In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in België, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 22 februari 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 14 april 2022 in gebreke gesteld, maar het beroep is pas op 22 november 2022 ingediend, meer dan twee weken na deze ingebrekestelling.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, met een termijn van twaalf weken om dit te doen, in plaats van de door verweerder gevraagde dertien weken. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- moet worden vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemd die van toepassing zijn op deze procedure.