4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1, 2 en 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep, het treffen van voorbereidingshandelingen voor het telen van hennep en de diefstal van stroom. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten grotendeels bekend. De verweren die zijn gevoerd, worden hieronder besproken bij de bewijsoverwegingen. Omdat de feiten niet betwist worden, volstaat de rechtbank, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen met aanvulling in de bewijsoverwegingen:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2023;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 3 juli 2021, genummerd PL0900-2021114425-1, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , werkzaam bij de politie Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij-stekkerij, doorgenummerde pagina’s 55-64 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2021211600;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 9 augustus 2021, documentnummer 210730.0848, opgemaakt door [D] , werkzaam bij de politie Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal onderzoek meerdere hennepoogsten, doorgenummerde pagina’s 298-299 van het proces-verbaal genummerd 202107300900.1493;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 1 juli 2021, genummerd PL0900-2021114425-35, opgemaakt door [A] en [B] , beiden werkzaam bij de politie Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte] , doorgenummerde pagina’s 226 – 232 van het proces-verbaal genummerd 202107081300.1493;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 12 juli 2021, genummerd PL0900-2021216290-2, opgemaakt door [C] werkzaam bij de politie Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van verhoor aangever met bijlage de aangifte van Stedin Netbeheer B.V. van 7 juli 2021, doorgenummerde pagina’s 244-250 van het proces-verbaal genummerd 202107081300.1493.
Partiële vrijspraak voor het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde medeplegen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigen kan worden bewezen. De rechtbank is het echter met de raadsman eens dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, de medeverdachte [medeverdachte] of eventuele anderen niet vast is komen te staan. Op basis van de verklaring van genoemde medeverdachte stelt de rechtbank vast dat de medeverdachte enkel de hennepplanten heeft geknipt. De bijdrage van medeverdachte aan het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde is naar oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om tot het medeplegen van hennepteelt te komen. Ook is uit het dossier niet gebleken dat er (een) ander(en) zijn geweest die (mede) verantwoordelijk waren voor de kwekerij dan wel werkzaamheden hebben verricht van voldoende gewicht om van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde medeplegen.
Partiële vrijspraak voor het onder feit 3 ten laste gelegde bestanddeel ‘verbreking’
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 3 ten laste gelegde bestanddeel ‘verbreking’. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte illegaal stroom heeft afgenomen door een aangesloten stroomkabel op de hoofdkabel. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen hoe verdachte de stroomkabel heeft aangesloten op de hoofdstroomkabel en of hierbij de huls van de hoofdstroomkabel of iets anders is verbroken. Derhalve spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij van het onder feit 3 ten laste gelegde bestanddeel ‘verbreking’.
Bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bestanddeel ‘in uitoefening van beroep of bedrijf’
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde bestanddeel ‘in uitoefening van beroep of bedrijf’. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bestanddeel wel wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt als volgt.
De hennepkwekerij bestond uit verschillende ruimtes die allen bestemd waren voor verschillende stappen van het teelproces. Het teelproces was voor een groot deel geautomatiseerd. De planten, 1093 stuks, werden automatisch beneveld en automatisch op temperatuur gehouden door gebruik te maken van bevochtigers en een
opticlimate. Een
opticlimateis een watergekoelde airco waarmee een volledig ontwikkeld en geoptimaliseerd klimaat te regelen is. De planten werden door middel van een centraal geregeld bevloeiingssysteem/drupsysteem van een voedingsoplossing voorzien. De luchtverversing en luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. In de kweekruimte werd gebruik gemaakt van thermostaat of computergestuurde verwarming. Daarnaast waren er verschillende ruimtes ingericht voor andere onderdelen van de kweek. Een ruimte was ingericht als drooghok en in een andere ruimte zijn een weegschaal en
sealbagsaangetroffen om de geteelde en gedroogde hennep voor verkoop te kunnen verpakken. De rechtbank stelt hieruit vast dat de kwekerij met een aanzienlijke mate van professionaliteit, duurzaamheid en stelselmatigheid was opgezet. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake geweest van een kwekerij met een professioneel karakter en is het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bestanddeel ‘in uitoefening van beroep of bedrijf’ bewezen.
Bewezenverklaring van de pleegperiode 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 voor feit 1, feit 2 en feit 3
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde periode van 1 t/m 15 januari 2021, omdat verdachte heeft verklaard dat hij de kwekerij pas halverwege januari 2021 heeft opgezet. De rechtbank volgt deze verklaring van verdachte niet.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de vaststelling dat verdachte de hennepkwekerij al vóór 15 januari 2021 in gebruik had. In de kwekerij zijn 10 lege jerrycans met groeimiddel aangetroffen waarvan de inhoud voldoende is voor 4 à 5 oogsten/groeicyclussen. Verschillende in de hennepkwekerij gebruikte materialen hebben een productiedatum van ver voor 2021. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij ‘vorig jaar’ ook op de kwekerij is geweest/heeft geknipt. De rechtbank acht op basis van deze feiten en omstandigheden de volledige ten laste gelegde periode van 1 januari tot en met 30 juni 2021 bewezen.