ECLI:NL:RBMNE:2023:5909

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
16.105009.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijke onvoorzichtigheid in verkeerssituatie met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 augustus 2021 in Lopik een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een verreiker met aanhanger, heeft zich roekeloos en onvoorzichtig gedragen door fietsers in te halen op een smalle weg, wat resulteerde in een aanrijding met een fietser, die zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder hersenletsel en diverse botbreuken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft vertoond, wat leidde tot de veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op het leven van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voorzichtigheid in het verkeer, vooral bij het inhalen van kwetsbare verkeersdeelnemers zoals fietsers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.105009.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schipper, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H.W. Leemans, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair
zich op 3 augustus 2021 te Lopik, als bestuurder van een motorvoertuig (verreiker met aanhanger), zodanig roekeloos, zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen dat een aan hem te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
Subsidiair
op 3 augustus 2021 te Lopik zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
Meer subsidiair
op 3 augustus 2021 te Lopik als bestuurder van een motorvoertuig (verreiker met aanhanger) gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde (artikel 6 WVW) wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft zeer onvoorzichtig rijgedrag vertoond door op een weg die even breed is als de aanhanger, via de berm fietsers in te halen, waarbij in de berm verkeersborden staan die deze inhaalactie onmogelijk maken en waarbij de bestuurder vanwege de verkeersborden dus plots moet terugsturen. Verdachte was zich, zo verklaart hij zelf, bewust van het feit dat de weg daar smaller werd. Tot slot had verdachte ruime ervaring met het besturen van zo’n voertuig met aanhanger. Met deze ervaring had verdachte zich moeten realiseren wat voor gevolgen het inhalen op een smal pad met een naderend verkeersbord met zich mee zou brengen. Hij had extra voorzichtig moeten zijn. Door het ongeval wat vervolgens ontstond heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Volgens de officier van justitie is geen sprake van roekeloosheid; er is namelijk geen sprake van buitengewoon onvoorzichtig gedrag. Kijkend naar alle omstandigheden is er wel sprake van aanmerkelijke schuld, in de vorm van zeer onvoorzichtig gedrag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de gedraging van de heer [verdachte] valt aan te merken als één
enkele verkeersfout en dat dit niet voldoende is om te komen tot schuld in de zin van
artikel 6 WVW, het primair tenlastegelegde.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het verkeersgedrag van verdachte niet rechtstreeks en voorzienbaar tot een zeer gevaarlijke verkeerssituatie heeft geleid. Daarom kan niet worden vastgesteld dat sprake is van overtreding van verkeersregels in zeer ernstige mate in de zin van artikel 5aWVW. Met betrekking tot het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.1
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten
Op 3 augustus 2021 reed verdachte met een voertuigcombinatie van een verreiker met een aanhangwagen op de parallelweg van de provinciale weg van Lopik richting Schoonhoven. Vóór verdachte fietsten op dezelfde parallelweg en in dezelfde richting het slachtoffer en een vriendin. Ter hoogte van hectometerpaal 31,7 wilde verdachte de fietsers passeren. Het slachtoffer en haar vriendin zijn achter elkaar gaan rijden en verdachte is met de linker wielen van de voertuigcombinatie in de berm gaan rijden om er langs te kunnen. Toen verdachte de eerste fietser voorbij was en met de aanhangwagen naast het slachtoffer reed, is zij ten val gekomen. Ten gevolge van het ongeval heeft zij zware verwondingen opgelopen, waaronder zwaar hersenletsel, een klaplong en verschillende bot- en wervelbreuken. Ter hoogte van de plaats van het ongeval stond in de linker berm een verkeersbord.
4.2.2
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt:
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 oktober 2023, voor zover – zakelijk weergegeven- inhoudende:
Ik maakte de inschatting dat ik er langs kon. Achteraf gezien was dit een verkeerde inschatting en had ik niet moeten inhalen en moeten wachten totdat de weg breder werd.
Ik reed met mijn linker wiel in het gras, door de berm. Ik merkte dat de berm hobbelig was, ik moest snelheid minderen. De inhaalmanoeuvre duurde daardoor te lang om er normaal langs te gaan. Ik heb de inhaalmanoeuvre voortgezet. Ik zag dat ze even later op het asfalt viel.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 27 januari 2022, genummerd PL0900-2021248065-14, opgemaakt door [verbalisant 1] van de politie Eenheid Midden-Nederland (forensische opsporing), doorgenummerde pagina’s 16 e.v. -zakelijk weergegeven-:
Op een gegeven moment kwam er een tractor, van achteren naar ons toe gereden. Wij zijn toen achter elkaar gaan fietsen zo dat de tractor ons kon inhalen. Ik reed achter [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ). Toen de tractor mij had ingehaald zag ik dat er nog een platte wagen achter de tractor hing en dat deze wel erg breed was. Ik zag dat de tractor had ingehaald maar toen de aanhanger naast [slachtoffer] was, zag ik dat de bestuurder van de tractor leek in te sturen. Ik bedoel hiermee dat hij dan weer op het fietspad zou rijden.
Ik zag toen dat de aanhanger [slachtoffer] in de linkerzij raakte. Ik zag toen dat [slachtoffer] slingerde en viel. Ik zag dat ze met haar hoofd op het asfalt terecht kwam. [2]
Een proces-verbaal verkeersongeval-analyse van 31 oktober 2021, opgemaakt door [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van de politie Eenheid Midden-Nederland (Forensische Opsporing), doorgenummerde pagina’s 35 e.v. -zakelijk weergegeven-:
Voertuig 1: verreiker
Fabrieksmerk: Manitou
Op 3 augustus 2021, omstreeks 13.09 uur, heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een verreiker met aanhangwagen (hierna te noemen voertuigcombinatie) en een fietser op de parallelweg van de M.A. Reinaldaweg (N210) te Lopik. [3]
Voor een verkeersbord, ter hoogte van het incident, zagen wij in het gras van de linker berm een rijspoor. Wij zagen dat dit rijspoor in de richting van de rijbaan zichtbaar was. [4]
Vervolgens hebben wij de breedte van de rijbaan opgemeten. Dit betrof ongeveer 2.87 meter. [5] Wij hebben de breedte tussen de buitenzijde rechterband en de buitenzijde linkerband opgemeten. Wij zagen dat deze breedte ongeveer 2.83 meter betrof. [6] Totale lengte verreiker + aanhangwagen: 13,13. [7]
Een geschrift, te weten een brief van verzekeringsarts drs [A] van Stichting Achmea Rechtsbijstand, inhoudende een letselverklaring van [slachtoffer] , opgemaakt door dr. [B] , neurochirurg in het UMC te Utrecht d.d. 14 februari 2022, doorgenummerde pagina’s 25 e.v. -zakelijk weergegeven-:
Samengevat in niet-medische terminologie kan dit letsel worden weergegeven als: zwaar hersenletsel, diverse gebroken schedelbeenderen rechts, gebroken schouderblad links, gebroken sleutelbeen links, klaplong links en gebroken (uitsteeksels van) nekwervels en
gebroken (uitsteeksels van) borstwervels. De oogarts werd in consult gevraagd in verband met de bloeding in de linker oogkas. [8]
Bewijsoverwegingen
Het ongeval
Ten aanzien van de toedracht van het ongeval overweegt de rechtbank het volgende.
De voertuigcombinatie waar verdachte mee reed is in totaal ruim 13 meter lang. De aanhangwagen is vrijwel (op 4 centimeter na) even breed als de volledige parallelweg waarop verdachte en de fietsers reden. Verdachte besloot de fietsers in te halen en moest daarvoor met zijn voortuigcombinatie gedeeltelijk in de linkerberm gaan rijden. Daarbij merkte hij dat die berm hobbelig was. Hierdoor moest verdachte zijn snelheid minderen. Terwijl verdachte zo naast de fietsers reed, naderde hij een verkeersbord dat in de linker berm stond, dichtbij de rijbaan. Uit de getuigenverklaring, de verkeersongeval-analyse en zijn eigen verklaring blijkt dat verdachte de inhaalmanoeuvre op dat moment heeft doorgezet. Verdachte naderde het verkeersbord en heeft de voertuigcombinatie naar rechts gestuurd. Hierdoor bleef onvoldoende ruimte voor het slachtoffer om haar weg ongehinderd te kunnen vervolgen en heeft verdachte met zijn aanhangwagen het slachtoffer geraakt, waardoor zij ten val is gekomen. Als gevolg van het ongeval heeft zij ernstig letsel opgelopen.
Voor wat betreft de kwalificatie van de feiten overweegt de rechtbank het volgende.
Is er schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 WVW
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat een verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Uit alleen de ernst van de gevolgen van verkeergedrag kan niet worden afgeleid dat sprake is van schuld. Ook een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Concreet betekent dit, dat hoe erg de gevolgen van een ongeluk ook zijn daaruit niet automatisch volgt dat de bestuurder strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Om een aanmerkelijke, dan wel een sterkere mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te stellen, moet de rechtbank kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Verdachte reed in een lange, hoge en zware voertuigcombinatie die vrijwel even breed was als de totale parallelweg. Dit brengt met mee dat van de kant van verdachte extra voorzichtigheid en oplettendheid was geboden bij het naderen van andere verkeersdeelnemers, zeker als dat kwetsbare deelnemers betreft zoals fietsers. Verdachte kende de weg en wist dat die op deze plek steeds smaller werd. Niettemin heeft verdachte besloten de fietsers die hij naderde in te halen. Hij moest daarvoor met de linkerkant van de voertuigcombinatie door de berm rijden. Hij merkte dat de berm hobbelig was en dat hij daardoor zijn snelheid moest minderen. De inhaalmanoeuvre duurde, zoals verdachte zelf heeft verklaard, daardoor te lang om er normaal langs te gaan. Verdachte naderde een verkeersbord in de linkerberm dat dichtbij de rijbaan stond. Hij had zich op dat moment kunnen en moeten realiseren dat hij, als hij de berm uit zou sturen, met de voertuigcombinatie onvoldoende ruimte zou laten voor het slachtoffer om haar weg ongehinderd te kunnen vervolgen. Verdachte had op dat moment zijn inhaalmanoeuvre moeten afbreken en het slachtoffer voor moeten laten gaan. In plaats daarvan heeft verdachte de beslissing genomen de inhaalmanoeuvre door te zetten en de voertuigcombinatie uit de berm te sturen. Hierdoor heeft verdachte het slachtoffer onvoldoende ruimte gelaten waardoor zij ten val is gekomen.
De hiervoor beschreven gedragingen van de verdachte (kortgezegd het inzetten van de inhaalmanoeuvre op een weg die even breed is als het (grote en zware) voertuig en deze niet tijdig afbreken, maar het doorzetten van de manoeuvre en weer insturen van de voertuigcombinatie), wijken gelet op de omstandigheden waaronder deze gedragingen plaatsvonden naar hun aard en ernst zodanig af van het gedrag en de voorzichtigheid die van een normale verkeersdeelnemer verwacht mogen worden, dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval is gelet op het voorgaande aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten.
Zwaar lichamelijk letsel
Het slachtoffer heeft door het verkeersongeval zeer ernstig letsel opgelopen, dat naar algemeen spraakgebruik aangemerkt moet worden als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank stelt op basis van de medische verklaring en de verklaring van het slachtoffer van 26 oktober 2023 vast dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat het slachtoffer de rest van haar leven nadelige gevolgen van het ongeval zal ondervinden. De rechtbank acht daarom bewezen dat als gevolg van het verkeersongeval bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Nu ook het zwaar lichamelijk letsel bewezen kan worden verklaard is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij, op
of omstreeks3 augustus 2021 te Lopik,
in elk geval in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, M.A. Reinaldaweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig
en/ofonoplettend,-
(vervolgens)zijn motorrijtuig (verreiker Manitou met aanhanger) op zodanige wijze naar links heeft gestuurd dat hij, verdachte,
geheel ofgedeeltelijk in de berm is gaan rijden en
/of- twee,
althans één,op een voor hem, verdachte op dezelfde weg rijdende fietser
(s
)heeft
ingehaald, althans heeftproberen in te halen en
/of-
(daarbij),terwijl verdachte reed ter hoogte van voornoemde fietser
(s
), zijn motorrijtuig (verreiker Manitou met aanhanger) naar rechts
, althans in de richting van voornoemde fietser(s)heeft gestuurd en
/of-
(vervolgens
)tegen een voor hem, verdachte, op dezelfde weg rijdende fietser is
gebotst en/ofaangereden
en/of op zodanige wijze in de buurt van een voor hem, verdachte, op dezelfde weg rijdende fietser is gaan rijden, waardoor een ander
(genaamd [slachtoffer]
)ten val is gekomen en
/ofwaardoor een ander
(genaamd [slachtoffer]
)zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel en
/ofeen gebroken schouderblad en
/ofeen gebroken sleutelbeen en
/ofgebroken schedelbeenderen en
/ofeen klaplong en
/ofgebroken nekwervels en
/ofbloeding in de oogkas
en/of letsel aan het netwerk van zenuwen in de hals, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis;
- ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorvoertuig voor de duur van 6 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman ex artikel 9a Wetboek van Strafrecht de rechtbank verzocht geen straf of maatregel op te leggen. Dit gezien de impact die het ongeval op het leven van verdachte heeft gehad en nog steeds heeft.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden zijn rijbewijs nodig heeft. Het ontzeggen van de rijbevoegdheid zal financiële consequenties hebben voor zijn bedrijf. Om deze reden verzoekt de raadsman verdachte geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen of deze voorwaardelijk op te leggen. Ten slotte heeft de raadsman de rechtbank verzocht om rekening te houden met overschrijding van de redelijke termijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door zich aanmerkelijk onvoorzichtig te gedragen in het verkeer. Hij reed met zijn verreiker en aanhanger op een smalle parallelweg die ook in gebruik is als fietsstrook. De aanhanger was, op een paar centimeter na, net zo breed als deze parallelweg. Hij heeft een fietser ingehaald ter hoogte van een verkeersbord in de berm, terwijl daar onvoldoende ruimte voor was. Het voertuig heeft de fietser geraakt waardoor zij ten val is gekomen. De fietser heeft door deze aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zij heeft onder meer zwaar hersenletsel en diverse bot- en wervelbreuken opgelopen, is geopereerd, heeft lange tijd gerevalideerd en ondervindt tot op de dag van vandaag de lichamelijke en psychische gevolgen van het ongeval. Over de eindsituatie kan door de behandelend artsen nog niets worden gezegd.
Uit het spreekrecht ter zitting van het slachtoffer is gebleken dat haar zicht en haar spraak niet hersteld zijn. De vraag is of deze functies in de toekomst weer geheel zullen herstellen. Ook vertelde zij dat ze nog veel hulp nodig heeft bij haar dagelijkse routine. Daarnaast heeft ze als gevolg van het hersenletsel snel last van prikkels en reageert zij anders op bepaalde situaties dan voor het ongeval. Het slachtoffer is een jonge vrouw die door het ongeval haar toekomstplannen radicaal moet bijstellen en voor wie bijvoorbeeld reizen, werken en deelnemen aan het verkeer niet meer vanzelfsprekend zijn. Het ongeval heeft begrijpelijkerwijs ook grote impact gehad op haar ouders en andere dierbaren.
Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, ook niet na het ongeval. Verdachte heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk.
Straffen
De rechtbank is zich bewust van de buitengewoon ernstige en verdrietige gevolgen voor het slachtoffer en haar naasten. De rechtbank begrijpt ook dat verdachte dit ongeval en de ernstige gevolgen niet heeft willen veroorzaken. Hij heeft ter terechtzitting spijt betuigd.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de gevolgen daarvan zijn een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats. Daarbij is gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken eerder zijn opgelegd en is verder gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin is voor overtreding van artikel 6 WVW, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, een taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden als uitgangspunt opgenomen.
Bij de bepaling van de straf weegt de rechtbank, naast de ernst van het feit, mee dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen en hij een berouwvolle indruk maakt.
De rechtbank vindt in beginsel een taakstraf van 160 uur passend gelet op de ernst van het strafbare feit en de gevolgen die dit voor het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank constateert dat afdoening van deze zaak onwenselijk lang heeft geduurd en dat de redelijke termijn met ongeveer 3 maanden is overschreden, nu verdachte op 3 augustus 2021 wist dat hij als verdachte werd aangemerkt. Gelet op de door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunten (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) ziet de rechtbank aanleiding dit te compenseren door een vermindering van de taakstraf met ongeveer 5%. Dit betekent dat de rechtbank een taakstraf van 150 uur zal opleggen.
Als bijkomende straf zal de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd van 6 maanden. Een deel daarvan zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank ziet daartoe aanleiding omdat verdachte werk heeft waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft en dat een ontzegging van de rijbevoegdheid voor langere duur de broodwinning voor hem en zijn gezin in gevaar zou brengen. Het voorwaardelijke deel dient bovendien als middel om verdachte zich extra bewust te laten zijn van de in het verkeer in acht te nemen benodigde voorzichtigheid en oplettendheid om herhaling te voorkomen. De proeftijd voor het voorwaardelijke deel van de ontzegging zal worden bepaald op 2 jaren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
- bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte, groot
4 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van na te melden proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en S.E. Garvelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Blok, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 augustus 2021 te Lopik, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, M.A. Reinaldaweg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
- (vervolgens) zijn motorrijtuig (verreiker Manitou met aanhanger) op zodanige wijze naar links heeft gestuurd dat hij, verdachte, geheel of gedeeltelijk in de berm is gaan rijden en/of
- twee, althans één, op een voor hem, verdachte op dezelfde weg rijdende fietser(s) heeft ingehaald, althans heeft proberen in te halen en/of
- (daarbij), terwijl verdachte reed ter hoogte van voornoemde fietser(s), zijn motorrijtuig (verreiker Manitou met aanhanger) naar rechts, althans in de richting van voornoemde fietser(s) heeft
gestuurd en/of
- (vervolgens) tegen een voor hem, verdachte, op dezelfde weg rijdende fietser is gebotst en/of aangereden en/of op zodanige wijze in de buurt van een voor hem, verdachte, op dezelfde weg
rijdende fietser is gaan rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) ten val is gekomen en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
hersenletsel en/of een gebroken schouderblad en/of een gebroken sleutelbeen en/of gebroken schedelbeenderen en/of een klaplong en/of gebroken nekwervels en/of bloeding in de oogkas en/of letsel aan het netwerk van zenuwen in de hals, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 augustus 2021 te Lopik, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (verreiker Manitou met aanhanger), daarmee rijdende op de weg, M.A. Reinaldaweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- (vervolgens) zijn motorrijtuig (verreiker Manitou met aanhanger) op zodanige wijze naar links te sturen dat hij, verdachte, geheel of gedeeltelijk in de berm is gaan rijden en/of
- twee, althans één, op een voor hem, verdachte op dezelfde weg rijdende fietser(s) in te halen, althans proberen in te halen en/of
- (daarbij), terwijl verdachte reed ter hoogte van voornoemde fietser(s), zijn motorrijtuig (verreiker Manitou met aanhanger) naar rechts, althans in de richting van voornoemde fietser(s) te sturen en/of
- (vervolgens) tegen een voor hem, verdachte, op dezelfde weg rijdende fietser te botsen en/of aan te rijden en/of op zodanige wijze in de buurt van een voor hem, verdachte, op dezelfde weg rijdende fietser te zijn gaan rijden en/of
- waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) ten val is gekomen
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij, op of omstreeks 3 augustus 2021 te Lopik, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (verreiker Manitou met aanhanger), daarmee rijdende op de weg, M.A. Reinaldaweg,
- (vervolgens) zijn motorrijtuig (verreiker Manitou met aanhanger) op zodanige wijze naar links heeft gestuurd dat hij, verdachte, geheel of gedeeltelijk in de berm is gaan rijden en/of
- twee, althans één, op een voor hem, verdachte op dezelfde weg rijdende fietser(s) heeft ingehaald, althans heeft proberen in te halen en/of
- (daarbij), terwijl verdachte reed ter hoogte van voornoemde fietser(s), zijn motorrijtuig (verreiker Manitou met aanhanger) naar rechts, althans in de richting van voornoemde fietser(s) heeft
gestuurd en/of
- (vervolgens) tegen een voor hem, verdachte, op dezelfde weg rijdende fietser is gebotst en/of aangereden en/of op zodanige wijze in de buurt van een voor hem, verdachte, op dezelfde weg
rijdende fietser is gaan rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 mei 2022, genummerd PL0900-2021248065, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 77. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.P. 16.
3.P. 37.
4.P. 41.
5.P. 44
6.P. 45.
7.P. 53.
8.P. 26.