ECLI:NL:RBMNE:2023:5859

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
10366228
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en geschil over overeenkomst tussen softwareontwikkelaar en machinefabrikant

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen. De eiseres, een softwareontwikkelaar, vorderde betaling van een factuur van € 5.819,35 van de gedaagde, een machinefabrikant. De kern van het geschil was of er een overeenkomst tot stand was gekomen en of de gedaagde de factuur moest betalen voor de werkzaamheden die de eiseres had verricht. De eiseres had in mei 2021 gesprekken gevoerd met de gedaagde over het in bedrijf stellen van machines voor een klant in Amerika. De kantonrechter oordeelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, omdat de gedaagde de prijslijst van de eiseres had goedgekeurd. De gedaagde voerde aan dat de eiseres enkel een training had gevolgd en geen werkzaamheden had verricht, maar de kantonrechter verwierp dit standpunt. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de uren die de eiseres had gemaakt, moest vergoeden, en kende de vordering van de eiseres toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. In reconventie vorderde de gedaagde dat de eiseres alle aanwezige software en vertrouwelijke informatie zou verwijderen, maar deze vordering werd afgewezen omdat de eiseres had aangegeven dat de software al was verwijderd. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10366228 \ UC EXPL 23-1433 RJ/58605
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. R.J.H. van der Burgt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A. Heijink.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Bij de rechtbank zijn de volgende stukken ingediend:
- de dagvaarding van 6 februari 2023 met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1 en 2;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging van eis met producties 11 en 12;
- de bij brief van 20 juli 2023 gevoegde aanvullende productie 13 van de zijde van [eiseres] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2023. Daarbij is namens [eiseres] verschenen de heer [A] ( [functie 1] bij [eiseres] ), bijgestaan door de gemachtigde. Er is niemand namens [gedaagde] verschenen. [gedaagde] heeft op de ochtend van de mondelinge behandeling een e-mail gestuurd naar de rechtbank met een verzoek om uitstel omdat de gemachtigde wegens ziekte verhinderd was bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. De kantonrechter heeft besloten de mondelinge behandeling door te laten gaan buiten de aanwezigheid van [gedaagde] . De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar deze zaak over gaat

De kern van de zaak
2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met de ontwikkeling en implementatie van software bestemd voor de industrie. [gedaagde] fabriceert gerobotiseerde machines die flessen kunnen sorteren, vullen en afsluiten. [eiseres] en [gedaagde] zijn op 11 mei 2021 met elkaar in gesprek gegaan over het in bedrijf stellen door [eiseres] van een of meerdere machines van [gedaagde] voor een klant van [gedaagde] in Amerika. [eiseres] is vervolgens vier dagen in de bedrijfsruimte van [gedaagde] geweest en daarbij is er gewerkt aan een machine die nog in de bedrijfsruimte van [gedaagde] in [vestigingsplaats 2] stond. Tussen partijen is in geschil of er een overeenkomst tot stand is gekomen en of [gedaagde] de factuur moet betalen voor de dagen die [eiseres] in de bedrijfsruimte in [vestigingsplaats 2] van [gedaagde] heeft gewerkt.
De vordering en het verweer in conventie
2.2.
[eiseres] vordert in conventie na eiswijziging – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van het factuurbedrag van € 5.819,35, vermeerderd met de contractuele rente dan wel de wettelijke handelsrente, een vergoeding van de (daadwerkelijk) gemaakte kosten voor invordering, de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente en de nakosten.
2.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat er geen overeenkomst tussen haar en [eiseres] tot stand is gekomen en dat de dagen die [eiseres] in haar bedrijfsruimte in [vestigingsplaats 2] aanwezig is geweest er door [eiseres] alleen een training is gevolgd en er geen prestatie is verricht waarvoor [gedaagde] zou moeten betalen. [gedaagde] concludeert daarom tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
De vordering en het verweer in reconventie
2.4.
[gedaagde] vordert in reconventie veroordeling van [eiseres] om alle aanwezige software van [gedaagde] te verwijderen, alsmede alle ‘confidential information’ zoals vermeld in artikel 1 van de non-disclosure agreement te vernietigen en vernietigd te houden en dit schriftelijk te bevestigen aan [gedaagde] , op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ook vordert [gedaagde] veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.5.
[eiseres] voert verweer. [eiseres] geeft aan dat de software al lang verwijderd is, namelijk al kort nadat de samenwerking was beëindigd. [eiseres] concludeert daarom tot afwijzing van de vordering van [gedaagde] met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, alsmede de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling van de kantonrechter

in conventie
3.1.
De vordering van [eiseres] tot betaling van de factuur van € 5.819,35 zal worden toegewezen. Hierna wordt toegelicht waarom.
Er is een overeenkomst tot stand gekomen
3.2.
Op 11 mei 2021 zijn partijen met elkaar in gesprek gegaan over het in bedrijf stellen door [eiseres] van een of meerdere machines van [gedaagde] voor een klant van [gedaagde] in Amerika. [eiseres] heeft na afloop van het gesprek op 11 mei 2021 haar prijslijst naar [gedaagde] opgestuurd. [eiseres] heeft in de dagvaarding gesteld dat de heer [B] , [functie 2] van [gedaagde] , de volgende dag (12 mei 2021) tijdens de lunch heeft bevestigd dat de door [eiseres] gestuurde prijslijst ‘oké’ is. Dit feit is door [gedaagde] niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid hiervan. [gedaagde] heeft het aanbod van [eiseres] hiermee aanvaard en dus is er een overeenkomst tot stand gekomen.
3.3.
[gedaagde] heeft vervolgens een e-mail gestuurd naar [eiseres] met haar non-disclosure agreement en een voorstel gedaan met betrekking tot de kosten voor het verrichten van werkzaamheden in Amerika. Hiervan stelt [gedaagde] dat dit voorstel op 14 mei 2021 is verzonden, maar uit de stukken van [eiseres] blijkt dat dit stuk pas op 17 mei 2021 (met succes) is verzonden. Vervolgens werd duidelijk dat partijen geen overeenstemming konden bereiken over de vergoeding voor de werkzaamheden en de kosten in Amerika en is [eiseres] vanaf 17 mei 2021 niet meer in de bedrijfsruimte van [gedaagde] geweest. Kennelijk was het feit dat er geen overeenstemming over Amerika werd bereikt de reden om te stoppen met de samenwerking. Dit maakt niet dat er aanvankelijk geen overeenkomst tot stand is gekomen.
[gedaagde] moet de uren die [eiseres] heeft gemaakt vergoeden
3.4.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] geen werkzaamheden voor of in opdracht van [gedaagde] heeft verricht, maar dat [eiseres] enkel een training heeft gevolgd die niet voor vergoeding in aanmerking komt. De kantonrechter gaat niet in dit standpunt mee. Het is niet relevant of de tijd die [eiseres] bij [gedaagde] heeft doorgebracht wordt bestempeld als ‘werkzaamheden’ of ‘training’. [eiseres] heeft bij [gedaagde] uren gemaakt voor [gedaagde] ter voorbereiding op werkzaamheden voor [gedaagde] in Amerika. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] hier niet voor hoeft te betalen. Met name omdat op 11 mei 2021 is gesproken over een uurvergoeding en [gedaagde] op 12 mei 2021 op de prijslijst van [eiseres] akkoord heeft gegeven.
3.5.
Bovenstaande zou alleen anders zijn als er een expliciete afspraak was gemaakt dat de uren die [eiseres] bij [gedaagde] door zou brengen, niet voor vergoeding in aanmerking zouden komen. Van een dergelijke expliciete afspraak is niet gebleken. Door [eiseres] is een prijslijst verstrekt aan [gedaagde] , waarop door [gedaagde] mondeling akkoord is gegeven. Er zijn dan ook geen gronden om aan te nemen dat [eiseres] een training zou volgen die voor haar eigen rekening zou komen. Anders dan in de uitspraak waar [gedaagde] naar verwijst, is in deze zaak niet in geschil dat [eiseres] die uren heeft gemaakt. Dit maakt dat [gedaagde] gehouden is om de uren die [eiseres] tot en met 17 mei 2021 heeft gemaakt te vergoeden.
3.6.
[gedaagde] heeft tot slot nog aangevoerd dat [eiseres] absurde uurtarieven heeft gehanteerd en dat het aantal gereden kilometers niet zou kloppen. De tarieven die [eiseres] heeft gehanteerd zijn echter conform, of zelfs lager, dan vermeld op de door [gedaagde] mondeling akkoord bevonden prijslijst van [eiseres] . Ten aanzien van het aantal gereden kilometers gaat de kantonrechter mee in het standpunt van [eiseres] dat de routeplanner van [gedaagde] een andere route weergeeft dan [eiseres] daadwerkelijk gereden heeft. Ook de gevorderde kilometervergoeding zal daarom worden toegewezen.
Contractuele rente
3.7.
[eiseres] vordert primair de contractuele rente op grond van haar algemene voorwaarden. Op de aan [gedaagde] verstrekte prijslijst wordt door [eiseres] verwezen naar de van toepassing zijnde algemene voorwaarden van [eiseres] . Ook wordt op de prijslijst vermeld dat deze algemene voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Nu de kantonrechter tot het oordeel komt dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en hiervoor de tarieven gelden die op de door [eiseres] verstrekte prijslijst staan vermeld, zijn ook de op deze prijslijst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden van toepassing. De kantonrechter zal de contractuele rente daarom toewijzen zoals in de beslissing vermeld.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.8.
[eiseres] vordert primair een bedrag van € 4.581,11 voor alle gemaakte juridische kosten, gebaseerd op artikel 15.8 van haar algemene voorwaarden. Uit de onderbouwing van deze kosten blijkt dat ook vergoeding wordt gevraagd van kosten die thuishoren bij de proceskosten en daarom niet op grond van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen. De kantonrechter zal het subsidiaire gevorderde bedrag van € 872,90 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen, gebaseerd op artikel 15.9 van de algemene voorwaarden van [eiseres] (15% van de hoofdsom).
Conclusie
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
5.819,35
- buitengerechtelijke incassokosten
872,90
+
Totaal
6.692,25
Proceskosten
3.10.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de kosten worden veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen kosten moet dragen en de proceskosten van [eiseres] aan haar moet betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
104,02
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.278,02
3.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Nakosten
3.12.
De nakosten, waarvan [eiseres] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
in reconventie
3.13.
De vordering van [gedaagde] om [eiseres] te veroordelen om alle aanwezige software van [gedaagde] te verwijderen, alsmede alle ‘confidential information’ zoals vermeld in artikel 1 van de non-disclosure agreement te vernietigen en vernietigd te houden en dit schriftelijk te bevestigen aan [gedaagde] wordt afgewezen. [eiseres] heeft in haar conclusie van antwoord in reconventie geschreven dat zij alle software van [gedaagde] al lang verwijderd heeft. Hiermee heeft [eiseres] al voor het instellen van de vordering daaraan voldaan. [gedaagde] heeft dus geen belang meer bij haar vordering.
Proceskosten
3.14.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten. Dit betekent dat zij haar eigen kosten moet dragen en de proceskosten van [eiseres] aan haar moet betalen. De proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] worden begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.692,25 (bestaande uit hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de contractuele rente van 1,00% per maand of gedeelte van de maand over € 5.819,35, vanaf 30 dagen na de factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.278,02, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
- € 132,00 aan salaris gemachtigde;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
4.6.
wijst de vordering van [gedaagde] af;
4.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.