Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
[Derde partij sub 1] en [Derde partij sub 2]uit Hilversum (derde-partij).
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] om handhavend op te treden tegen de wijziging en verbreding van een oprit zonder de benodigde omgevingsvergunning. De derde-partij heeft de bestaande oprit van het perceel gewijzigd van tegels naar grind en verbreed door een deel van de afscheidingsmuur en groen te verwijderen, wat in strijd is met de wet en het bestemmingsplan. Eiser heeft het college verzocht om handhavend op te treden, maar dit verzoek is afgewezen. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het college inzichtelijk heeft gemotiveerd dat in deze situatie van handhaving moet worden afgezien. De rechtbank stelt vast dat de aard en ernst van de overtreding niet zodanig zijn dat er direct handhavend moet worden opgetreden. Het college heeft daarbij de belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de belangen van eiser niet zodanig groot zijn dat acuut handhavend optreden noodzakelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat hij hinder ondervindt van licht- en geluidsoverlast door de verbreding van de oprit, maar de rechtbank oordeelt dat deze bezwaren onvoldoende onderbouwd zijn.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor het vergoeden van proceskosten of griffierecht. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.