ECLI:NL:RBMNE:2023:5908

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/1752
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake kinderbijslag door niet-geldige aanvraag en DigiD-kwesties

In deze zaak heeft eiser, een Slowaakse nationaliteit, een aanvraag voor kinderbijslag ingediend via zijn gemachtigde, die gebruik maakte van zijn eigen DigiD. De aanvraag werd op 27 december 2022 ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat er geen geldige aanvraag tot stand is gekomen. Dit komt doordat de gemachtigde van eiser niet bevoegd was om via zijn eigen DigiD namens eiser te handelen, aangezien er geen geldige machtiging was geregistreerd. De rechtbank heeft verweerder op de hoogte gesteld van het beroepschrift en de aanvraag, maar verweerder heeft pas op 12 juni 2023 beslist op de aanvraag, wat leidde tot de ingebrekestelling van eiser op 28 februari 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat er geen belang meer is bij de beslissing, aangezien verweerder inmiddels had beslist. Daarnaast is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen situatie was waarin verweerder niet tijdig had beslist. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn niet is aangevangen op 27 december 2022, waardoor de ingebrekestelling prematuur was. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1752

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: A. Čmilănský),
en
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank te Utrecht (SVB),verweerder
(gemachtigde: mr. N. Zuidersma).

Inleiding en procesverloop

Eiser heeft de Slowaakse nationaliteit. Met ingang van 6 september 2022 heeft hij werk in Nederland. Hij heeft op 23 september 2022 een wijzigingsformulier ondertekend. Door middel van dit wijzigingsformulier heeft hij een aanvraag voor kinderbijslag gedaan. De gemachtigde van eiser heeft de aanvraag op 6 oktober 2022 digitaal ingediend via diens eigen DigiD.
Bij brief van 28 oktober 2022 heeft verweerder aan eiser formulieren gestuurd voor het aanvragen van kinderbijslag.
Op 5 november 2022 heeft eiser de formulieren voor het aanvragen van kinderbijslag ondertekend. Op 27 december 2022 heeft de gemachtigde van eiser de aanvraag bij verweerder digitaal ingediend. De gemachtigde van eiser heeft dit wederom via zijn eigen DigiD gedaan.
Op 28 februari 2023 heeft de gemachtigde van eiser verweerder in gebreke gesteld, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag voor kinderbijslag. Ook deze ingebrekestelling heeft de gemachtigde van eiser weer digitaal verstuurd via zijn eigen DigiD.
Bj brief van 14 april 2023, bij de rechtbank ingekomen op 1 mei 2023, heeft de gemachtigde van eiser beroep ingesteld, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser. Als bijlage bij dit beroep heeft de gemachtigde van eiser de op 27 december 2022 ingediende aanvraag gevoegd.
De rechtbank heeft verweerder bij brief van 2 mei 2023 in kennis gesteld van het beroepschrift en de daarbij gevoegde aanvraag van 27 december 2022.
Bij besluit van 12 juni 2023 heeft verweerder de aanvraag van eiser ingewilligd.
Bij brief van 21 juni 2023, door de rechtbank ontvangen op 5 juli 2023, heeft de gemachtigde van eiser kenbaar gemaakt dat eiser zijn beroep handhaaft. Hij verzoekt de rechtbank om een bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de schade die hij geleden heeft als gevolg van het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2023. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, met bericht van verhindering. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Met het beroep van 14 april 2023 wilde eiser bereiken dat de rechtbank aan verweerder zou opdragen om een beslissing te nemen op zijn aanvraag voor kinderbijslag. Dit heeft verweerder inmiddels gedaan bij het besluit van 12 juni 2023. Er is dan geen aanleiding meer voor de rechtbank om verweerder een opdracht te geven een besluit te nemen. Dat leidt ertoe dat het beroep van eiser in zoverre niet-ontvankelijk is. Eiser heeft namelijk geen belang meer bij dit beroep.
2. Met het besluit van 12 juni 2023 is verweerder niet geheel tegemoetgekomen aan het beroep van eiser. Partijen verschillen namelijk nog van mening over de vraag of verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd en of verweerder de gestelde schade van eiser dient te vergoeden. De rechtbank bespreekt de beroepsgronden die eiser in dit verband heeft aangevoerd. [1]
3. In beginsel is DigiD strikt persoonlijk en niet overdraagbaar. [2] Dit betekent onder meer dat het niet is toegestaan dat iemand via zijn eigen DigiD een aanvraag voor iemand anders indient. Een uitzondering daarop geldt wanneer iemand via DigiD een aanvraag tot registratie van een machtiging heeft gedaan en deze aanvraag vervolgens is goedgekeurd. [3] Deze uitzondering is op de gemachtigde van eiser niet van toepassing. Hij heeft namelijk een dergelijke aanvraag tot registratie niet gedaan. De gemachtigde van eiser heeft wel een verklaring ingediend, waaruit blijkt dat eiser hem heeft gemachtigd om namens eiser op te treden. Deze verklaring maakt de gemachtigde van eiser evenwel niet bevoegd om via zijn eigen DigiD namens eiser te corresponderen met verweerder.
4. De gemachtigde van eiser heeft dit (onder meer) op 27 december 2022 toch gedaan. Daar komt bij dat de gemachtigde van eiser de DigiD-post telkens heeft verstuurd onder vermelding van zijn eigen BSN-nummer. Deze handelswijze heeft ertoe geleid dat de aanvraag van
27 december 2022 niet terechtgekomen is in het digitale dossier van eiser, maar in dat van de gemachtigde van eiser. Uit het digitale dossier van eiser heeft verweerder dan ook niet kunnen afleiden dat eiser een aanvraag voor kinderbijslag had gedaan. Voorts kan verweerder in redelijkheid geen verwijt worden gemaakt dat hij niet heeft onderkend, dat zich sinds
27 december 2022 een aanvraag ten behoeve van eiser bevond in het digitale dossier van de gemachtigde van eiser.
5. De gang van zaken leidt de rechtbank tot het oordeel dat er op 27 december 2022 geen geldige aanvraag tot stand is gekomen. Aannemelijk is dat verweerder pas van deze aanvraag op de hoogte is geraakt, nadat de rechtbank verweerder hiervan bij brief van 2 mei 2023 in kennis had gesteld. Na ontvangst van deze brief heeft verweerder op de aanvraag beslist binnen de termijn die de wet daarvoor stelt.
6. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de beslistermijn niet is aangevangen op
27 december 2022 en dat de ingebrekestelling van 28 februari 2023 prematuur is geweest. Verweerder heeft aldus geen bestuurlijke dwangsom verbeurd. Het beroep is in zoverre ongegrond.
7. Omdat zich geen situatie heeft voorgedaan waarin verweerder niet tijdig heeft beslist op
de aanvraag, is er ook geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de schade die eiser daardoor stelt te hebben geleden. Het verzoek om schadevergoeding wijst de rechtbank al om die reden daarom af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van het besluit;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.C. Kampschuur, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 oktober 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.Artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 3, zevende lid, van de Regeling voorzieningen GDI, zoals die gold ten tijde hier van belang.
3.Artikel 5 van de Regeling voorzieningen GDI, zoals die gold ten tijde hier van belang.