ECLI:NL:RBMNE:2023:5865

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
10604991
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen voor kinderopvang door Stichting Kind

In deze zaak vordert Stichting Kind & Co Ludens betaling van onbetaalde facturen van in totaal € 4.607,32 van gedaagden, die beiden ouders zijn van de kinderen waarvoor opvang is verzorgd. De gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], hebben de verschuldigdheid van de openstaande facturen erkend, maar stellen dat alleen [gedaagde sub 1] contractspartij is en dat [gedaagde sub 2] geen verplichtingen heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 augustus 2023 is besproken dat [gedaagde sub 1] het openstaande bedrag in termijnen wil aflossen. Er is afgesproken dat [gedaagde sub 1] gedurende zes maanden € 100,00 per maand zal aflossen, met de eerste betaling vóór 1 oktober 2023. Stichting Kind heeft toegezegd het vonnis niet te executeren als aan deze afspraken wordt voldaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat beide gedaagden partij zijn bij de overeenkomsten en heeft de vordering van Stichting Kind toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De totale vordering bedraagt € 5.207,98, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 30 juni 2023. De gedaagden zijn hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 1.305,83.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10604991 \ UC EXPL 23-4747 RJ/58605
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak van
STICHTING KIND & CO LUDENS,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: TeRecht deurwaarders,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Stichting Kind, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 juli 2023 met producties 1 tot en met 7;
- het verslag (proces-verbaal) van de civiele rolzitting van 19 juli 2023, waarin de mondelinge reactie van [gedaagde sub 1] , ook namens [gedaagde sub2] , op de dagvaarding is vastgelegd;
- de bij brief van 17 augustus 2023 gevoegde aanvullende producties A tot en met D van Stichting Kind.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2023. Daarbij zijn namens Stichting Kind de heer [A] en mevrouw [B] verschenen. [gedaagde sub 1] is in persoon verschenen, en heeft ook het woord gevoerd namens [gedaagde sub2] . Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. Partijen hebben ook op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Stichting Kind heeft op grond van twee overeenkomsten die getekend zijn door [gedaagde sub 1] , opvang verzorgd voor de twee minderjarige kinderen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] . [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] hebben meerdere facturen onbetaald gelaten van in totaal € 4.607,32.
2.2.
Stichting Kind vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] tot betaling van € 5.207,98 (bestaande uit hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 over € 4.317,32 en veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] in de proceskosten.
2.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] voeren verweer. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] stellen zich op het standpunt dat de twee overeenkomsten alleen met [gedaagde sub 1] zijn gesloten en niet met [gedaagde sub2] . [gedaagde sub2] zou dus geen contractspartij zijn. De betaalachterstand wordt door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] wel erkend, maar zij hopen de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten niet te hoeven betalen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] zijn beide partij bij de overeenkomsten
3.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] hebben zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde sub2] geen partij is bij de twee overeenkomsten die zijn gesloten met Stichting Kind. De kantonrechter gaat niet in dit standpunt mee. De namen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] staan beide op de (getekende) overeenkomsten. Bovendien heeft Stichting Kind altijd [gedaagde sub 1] én [gedaagde sub2] aangeschreven. Beide partijen hebben hier nooit bezwaar tegen gemaakt. Stichting Kind mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat ook [gedaagde sub2] contractspartij is bij de twee overeenkomsten.
De vordering van Stichting Kind zal worden toegewezen
3.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] hebben de verschuldigdheid van de openstaande factuurbedragen niet betwist. De vordering tot betaling van de openstaande factuurbedragen van in totaal € 4.607,32 zal daarom worden toegewezen.
Afspraken gemaakt tijdens de mondelinge behandeling
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat [gedaagde sub 1] het openstaande bedrag graag in termijnen wil aflossen. [gedaagde sub 1] heeft contact met de Sociaal Raadslieden van de gemeente Zeist en krijgt hulp van de heer [C] . [gedaagde sub 1] is bezig haar schulden af te lossen en regelingen te treffen.
3.4.
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde sub 1] gedurende de eerstkomende zes maanden
€ 100,00 per maand zal aflossen. De eerste termijn zal [gedaagde sub 1] betalen vóór 1 oktober 2023 op het rekeningnummer van de deurwaarder (TeRecht deurwaarders). De volgende vijf termijnen moeten steeds vóór de eerste van de volgende maand betaald worden. [gedaagde sub 1] zal vervolgens dus steeds € 100,00 betalen vóór 1 november 2023, 1 december 2023, 1 januari 2024, 1 februari 2024 en 1 maart 2024. Partijen gaan na zes maanden, dus na 1 maart 2024, opnieuw overleg voeren over het bedrag dat [gedaagde sub 1] maandelijks af zal gaan lossen.
3.5.
Stichting Kind heeft toegezegd het vonnis niet te zullen executeren als [gedaagde sub 1] bovenstaande afspraken nakomt.
Wettelijke rente
3.6.
Stichting Kind heeft wettelijke rente gevorderd. De wettelijke rente tot 30 juni 2023 bedraagt € 181,92. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] hebben de vordering tot betaling van de wettelijke rente niet betwist. Het bedrag van € 181,92 zal daarom worden toegewezen. De wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.7.
Stichting Kind heeft € 708,74 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd (€ 585,73 vermeerderd met 21% btw). [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] hebben aangegeven te hopen dat ze deze kosten niet hoeven te betalen.
3.8.
De wet bepaalt dat het redelijk moet zijn dat deze kosten gemaakt zijn en dat de hoogte van het bedrag redelijk moet zijn. Aan de eerste eis wordt voldaan omdat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De gemachtigde van Stichting Kind heeft namelijk meerdere aanmaningen gestuurd en meermaals contact gehad met [gedaagde sub 1] . De hoogte van het bedrag is ook redelijk. Omdat Stichting Kind geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Het gevorderde bedrag komt overeen met het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald. Daarom zal € 708,74 worden toegewezen.
Betalingen en conclusie
3.9.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde sub 1] middels vier deelbetalingen op 31 oktober 2022, 16 januari 2023, 3 maart 2023 en 31 maart 2023 in totaal een bedrag van
€ 290,00 in mindering heeft voldaan. Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag zal worden toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke rente
4.607,32
181,92
- buitengerechtelijke incassokosten
708,74
+
totaal
5.497,98
- betalingen
290,00
-/-
Totaal
5.207,98
Proceskosten
3.10.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de kosten worden veroordeeld. Dit betekent dat zij hun eigen kosten moeten dragen en de proceskosten van Stichting Kind aan haar moet betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Stichting Kind als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
131,83
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.305,83
Hoofdelijkheid
3.11.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] hoofdelijk om aan Stichting Kind te betalen een bedrag van € 5.207,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 4.317,32, vanaf 30 juni 2023 tot de dag van volledige betaling, waarbij rekening wordt gehouden met tussentijdse betalingen,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Kind tot dit vonnis vastgesteld op € 1.305,83, waarin begrepen € 660,00 aan salaris gemachtigde,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.