ECLI:NL:RBMNE:2023:5887

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
16/012320-23; 16/033009-23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland oordeelt over bedreigingen met misdrijf tegen het leven gericht en legt ISD-maatregel op

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 16/012320-23 en 16/033009-23. De verdachte is beschuldigd van meerdere bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 januari 2023 medewerkers van de [bank 1] en [bank 2] heeft bedreigd met de dood en zware mishandeling. Daarnaast heeft hij op 2 december 2022 [slachtoffer 1] en op 16 december 2022 [slachtoffer 3] bedreigd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen tot een bedrag van € 1.119,32, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een stelselmatige dader is en dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij en om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging wegens onvoldoende bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/012320-23; 16/033009-23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ( [postcode] ) in [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. Konya, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mevrouw [A] van slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren heeft gebracht over de ingediende vordering benadeelde partij.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/012320-23
op 11 januari 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] een of meer medewerkers van de
[bank 1] en/of [bank 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
16/033009-23
feit 1:
op 2 december 2022 te [plaats 4] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
feit 2:op 13 december 2022 te [plaats 3] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 3:
op 16 december 2022 te [plaats 3] [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder parketnummer 16/033009-23 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] pas vier dagen na de datum van het ten laste gelegde feit zijn gehoord, wat het mogelijk maakt dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Deze verklaringen zouden volgens de raadsman niet gebruikt mogen worden voor het bewijs en verdachte dient dan ook bij gebrek aan voldoende wettig bewijs te worden vrijgesproken. Feit 2 kan niet wettig en overtuigend bewezen worden, omdat verdachte dit feit heeft ontkend en de getuige [getuige 3] niet verklaart uit eigen waarneming. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder parketnummer 16/012320-23 en parketnummer 16/033009-23 feit 3 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak 16/033009-23 feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling van [slachtoffer 2] . Verdachte ontkent de bedreiging. Er zijn geen directe getuigen van de vermeende bedreiging. De aangifte vindt naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit feit.
Bewijsmiddelen
16/012320-23: [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 maart 2023;
  • de aangifte van [B] namens de [bank 1] ;
- een proces-verbaal van bevindingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [C] ; [3]
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] . [4]
16/033009-23, feit 1: [5]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Vandaag 2 december 2022 was ik aan het werk in het gemeentehuis van de gemeente [.] , gevestigd aan het [adres 2] in [plaats 4] . Ik zag dat er een man het gemeentehuis binnenkwam. Ik heb toen zijn persoonsgegevens genoteerd. Deze gegevens zijn: [verdachte] , geboren [1985] . [6] Ik zag dat hij me strak aankeek en hoorde dat hij tegen mij zei "Ik ga niet alleen dood maar neem jou mee. Ik ga een pistool halen en ga jou kapot maken
." [7]
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 2 december 2022 was ik werkzaam in het gemeentehuis in [.] . Het gemeentehuis is gevestigd aan [adres 2] te [plaats 4] . Ik zag dat er een man bij de receptie stond van het gemeentehuis en dat hij in gesprek was met mijn collega [slachtoffer 1 (voornaam)] . Ik zag dat hij [slachtoffer 1 (voornaam)] begon te bedreigen. Ik hoorde de man het volgende zeggen: "Ik ga niet alleen dood ik neem jou mee. Ik ga een pistool halen en maak jou kapot." Tijdens het gesprek had ik de man zijn ID-kaart ingezien. Ik zag dat de achternaam van de man [verdachte] was. [8]
16/033009-23, feit 3:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen.
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 maart 2023;
  • de aangifte van [slachtoffer 3] .
Bewijsoverweging
Betrouwbaarheid getuige [getuige 1]
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat getuige [getuige 1] (evenals getuige [getuige 2] ) vier dagen na de datum van het ten laste gelegde feit is gehoord, niet maakt dat zijn verklaring als onbetrouwbaar moet worden beschouwd. De rechtbank ziet op basis van het dossier geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/012320-23
op 11 januari 2023 te [plaats 1] en [plaats 2] medewerkers van de [bank 1] en [bank 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die medewerkers van de [bank 1] en [bank 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik kom met mijn 9mm. Ik ga iedereen het ziekenhuis in krijgen en schiet jullie witte mensen neer" en "hoor je dit. Dit is mijn wapen", waarna er een klikgeluid te horen was en waarna hij aangaf dat hij met de trein onderweg was naar het hoofdkantoor in [plaats 1] en "Ik kom nu met een mes, ik ben bijna bij jullie kantoor. Ik zweer het ik snijd iemand open om 5 uur als ik mijn kankergeld niet heb. Ik ga iemand hier afmaken";
16/033009-23
feit 1:
op 2 december 2022 te [plaats 4] , gemeente [.] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "ik ga niet alleen dood maar neem jou mee. Ik ga een pistool halen en ga jou kapot maken";
feit 3:
op 16 december 2022 te [plaats 3] [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [slachtoffer 3] een e-mail bericht te sturen, met daarin de tekst: "Vieze hond je bent te laf om te antwoorden ik pak je wel en als ik je pak [slachtoffer 3 (voornaam)] pak ik je hard aan, weet waar jij woont. Dus bij deze je staat op mijn lijst, ik kan je doodmaken. 4 maanden op straat ik ga je jarenlang ziekenhuis laten laffe hond";
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/012320-23: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
16/033009-23: feit 1, feit 3: telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren, zonder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie volgt hierin het advies van de reclassering van 15 maart 2023. Volgens de officier van justitie is aan alle vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel voldaan. Ook acht hij deze maatregel passend en geboden om het recidiverisico in te perken en de maatschappij te beschermen. De officier van justitie neemt tevens in aanmerking dat verdachte in het verleden moeilijk te begeleiden was en dat verdachte ter terechtzitting heeft gezegd niet uit te sluiten dat hij opnieuw bedreigingen zal gaan uiten als hij geen hulp krijgt.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, al dan niet met de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel en bijzondere voorwaarden. Subsidiair heeft de raadsman bepleit verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft zich verzet tegen de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Hij voert hiertoe aan dat verdachte geen verdovende middelen gebruikt en derhalve geen typische ISD-er is. Het ging volgens de raadsman naar omstandigheden beter met verdachte. Er zou hulpverlening zijn opgestart, verdachte zou afstand hebben genomen van zijn criminele vrienden en geen strafbare feiten meer plegen. De instantie die voor verdachte een tijdelijke studio had geregeld vlak voordat verdachte werd opgepakt ( [organisatie 1] ), heeft te kennen gegeven een andere passende woning voor verdachte te kunnen vinden. De raadsman voert aan dat verdachte behandeling nodig heeft en dat hij open staat voor hulp. Tot slot bepleit de raadsman dat verdachte nooit een waarschuwing heeft gehad middels een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, indien de rechtbank tot de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel komt, het voorarrest hiervan afgetrokken moet worden. Daarnaast ziet de raadsman geen heil in een ISD-maatregel van 2 jaren omdat verdachte die kaal gaat uitzitten en verzoekt de rechtbank dan ook deze slechts voor 1 jaar op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht. Zo heeft hij onder andere telefonisch tegen medewerkers van de [bank 1] en [bank 2] gezegd dat hij onderweg is naar het hoofdkantoor in [plaats 1] met een wapen, waarbij een klikgeluid wordt gehoord. Ook heeft hij gezegd dat hij met een mes naar een van de kantoren zou komen en iemand zou opensnijden. Voor de medewerkers die verdachte te woord hebben gestaan, moet het een zeer angstige ervaring zijn geweest om telefonisch op zo een manier bedreigd te worden, niet wetende of verdachte op dat moment daadwerkelijk met (een) wapen(s) onderweg was naar een van de kantoren. De uitlatingen van verdachte hebben echter ook gevoelens van angst en onveiligheid in de bredere organisatie veroorzaakt. Uit het dossier blijkt dat de bedreigingen van verdachte zeer serieus zijn genomen: de beveiliging bij de [bank 1] in [plaats 1] is opgeschaald, het crisismanagement van de organisatie is geactiveerd en verscheidene vestigingen van de organisatie hebben hun deuren moeten sluiten. In het dossier is te lezen dat de kostenpost van de door de [bank 1] genomen maatregelen al snel in de tienduizenden euro’s loopt. Verdachte heeft naast gevoelens van angst en onveiligheid, ook veel onrust en schade aangericht.
Ook uit de aangiftes van [slachtoffer 1] ( [functie 1] bij de gemeente [.] ) en [slachtoffer 3] ( [functie 2] ) blijkt dat ook zij zijn geschrokken van de bedreigingen geuit door verdachte. Beiden dachten dat verdachte de bedreiging werkelijk ten uitvoer zou brengen. Benadeelde partij [slachtoffer 1] beschrijft in haar slachtofferverklaring dat de bedreiging een grote impact op haar leven heeft gehad, zo voelde zij zich angstig in haar woning en op straat en ervaart zij geen plezier meer in het uitvoeren van haar werk. Dat verdachte helemaal geen wapens had, zoals hij ter zitting een aantal keer heeft benadrukt, maakt de bedreigingen niet minder erg. Degenen die bedreigd werden, konden dat immers niet weten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 maart 2023 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen. In de afgelopen vijf jaar is verdachte al vaker veroordeeld voor meerdere bedreigingen, waardoor er sprake is van recidive.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van [instelling] van 15 maart 2023. Hieruit volgt dat de reclassering een ISD-traject noodzakelijk en wenselijk acht. De reclassering schat het recidiverisico van verdachte als hoog in. Aangeboden ondersteuning vanuit hulpverlening, in een vrijwillig kader, is niet van de grond gekomen omdat verdachte zich dreigend heeft opgesteld en intrinsieke motivatie lijkt te ontbreken. Daarnaast wordt een ambulante of klinische behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk opgelegde straf, met het oog op de problematiek van verdachte, als onvoldoende strikt geacht. De reclassering benadrukt dat alleen bij het opleggen van een ISD-matregel gedragsverandering kan worden bewerkstelligd en de overlast die verdachte veroorzaakt kan worden teruggedrongen. De reclassering beschrijft dat een klinische setting is geïndiceerd, vanwege de aanwezige psychische problematiek bij verdachte en het ontbreken van voldoende stabiliteit en zekerheid na detentie. Het [organisatie 2] heeft aangegeven verdachte te willen blijven begeleiden gedurende het ISD-traject, zodat verdachte na het beëindigen van de maatregel adequaat kan worden opgevangen in de regio.
Oplegging ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en dat ten aanzien van de onder parketnummer 16/012320-23 en parketnummer 16/033009-23 (feit 1 en feit 3) bewezen verklaarde feiten aan alle voorwaarden is voldaan voor het opleggen van de ISD-maatregel. Alle bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 3 maart 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, te weten:
  • een onherroepelijke veroordeling door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland tot een gevangenisstraf van een maand op 29 juli 2021 voor het driemaal overtreden van artikel 285 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Deze straf is ten uitvoer gelegd;
  • een onherroepelijke veroordeling door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland tot een gevangenisstraf van een week op 6 augustus 2020 voor de overtreding van artikel 350 lid 1 Sr. Deze straf is ten uitvoer gelegd;
  • een onherroepelijke veroordeling door het hof Amsterdam op 16 november 2018 tot een gevangenisstraf van twee weken. Deze straf is ten uitvoer gelegd.
De in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde reclasseringsrapportage, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers. Verdachte valt namelijk onder de definitie van een stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De vele tot nu toe aan verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat hij zijn gedrag heeft veranderd. Hoewel aan verdachte ook al eerder een ISD-maatregel is opgelegd die niet tot een blijvende gedragsverandering heeft geleid, ziet de rechtbank op dit moment geen andere optie dan het opleggen van de ISD-maatregel. De rechtbank hoopt dat verdachte, anders dan hij ter zitting heeft aangegeven, zal meewerken aan hulpverlening of toezicht in het kader van de ISD-maatregel. Ook als verdachte daaraan niet zal meewerken, is de ISD-maatregel passend en geboden, namelijk met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de delicten die verdachte pleegt.
De rechtbank acht de oplegging van de ISD-maatregel daarom onontkoombaar en zal daartoe overgaan. Gelet op het feit dat vrijwillige hulpverlening niet van de grond is gekomen door de dreigende opstelling van verdachte en de reclassering ambulante of klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf niet afdoende stringent acht, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om de onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet op te leggen en zal niet meegaan in de verzoeken van de verdediging om een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf of voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Ter beëindiging van de recidive van verdachte en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • een telefoon, merk Samsung, kleur zwart (G3103454);
  • een telefoon, merk Alcatel, kleur zwart (G3103457).
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen goederen terug te geven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de in beslag genomen goederen aan verdachte te retourneren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de hierboven vermelde in beslag genomen voorwerpen.
De verdediging heeft aangegeven dat er ook een muts (merk North Face, kleur zwart), een jas/jacket behorend bij een trainingspak (merk Adidas, kleur grijs/blauw) en een bankpas op naam van verdachte van de [bank 1] in beslag zijn genomen. De rechtbank kan dit echter op basis van het dossier niet vaststellen. De rechtbank kan ten aanzien van deze goederen dan ook geen beslissing nemen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.119,32. Dit bedrag bestaat uit € 319,32 materiële schade en € 800,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 16/033009-23 onder feit 1
ten laste gelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in haar geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente, nu deze voldoende onderbouwd is.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het toe te wijzen immateriële schadebedrag dient te worden gematigd. Het gevorderde bedrag ligt substantieel hoger dan er in de regel wordt toegewezen wanneer iemand is bedreigd met de dood. De raadsman voert voorts aan dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ook kent de benadeelde partij een moeilijk verleden, klachten die zij nu ervaart kunnen ook een gevolg hiervan zijn.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het onder parketnummer 16/033009-23 feit 1 bewezen verklaarde handelen.
De rechtbank wijst de gevorderde immateriële schadevergoeding volledig toe. De geleden immateriële schade is voldoende onderbouwd, nu uit de toelichting bij de vordering blijkt dat de benadeelde partij door het incident PTSS-klachten heeft opgelopen. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen hiervan voor de benadeelde partij, stelt de rechtbank een bedrag van € 800,00 naar billijkheid vast.
De rechtbank wijst de materiële schadeposten, te weten de (toekomstige) reis- en parkeerkosten voor afspraken bij de psycholoog van € 319,32, toe. Uit de onderbouwing blijkt dat de benadeelde partij door de geleden schade twaalf wekelijkse sessies bij een psycholoog nodig heeft en dat zij hiervoor reis- en parkeerkosten zal maken. Deze schade is daarmee voldoende onderbouwd. Ondanks dat de reis- en parkeerkosten toekomstige uitgaven betreffen, neemt de rechtbank in overweging dat het aannemelijk is dat de benadeelde partij deze kosten zal gaan maken voor het ondergaan van de behandelingen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 1.119,32 toewijzen, bestaande uit materiële schade en immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 december 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag
van € 1.119,32, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 december 2022
tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze
verplichting worden aangevuld met 21 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling
de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de
benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/033009-23 feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/012320-23 en parketnummer 16/033009-23 feit 1 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht niet op de tenuitvoerlegging van de maatregel in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • een telefoon, merk Samsung, kleur zwart (G3103454);
  • een telefoon, merk Alcatel, kleur zwart (G3103457);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.119,32;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten
behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden
begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de € 1.119,32 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 21 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mrs. mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. J.F. Haeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/012320-23hij op of omstreeks 11 januari 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] , althans in Nederland, een of meer medewerkers van de [bank 1] en/of [bank 2] en/of de [bank 1] en/of [bank 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die medewerker(s) van de [bank 1] en/of [bank 2] dreigend de woorden toe te voegen 'Ik kom met mijn 9mm. Ik ga iedereen het ziekenhuis in krijgen en schiet jullie witte mensen neer' en/of 'hoor je dit. Dit is mijn wapen', waarna er een klik geluid te horen was en waarna hij aangaf dat hij met de trein onderweg was naar het hoofdkantoor in [plaats 1] en/of 'Ik kom nu met een mes, ik ben bijna bij jullie kantoor. Ik zweer het ik snijd iemand open om 5 uur als ik mijn kankergeld niet heb. Ik ga iemand hier afmaken', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16/033009-23
1
hij op of omstreeks 2 december 2022 te [plaats 4] , gemeente [.] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "ik ga niet alleen dood maar neem jou mee. Ik ga een pistool halen en ga jou kapot maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 13 december 2022 te [plaats 3] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 2] in een telefoongesprek dreigend de woorden toe te voegen: "Ik sta nu bij de [locatie] waarboven de beveiliger [slachtoffer 2 (voornaam)] woont en ik ga nu naar zijn voordeur, die trap ik in en dan steek ik hem dood" en/of "ik ga je dood slaan, ik ga je moeder vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 16 december 2022 te [plaats 3] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 3] een e-mail bericht te sturen, met daarin de tekst: "Vieze hond je bent te laf om te antwoorden ik pak je wel en als ik je pak [slachtoffer 3 (voornaam)] pak ik je hard aan, weet waar jij woont. Dus bij deze je staat op mijn lijst, ik kan je doodmaken. 4 maanden op straat ik ga je jarenlang ziekenhuis laten laffe hond", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 januari 2023, genummerd PL0900-2023011220, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 96. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [B] , pagina 64-65.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 13-16.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 51-57.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 januari 2023, genummerd PL1100-2022266356, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 66. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 4.
7.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 5.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 9.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 14-15.