ECLI:NL:RBMNE:2023:5779

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
UTR 22/5873
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering handhaving bij wijziging en verbreding oprit zonder vergunning

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] om handhavend op te treden tegen de wijziging en verbreding van een oprit zonder de benodigde omgevingsvergunning. De derde-partij heeft de bestaande oprit van het perceel gewijzigd van tegels naar grind en verbreed door een deel van de afscheidingsmuur en groen te verwijderen, wat in strijd is met de wet en het bestemmingsplan. Eiser heeft het college verzocht om handhavend op te treden, maar dit verzoek is afgewezen. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het college inzichtelijk heeft gemotiveerd dat in deze situatie van handhaving moet worden afgezien. De rechtbank stelt vast dat de aard en ernst van de overtreding niet zodanig zijn dat er direct handhavend moet worden opgetreden. Het college heeft daarbij de belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de belangen van eiser niet zodanig groot zijn dat acuut handhavend optreden noodzakelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat hij hinder ondervindt van licht- en geluidsoverlast door de verbreding van de oprit, maar de rechtbank oordeelt dat deze bezwaren onvoldoende onderbouwd zijn.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor het vergoeden van proceskosten of griffierecht. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5873

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente](het college), verweerder
(gemachtigde: B. Vringer).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel:
[Derde partij sub 1] en [Derde partij sub 2]uit Hilversum (derde-partij).

Inleiding

Eiser woont aan de Laan van [adres 1] in [woonplaats] . Derde-partij woont op het naastgelegen perceel aan de [adres 2] (het perceel).
Op 22 april 2022 heeft eiser het college verzocht om handhavend op te treden, omdat de oprit van het perceel zonder vergunning is gewijzigd en verbreed en een muurtje aan de straatzijde is verwijderd. Bij brief van 23 mei 2022 heeft eiser zijn verzoek nader toegelicht.
Op 30 juni 2022 heeft het college het verzoek om handhavend op te treden afgewezen.
Op 8 juli 2022 heeft het college aan derde-partij een waarschuwingsbrief verstuurd met betrekking tot het verbreden van de oprit zonder benodigde omgevingsvergunning.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college om niet handhavend op te treden.
Met het besluit van 17 november 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij zijn besluit gebleven.
Eiser heeft daartegen beroep ingediend.
Derde-partij heeft schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college, vergezeld van [A] , en derde-partij [Derde partij sub 2] .
Waar gaat het om?
1. Derde-partij heeft de bestaande oprit van het perceel gewijzigd van tegels naar grind en zonder vergunning verbreed door een deel van de oorspronkelijke afscheidingsmuur en groen te verwijderen. Dat is in strijd met de wet en het bestemmingsplan. [1]
2. Dat betekent dat er sprake is van een overtreding. Dat is voor alle partijen ook duidelijk en is niet in geschil. Omdat sprake is van een overtreding, is het college bevoegd daartegen handhavend op te treden.
3. Volgens vaste rechtspraak zal het college, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in de regel van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het college worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Daarnaast kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
4. Het college heeft ervan afgezien om handhavend op te treden. Eiser is het daar niet mee eens. Het gaat daarom nu om de vraag of het college heeft mogen afzien om handhavend op te treden tegen het zonder omgevingsvergunning verbreden van de oprit van het perceel.

Wat vinden partijen?

5. Het college vindt dat in deze concrete situatie van handhaving moet worden afgezien. Het college neemt daarbij niet alleen zijn handhavingsbeleid in aanmerking, waarin aan inritten een lage prioriteit wordt toegekend, maar wijst vooral op de door hem gemaakte belangenafweging. Het college vindt in dit geval dat direct handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Het belang van eiser acht het college niet zodanig groot en de aard en ernst van de overtreding niet zodanig dat hij daartegen acuut handhavend zou moeten optreden.
6. Eiser vindt dat niet juist. Het college heeft in zijn ogen onvoldoende rekening gehouden met de door hem ervaren toename van licht- en geluidsoverlast van de auto’s die op en af rijden en parkeren op het perceel. Zijn tuin grenst aan de oprit en daarom heeft hij er last van. Het perceel biedt nu door de verbreding de mogelijkheid voor het parkeren van vier auto’s. Bovendien is sprake van schending van beschermd dorpsgezicht, omdat het aanzicht niet mooi is vanwege de brede bak met grind. Juist het aanzicht had het college zwaarder moeten meewegen. De overtreding staat vast en dan is het vreemd als het college daar niet tegen wil optreden.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank stelt voorop dat het college een belangenafweging moet maken waarbij de aard en het gewicht van de met een handhavingsbesluit te dienen doelen en de aard van de betrokken belangen moeten worden meegewogen. De rechtbank is van oordeel dat het college inzichtelijk heeft gemotiveerd dat in dit geval de aard en ernst van de overtreding niet zodanig is dat hiertegen direct handhavend opgetreden moet worden. Daarbij is terecht meegewogen dat met handhavend optreden door middel van het opleggen van een last onder dwangsom het aanvragen van een vergunning niet kan worden afgedwongen. Het zou dan moeten gaan om het opleggen van een last onder dwangsom inhoudende dat de aanleg van de oprit ongedaan moet worden gemaakt. Het college heeft gemotiveerd dat daarvan in dit geval moet worden afgezien, omdat een dergelijke last niet in verhouding zou staan met de met handhaving te dienen belangen. Daarbij is gewezen op de beperkte geluid- en lichtoverlast, de impact van de maatregelen die zouden moeten worden genomen om de overtreding terug te draaien en het feit dat er ook in vergelijkbare gevallen, zoals de oprit van eiser, niet handhavend wordt opgetreden.
8 Wat eiser naar voren heeft gebracht over het aanzicht van het perceel en dat het aanzicht het beschermd dorpsgezicht zou schenden, is onvoldoende onderbouwd. Daarbij merkt de rechtbank op dat gelet op de overgelegde foto’s het vooraanzicht van het perceel enigszins soortgelijk is aan het vooraanzicht van eisers perceel.
9. De rechtbank merkt ten overvloede op dat derde-partij een tuinplan heeft laten ontwerpen met een smallere entree om zo ook de recent gekapte monumentale beuk te compenseren. De aanpassing aan de linker zijde was ten tijde van de zitting al gerealiseerd. Derde-partij heeft op de zitting toegelicht dat het voornemen is om in overleg met eiser aan de rechterzijde een laurierhaag te plaatsen. Uitvoering van het tuinplan zal ertoe leiden dat de oprit van het perceel smaller wordt, wat in lijn is met de wens van eiser.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep slaagt niet. Er bestaat geen aanleiding voor het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7, eerste lid, onder a en b, van het bestemmingsplan Noordwestelijk Villagebied.