4.3Het oordeel van de rechtbank
16/015204-22 feit 1, 2 en 3
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] over de aanhouding van [verdachte] staat onder meer het volgende:
Op 6 juli 2021 bevond ik mij in de woning aan de [adres] te [plaats] . Ik hoorde dat de zoon, genaamd [verdachte] zei dat er op zijn kamer geld aanwezig was en dat hij dacht dat het ongeveer 1000,00 euro was. In een slaapkamer op de eerste verdieping werden drie bedden aangetroffen. Op het linker bed sliep [verdachte] . Tijdens de doorzoeking werd achter het linker bed, in een Louis Vuitton tasje, een stapeltje cash geld aangetroffen. Bij navraag bleek dit het geld te zijn waar [verdachte] zojuist op gedoeld had. Tijdens de doorzoeking werd op dezelfde slaapkamer als waar het geld werd aangetroffen, een autosleutel aangetroffen behorende bij een Volkswagen Polo.
Op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2] te Hilversum werd door ons een grijze Volkswagen Polo aangetroffen welke wij konden openen met de aangetroffen autosleutel. Bij raadpleging van het RDW bleek dat deze auto op naam stond van [verdachte] . In de auto trof ik in het middenconsole van de auto een zwart lederen etui aan. Ik zag dat in dit etui zes wikkels zaten die ik ambtshalve herkende als wikkels waar verdovende middelen in worden verkocht. Ik opende voorzichtig één van de wikkels en zag dat er in de wikkel een witte poederachtige stof zat.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] over het onderzoek naar de inbeslaggenomen Iphone X staat onder meer het volgende:
Binnen het onderzoek 14Luther vond er op 6 juli 2021 een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres] te [plaats] . Tijdens deze doorzoeking werd onder andere de volgende mobiele telefoon aangetroffen en inbeslaggenomen:
Merk: Apple
Type: lphone X
Het toestel werd door de afdeling Digitale Opsporing van Eenheid Midden-Nederland uitgelezen. Hieruit bleek dat de Apple ID betrof: [e-mailadres] .
Aan het toestel waren twee telefoonnummers gekoppeld (geweest), namelijk: [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . In deze telefoon werden een groot aantal chats aangetroffen, waaronder Whatsapp-chats. Onder andere uit de whatsapp-chats bleek dat de gebruiker van de telefoon zich kennelijk bezig hield met het dealen in harddrugs. De gebruiker van deze telefoon noemt zichzelf meerdere keren [A] . Uit de chats blijkt dat de andere personen drugs bestellen en dat [A] dit levert of laat afleveren door anderen.
21-06-2021
[telefoonnummer 3] : Jowww. Heb je nr van [B] dus. Wil die van jou wel eens proberen.
[telefoonnummer 2] : haha okay [straat 3] toch?
[telefoonnummer 3] : heb je ook kant en klaar
[telefoonnummer 2] : Nee sorry wel goeie om te koken
[telefoonnummer 3] : Rij nu huis. Ff pinnen. [huisnummer]
[telefoonnummer 3] : 3 hele
[telefoonnummer 2] : isgoed maat kost mij 10 m
[telefoonnummer 2] : 140 kan ik je 3 en n halve geven maar ik heb kwaliteit geloof me
De rechtbank leidt uit “kant en klaar” en “goeie om te koken” in onderling verband en in samenhang gezien met de prijs van 140 voor drie en halve af dat hiermee cocaïne wordt bedoeld.
24-06-2021
[telefoonnummer 2] : Hey kerel weer back in town voor de beste C nog steeds de beste kwaliteit en service binnen 20 m geleverd wat de meeste niet kunnen beloven en wij wel dus kies vóór ons en laat je niet voor de gek.
[telefoonnummer 2] stuurt het bovenstaande bericht naar een groot aantal contacten.
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat met de "beste C" cocaïne wordt bedoeld.
03-07-2021
[accountnaam] : Huizen ?
[telefoonnummer 2] Owner: voor hvl?
[accountnaam] : Halve
[telefoonnummer 2] Owner: Oeii is te weinig man
[accountnaam] : snap ik
[telefoonnummer 2] Owner: Kan aleen voor 50 komen heb net stopteken gehad man
De rechtbank leidt uit de prijs van 50 (euro) af dat hiermee cocaïne wordt bedoeld.
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Welke telefoons zijn van jou?
A: 2 x een en lphone X en een lphone. Eén van deze twee is en een XS Max.
V: Wie maken er allemaal gebruik van die telefoons?
A: Buiten mij niemand, niet dat ik weet.
V: Hebben je broertjes ook de codes van je telefoons?
A: Niet dat ik weet.
V: Wie maken er allemaal gebruik van die telefoons?
A: Buiten mij niemand, niet dat ik weet.
In de kennisgeving van inbeslagneming staat onder meer het volgende:
Inbeslagneming: [adres] , [woonplaats]
Datum en tijd: 6 juli 2021
Omstandigheden: Aangetroffen in auto vw polo vvk [kenteken 1] .
Beslagene: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Object: Verdovende mid (Cocaine Crack)
Registratienummer: AALU3874NL
Bijzonderheden: 6 witte wikkels met substantie.
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] over het onderzoek naar de verdovende middelen staat onder meer het volgende:omschrijving: Wikkels met wit poeder/brokjes
gewicht:3,58 gram
SIN: AALU3874NL
relatie met SIN: AAOV8043NL.
In het rapport van het NFI staat onder meer het volgende:AAOV8043NL
poeder en brokjes, wit, uit 3,58 gram
Conclusie: bevat cocaïne.
16/066281-22 feit 1, feit 2
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] over de aanleiding van het onderzoek staat onder meer het volgende:
Alle in dit proces verbaal genoemde straten en wegen bevinden zich binnen de grenzen van Hilversum. Op 16 maart 2022 zag ik op de Larenseweg een voertuig voor het verkeerslicht staan. Ik controleerde het genoemde kenteken [kenteken 2] middels het politiesysteem BVI-IB. Ik zag dat het voertuig op naam stond van [C] . Ik zag dat de APK van het voertuig was verlopen en dat het voertuig niet verzekerd was. Ik zag dat het voertuig de Nieuwe Crailoseweg opreed en daar het terrein van het ‘Afvalbrengpunt Gemeente Hilversum' opreed. Ik zag dat achterop het terrein een witte Renault Kangoo bestelbus met aanhanger stond. Ik zag dat het kenteken van de bestelbus [kenteken 3] betrof.Ik zag dat de Hyundai stopte naast bovengenoemde bestelbus. Ik zag dat de bestuurder bleef zitten. Ik zag dat de man het bijrijdersportier van de Hyundai open trok en in de deuropening bleef staan. Ik zag dat hij voorover de auto in boog in de richting van bestuurder. Na ongeveer 45 seconden kwam de man weer uit de auto en ging hij verder met het uitladen van zijn afval. Ik zag dat de bestuurder van de Hyundai, zonder te zijn uitgestapt, richting de uitgang van het afvalbrengpunt reed.
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] over de controle en doorzoeking van het voertuig met kenteken [kenteken 2] (Hyundai) staat onder meer het volgende:
Op 16 maart 2022 reed ik met een opvallend dienstvoertuig in Hilversum.Na het contact tussen de bestuurder van de Hyundai en de tweede persoon hoorde ik collega [verbalisant 5] doorgeven dat de Hyundai wegreed van de Afvalbrengpunt. Direct ben ik achter de Hyundai aan gereden. Ik heb een stopteken gegeven aan de Hyundai. Ik zag dat de bestuurder een rijbewijs en kenteken bewijs overhandigde. De bestuurder gaf op te zijn: [verdachte] . Ik kreeg te horen dat [verdachte] in maart 2021 aangehouden was en dat er in zijn auto toen 6 wikkels harddrugs aangetroffen waren. Ik zag dat zijn rechter broekzak open stond. Ik zag dat er meerdere briefjes van 5 en 10 euro zichtbaar waren in zijn zak.
Ik vroeg aan [verdachte] of ik zijn auto mocht doorzoeken. Ik hoorde hem zeggen dat hij dat niet wilde. Ik hoorde dat [verdachte] wat stotterde en minder makkelijk uit zijn woorden kwam in vergelijking met daarvoor.Ik zag dat er nog een paar zakjes in de auto lagen. Ik zag dat [verdachte] deze pakte en ze demonstratief opende en de inhoud liet zien. Ik had hierdoor het de indruk dat [verdachte] druk was om mij af te leiden en probeerde om mijn aandacht weg te krijgen bij het voorste deel van het interieur. Tijdens de controle zag en hoorde ik dat [verdachte] zijn telefoon meerdere keren af ging.
Ik begon de doorzoeking van de Hyundai. Ik voelde aan de hoes van de versnellingspook.
Toen ik de hoes omhoog trok zag ik dat er een grote grip zak onder de hoes met kap zat. Ik zag dat er meerdere wikkels in de zak zaten.
Ik voelde de kleding van [verdachte] oppervlakkig af. Toen ik bij zijn kruis kwam voelde ik een dik rechthoekig voorwerp. Ik zag in zijn onderbroek een etuitje. Toen ik het etuitje opende zag ik daarin meerdere wikkels met vermoedelijk cocaïne.
Ik heb vervolgens de Hyundai verder doorzocht. Ik zag dat er onder de hoes en kap bij de pook een zwart voorwerp zat met een stoffen hoes er omheen. Ik pakte deze eruit en zag dat dit een weegschaaltje betrof. Ik zag in de midden armsteun een zo genoemde "burntelefoon".
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] over de controle en doorzoeking van het voertuig met kenteken [kenteken 3] staat onder meer het volgende:
Wij reden op 16 maart 2022 omstreeks 16.00 uur op de Minckelersstraat in Hilversum. Wij reden naar het terrein van het GAD en zagen het voertuig met kenteken [kenteken 3] op het terrein van het GAD staan.Wij zagen dat er één man in het voertuig zat, wij zagen dat het signalement van de man overeen kwam met de foto die collega [verbalisant 5] had gestuurd.Ik herkende de man direct als de man waarvan wij een foto hadden gekregen. Vervolgens heb ik de man zijn identiteitsbewijs gevorderd. Ik zag dat de man mij een rijbewijs gaf. Ik zag dat de man bleek te zijn:
Naam: [medeverdachte] .
Hierop heb ik gevraagd of collega's [collega 1] en [collega 2] de verdachte wilden fouilleren. Na de fouillering bleek de verdachte twee ponypacks met drugs bij zich te hebben.
Verdachte [medeverdachte] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 16 maart 2022 verklaarde verdachte:
Ik ben ongeveer 2 a 3 weken geleden weer drugs gaan gebruiken. [D] bood mij toen cocaïne aan. Ik heb dat toen de eerste keer van [D] gekregen. [D] gaf meteen ook zijn telefoonnummer. Dat nummer is: [telefoonnummer 4] . Ik kocht mijn drugs bij [D] . Ik denk dat ik een keer of 5 bij hem op verschillende data drugs gekocht heb. Ik heb vandaag woensdag 16 maart 2022 ook coke bij [D] besteld. Ik bestelde bij [D] via WhatsApp. Ik ging met mijn auto met aanhanger naar de vuilstort in Hilversum. Ik heb toen met [D] via WhatsApp daar afgesproken om in de middag rond 16.00-16.30 uur coke van hem te kopen. Hij kwam in de buurt staan met zijn auto. Ik liep toen naar hem toe. [D] bleef in zijn auto zitten. Hij deed de deur van zijn auto open. Ik bedoel hiermee de deur aan de passagierszijde. Op de passagiersstoel lagen twee pakjes coke. Ik boog me in zijn auto. Ik heb toen 25 op de passagiersstoel gelegd en de coke er af gepakt.
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 9] en [verbalisant 10] over het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen staat onder meer het volgende:Omschrijving: Gripzakje papieren wikkels met daarin wit poeder/brokjes
SIN: AA0A1608NL
Relatie met SIN: AA0Q1816NL
Gewicht netto: 10,93 gram
Indicatieve test van monster: Positief voor cocaïne
Omschrijving: Plastic zak papieren wikkels met daarin wit poeder
SIN: AA0A1607NL
Relatie met SIN: AA0Q1817NL
Gewicht netto: 6,02 gram
Indicatieve test van monster: Positief voor cocaïne
Omschrijving: Papieren wikkels met wit poeder/brokjes
SIN: AA0A1605NL
Relatie met SIN: AA0Q1818NL
Gewicht netto: 3,43 gram
Indicatieve test van monster: Positief voor cocaïne
Omschrijving: Plastic zakje met daarin wit poeder/brokjes
SIN: AA0A1606NL
Relatie met SIN: AA0Q1819NL
Gewicht netto: 2,68 gram
Indicatieve test van monster: Positief voor cocaïne
In het rapport van het NFI staat onder meer het volgende:AA0Q1816NL - bevat cocaïneAA0Q1817NL - bevat cocaïneAA0Q1818NL - bevat cocaïneAA0Q1819NL - bevat cocaïne
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] en de bijlagen staat onder meer het volgende:
De telefoon van verdachte [verdachte] werd ook in beslaggenomen. Een mobiele telefoon van het merk en type, IPhone 8, roze.
Er bevonden zich 2676 contacten in de telefoon.
Er bevonden 1259 call logs in de telefoon.
Gesprek: 26-02-2022
Korte samenvatting gesprek: Willen 1 gram Keta bestellen. Geeft aan alleen C te hebben.
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat met "C" cocaïne wordt bedoeld.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Beroep op bewijsuitsluiting: fouillering verdachte inzake 16/066281-22
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering door verdachte te fouilleren overweegt de rechtbank als volgt. Op basis van de bevindingen van de verbalisanten op het 'Afvalbrengpunt Gemeente Hilversum’, het opvragen van de antecedenten van verdachte, waaruit de eerdere aanhouding in verband met de Opiumwet bleek, het zien van het contante geld in de broekzak van verdachte, het veelvuldig afgaan van zijn telefoon en het zenuwachtige gedrag van verdachte bij de staandehouding, bestond er naar het oordeel van de rechtbank een redelijk vermoeden van schuld ter zake van het aanwezig hebben van en/of handelen in verdovende middelen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de fouillering van verdachte niet onrechtmatig is geweest en dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
Beroep op bewijsuitsluiting: de gegevens voortkomend uit het onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoon inzake 16/015204-22 en 16/066281-22:
De rechtbank stelt voorop dat er op basis van de huidige wettelijke regelgeving geen voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie is vereist voor het doen van onderzoek door opsporingsambtenaren aan een inbeslaggenomen telefoon. Indien het onderzoek aan een telefoon zo verstrekkend is dat er een min of meer compleet beeld wordt verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van de gebruiker van de telefoon, is er echter wel toestemming van een autoriteit vereist. Als het gaat om gevallen waarin op voorhand te voorzien is dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zeer ingrijpend zal zijn, zal – in het licht van art. 8 EVRM – toestemming van een rechter-commissaris benodigd zijn.
In beide onderhavige zaken blijkt uit de strafdossiers dat er zonder enige beperking en clausulering onderzoek heeft plaatsgevonden aan de bij verdachte inbeslaggenomen telefoons. In de zaak met parketnummer 16/015204-22 is er geen enkele toestemming door een autoriteit gegeven voor het doorzoeken van de telefoon. In de zaak met parketnummer 16/066281-22 is toestemming voor doorzoeking gegeven door de officier van justitie.
Inzake 16/015204-22 is er in het onderzoek Luther toestemming van de rechter-commissaris gegeven tot het doorzoeken van de woning, alsmede voor het doorzoeken van het voertuig van verdachte, aangezien men op zoek was naar kleding van de hoofdverdachte in voornoemd onderzoek Luther. Ook de op de slaapkamer aangetroffen telefoon is in het kader van dat onderzoek in beslag genomen nu, zoals de officier van justitie ook heeft aangegeven, men nog niet wist wie de eigenaar van de telefoon was. In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] wordt vervolgens beschreven dat de Apple ID van de telefoon [e-mailadres] betreft. Naar het oordeel van de rechtbank had er op het moment dat dit duidelijk werd toestemming van de rechter-commissaris moeten worden gevraagd tot het (verder) uitlezen van de telefoon. De verbalisant had er rekening mee moeten houden dat er op de telefoon zodanige informatie over het persoonlijke leven van verdachte te vinden zou zijn, dat op voorhand te voorzien was dat uit een ongeclausuleerd onderzoek daarvan een min of meer compleet beeld kon worden verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de verdachte.
Inzake 16/066281-22 was er, zoals hierboven benoemd, wel toestemming gegeven door de officier van justitie. In dit geval heeft echter ook het uitgangspunt te gelden dat er met het onbeperkte onderzoek aan de telefoon een min of meer compleet beeld van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van verdachte verkregen konden worden en dat toestemming had moeten worden gevraagd aan de rechter-commissaris.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek naar de bij verdachte inbeslaggenomen telefoons aldus onrechtmatig en is er in beide zaken sprake van een onherstelbaar
vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of aan bovenstaande vormverzuimen enig rechtsgevolg verbonden moet worden. De rechtbank zal hierbij rekening houden met het belang dat de geschonden norm dient (in de huidige zaken betreft dit de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte in de zin van art. 8 EVRM), de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Ten aanzien van de ernst van het verzuim neemt de rechtbank de vraag in overweging of de rechter-commissaris toestemming zou hebben gegeven voor het uitgevoerde onderzoek aan de bij verdachte inbeslaggenomen telefoons.
Inzake 16/015204-22 was er op het moment dat het onderzoek aan de telefoon plaatsvond, een verdenking jegens verdachte voor het aanwezig hebben van verdovende middelen. In de woning van verdachte is er op de plek waar hij sliep een hoeveelheid contant geld aangetroffen, waarvan verdachte aangaf dat het zijn geld betrof. Daarnaast waren er in het voertuig van verdachte verscheidene wikkels met wit poeder gevonden.
Inzake 16/066281-22 komt de rechtbank tot de conclusie dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van het aanwezig hebben van en/of handel in verdovende middelen, op basis van de bevindingen van de verbalisanten op het Afvalbrengpunt Gemeente Hilversum, het briefgeld dat uit de broekzak van verdachte stak, het zenuwachtige gedrag van verdachte toen de verbalisanten met hem in gesprek gingen, het aantreffen van de wikkels in het voertuig van verdachte en bij de fouillering van verdachte, het aantreffen van de ponypacks bij [medeverdachte] en het verhoor van die [medeverdachte] .
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de rechter-commissaris in beide zaken desgevraagd toestemming zou hebben gegeven tot het beperkt of onbeperkt doorzoeken van de bij verdachte inbeslaggenomen telefoons en acht de ernst van de vormverzuimen daarom beperkt. De rechtbank neemt verder in overweging dat de verdediging het nadeel dat verdachte zou hebben ondervonden door bovenstaande vormverzuimen niet concreet heeft onderbouwd. Daarbij komt dat in de strafdossiers alleen zaaksgerelateerde informatie is opgenomen en er geen persoonlijke informatie over de gebruiker van de telefoons in het dossier is opgenomen of op een andere manier openbaar is geworden.
Aangevoerd is dat bewijsuitsluiting dient te volgen als signaal naar de politie, aangezien het vormverzuim van ongeclausuleerd onderzoek aan een inbeslaggenomen telefoon zonder enige toestemming, nog altijd geregeld geschiedt, terwijl de voorwaarden voor het volledig doorzoeken van een telefoon al jaren bekend zijn. De rechtbank is van oordeel dat uit de jurisprudentie blijkt dat er de afgelopen twee jaren in toenemende mate toestemming wordt gevraagd aan de officier van justitie en de rechter-commissaris voor dergelijke onderzoeken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er thans geen aanleiding meer is om te oordelen dat sprake is van een structureel probleem wat noopt tot het afgeven van een dergelijk signaal.
De rechtbank zal, rekening houdend met het belang van de geschonden norm, de beperkte ernst van het verzuim en het gebrek aan nadere invulling van het concrete nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt, volstaan met de constatering dat er in beide zaken een vormverzuim is begaan en zij zal niet overgaan tot het uitsluiten van bewijs.
Met de vormverzuimen is er, gelet op de aard van de verstrekte gegevens, naar het oordeel van de rechtbank een niet meer dan geringe inbreuk gemaakt op de persoonlijk levenssfeer van verdachte en de rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om strafvermindering toe te passen.
T.a.v. feit 1
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte vanaf 21 juni 2021 tot en met 6 juli 2021, het moment van het aantreffen van de wikkels cocaïne in de auto van verdachte, heeft gehandeld in cocaïne en spreekt verdachte vrij van de overige ten laste gelegde periode.
De verklaring van verdachte dat de aangetroffen chats op de telefoon niet van hem zijn acht de rechtbank niet aannemelijk aangezien dit door de gebezigde bewijsmiddelen wordt weerlegd, in het bijzonder de verklaring van verdachte dat het zijn telefoon betreft, hetgeen wordt bevestigd door de Apple ID van de telefoon en de plaats waar de telefoon door de verbalisanten in aangetroffen, en de verklaring van verdachte dat er verder niemand gebruik maakt van zijn telefoon.
T.a.v. feit 2
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde gewicht van de cocaïne er sprake is van een kennelijke verschrijving en dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat is bedoeld 3,58 gram cocaïne. In het licht van de inhoud van het dossier kan hierover geen misverstand bestaan. Door de verdediging is hierover ook geen verweer gevoerd.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de aangetroffen cocaïne in de auto die op zijn naam staat niet van hem was, maar van iemand anders is. Hij zou de dag ervoor op een parkeerplaats zijn geweest met vrienden en iemand zou de wikkels toen in zijn auto moeten hebben gestopt. Verdachte heeft geen namen willen geven van de personen die bij hem in de auto hebben gezeten. De verklaring van verdachte is dan ook onvoldoende concreet en kan op geen enkele wijze worden geverifieerd. Daar komt bij dat het dossier geen enkel aanknopingspunt bevat voor de verklaring van verdachte, namelijk dat een ander – zonder zijn medeweten – de cocaïne in zijn auto heeft geplaatst, terwijl op zijn telefoon berichten zijn aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte in cocaïne handelde.
De verklaring van verdachte voor de aanwezigheid van de cocaïne in zijn auto acht de rechtbank dan ook (volstrekt) onaannemelijk.
T.a.v. feit 3
Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van de voorwerpen. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Verdachte heeft verklaard dat het aangetroffen geld spaargeld betreft van zijn werk bij [werkgever] . Verdachte heeft verklaard dat het inkomen dat hij bij [werkgever] verdiende geen ‘vetpot’ was. Uit het dossier blijkt bovendien dat verdachte duizenden euro’s aan openstaande boetes heeft. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank de verklaring over de herkomst van het geld, mede gelet op het feit dat uit het dossier blijkt dat verdachte zich bezig heeft gehouden met de handel in verdovende middelen, op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde eenvoudig witwassen.
T.a.v. feit 1
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte vanaf 26 februari 2022 tot en met 16 maart 2022 heeft gehandeld in cocaïne en spreekt verdachte partieel vrij van de overige ten laste gelegde periode.