni 2021 tot en met 6 juli 2021, het moment van het aantreffen van de wikkels cocaïne in de auto van verdachte, heeft gehandeld in cocaïne en spreekt verdachte vrij van de overige ten laste gelegde periode.
De verklaring van verdachte dat de aangetroffen chats op de telefoon niet van hem zijn acht de rechtbank niet aannemelijk aangezien dit door de gebezigde bewijsmiddelen wordt weerlegd, in het bijzonder de verklaring van verdachte dat het zijn telefoon betreft, hetgeen wordt bevestigd door de Apple ID van de telefoon en de plaats waar de telefoon door de verbalisanten in aangetroffen, en de verklaring van verdachte dat er verder niemand gebruik maakt van zijn telefoon.
T.a.v. feit 2
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde gewicht van de cocaïne er sprake is van een kennelijke verschrijving en dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat is bedoeld 3,58 gram cocaïne. In het licht van de inhoud van het dossier kan hierover geen misverstand bestaan. Door de verdediging is hierover ook geen verweer gevoerd.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de aangetroffen cocaïne in de auto die op zijn naam staat niet van hem was, maar van iemand anders is. Hij zou de dag ervoor op een parkeerplaats zijn geweest met vrienden en iemand zou de wikkels toen in zijn auto moeten hebben gestopt. Verdachte heeft geen namen willen geven van de personen die bij hem in de auto hebben gezeten. De verklaring van verdachte is dan ook onvoldoende concreet en kan op geen enkele wijze worden geverifieerd. Daar komt bij dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat voor de verklaring van verdachte, namelijk dat een ander – zonder zijn medeweten – de cocaïne in zijn auto heeft geplaatst, terwijl op zijn telefoon berichten zijn aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte in cocaïne handelde.
De verklaring van verdachte voor de aanwezigheid van de cocaïne in zijn auto acht de rechtbank dan ook (volstrekt) onaannemelijk.
T.a.v. feit 3
Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van de voorwerpen. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Verdachte heeft verklaard dat het aangetroffen geld spaargeld betreft van zijn werk bij [werkgever] . Verdachte heeft verklaard dat het inkomen dat hij bij [werkgever] verdiende geen ‘vetpot’ was. Uit het dossier blijkt bovendien dat verdachte duizenden euro’s aan openstaande boetes heeft. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank de verklaring over de herkomst van het geld, mede gelet op het feit dat uit het dossier blijkt dat verdachte zich bezig heeft gehouden met de handel in verdovende middelen, op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde eenvoudig witwassen.
T.a.v. 16/066281-22
T.a.v. feit 1
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte vanaf 26 februari 2022 tot en met 16 maart 2022 heeft gehandeld in cocaïne en spreekt verdachte partieel vrij van de overige ten laste gelegde periode.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/015204-22
1
omstreeks de periode van 21 juni 2021 tot en met 5 juli 2021 te Hilversum, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 6 juli 2021 te Hilversum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,58 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
omstreeks de periode van 12 mei 2021 tot en met 5 juli 2021 te Hilversum, in ieder geval in Nederland, een geldbedrag van 1615 euro voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf;
16/066281-22
1
in de periode van 26 februari 2022 tot en met 16 maart 2022 te Hilversum, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 16 maart 2022 te Hilversum, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 23,06 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/015204-22, feit 1; 16-066281-22, feit 1: telkens: opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
16/015204-22, feit 2; 16-066281-22, feit 2: telkens opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
16/015204-22, feit 3: eenvoudig witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 160 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis;
De officier heeft hierbij rekening gehouden met de persoon van verdachte. Nu de handel in verdovende middelen in het verleden wel een probleem lijkt te zijn geweest voor verdachte, is naast een onvoorwaardelijke taakstraf, tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt van de onder beide parketnummers ten laste gelegde feiten is de raadsman van mening dat de eis van de officier van justitie redelijk is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het handelen in en aanwezig hebben van cocaïne. Het is algemeen bekend dat cocaïne grote gevaren voor de gezondheid van gebruikers kan opleveren, mede omdat men er verslaafd aan kan raken. Gebruikers zullen hun verslaving vaak uit crimineel handelen bekostigen. Zodoende brengt het handelen van verdachte directe en indirecte schade toe aan de maatschappij. Naast de benadeling van de gezondheid van de afnemers, heeft verdachte met zijn handelen een niet geringe bijdrage geleverd aan de instandhouding van de cocaïnehandel, en alle daarmee gepaard gaande gevaren voor de openbare orde en de maatschappelijke veiligheid.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het eenvoudig witwassen van een geldbedrag van 1615 euro. Het witwassen van geldbedragen vormt een bedreiging voor de integriteit van het financiële en economische verkeer en de maatschappelijke orde. Verdachte heeft zich kennelijk alleen bekommerd om zijn eigen financiële gewin.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 maart 2023 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Er is dan ook strikt genomen geen sprake van recidive.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het indicatiebesluit van 20 juli 2022 en de aanvullende informatie van het Bureau Gooise Zorg van 16 januari 2023. Uit het indicatiebesluit blijkt dat verdachte een verstandelijke beperking heeft, met een blijvend laag ontwikkelingsperspectief. Zo wordt er beschreven dat verdachte hulp nodig heeft bij het oplossen van problemen, het nemen van besluiten en het inschatten van gevolgen en gevaren. Ook is hij door zijn problematiek beïnvloedbaar en kwetsbaar te achten.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is verstandelijk beperkt en heeft een indicatiestelling langdurige zorg. Gezien deze persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn strafblad zal de rechtbank afwijken van de uitgangspunten van de LOVS-oriëntatiepunten en verdachte een taakstraf van 160 uren, met aftrek van het voorarrest, opleggen. Verdachte zal op deze manier de consequenties van zijn handelen moeten ondervinden. De rechtbank is wel van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de feiten en het gegeven dat verdachte is doorgegaan met het handelen in cocaïne na 6 juli 2021, tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd van een maand met een proeftijd van 2 jaren. Deze voorwaardelijke straf acht de rechtbank noodzakelijk om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf ook rekening mee dat verdachte na het plegen van de bewezenverklaarde feiten nog veroordeeld is.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 6 STK Cocaïne: 6 WITTE WIKKELS MET SUBSTANTIE (G2845165);
  • een geldbedrag van in het totaal 1615,00 euro (2845177).
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd om de 6 wikkels cocaïne aan het verkeer te onttrekken en het geldbedrag van 1615,00 euro verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 6 wikkels cocaïne (G2845165), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is bovendien het onder parketnummer 16/015204-22 feit 2 bewezen verklaarde begaan.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten het geldbedrag van 1615,00 euro (2845177), verbeurd verklaren. Met betrekking tot dit voorwerp is het onder parketnummer 16/015204-22 feit 3 bewezen verklaarde begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 160 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, te weten 3 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 een geldbedrag van in het totaal 1.615,00 euro (2845177);
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
6 STK Cocaïne: 6 WITTE WIKKELS MET SUBSTANTIE (G2845165).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/015204-22
1
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2021 tot en met 5 juli 2021 te Hilversum, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehaden of meer (gebruikers hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)
2
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Hilversum, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,85 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
3
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2021 tot en met 5 juli 2021 te Hilversum, in ieder geval in Nederland, één of meer voorwerp(en), te weten meerdere dan wel enig geldbedrag (van in ieder geval 1615 euro), (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en) te weten meerdere dan wel enig geldbedrag (van in ieder geval 1615 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
16/066281-22
1
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2022 tot en met 16 maart 2022 te Hilversum, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)
2
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Hilversum, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 23,06 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 februari 2022, genummerd 2021215110, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 80. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 6.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 7.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 39.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 46-47.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 43.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 42.
9.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 68.
10.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 25.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
12.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 21.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 maart 2022, genummerd PL0900-2022074724, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 82. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 2.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 4.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 5.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 14.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 14-15.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 15.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 45.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 47.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 36-37
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 37.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 37-38.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 38.
28.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 40.
29.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 40a.
30.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 40b.
31.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 40c.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 73.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 74.
34.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 78.