In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever, [eiseres] B.V., en een werknemer, [verweerder]. De werknemer was in dienst bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zeven maanden, gecombineerd met een opleidingsovereenkomst waarin een terugbetalingsregeling voor studiekosten was opgenomen. De werkgever vorderde betaling van studiekosten van de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar de kantonrechter oordeelde dat de werkgever geen beroep kon doen op de terugbetalingsregeling. De rechter stelde vast dat de werkgever onvoldoende duidelijk had gemaakt welke financiële risico's de werknemer liep door de combinatie van de korte arbeidsovereenkomst en de lange terugbetalingsperiode van vier jaar. De kantonrechter wees de vorderingen van de werkgever af en kende de vorderingen van de werknemer in reconventie toe, waaronder de terugbetaling van onterecht ingehouden salaris en wettelijke rente. De rechter benadrukte dat de terugbetalingsverplichting in strijd kan zijn met de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag, omdat het loon van de werknemer door de terugbetaling onder het wettelijk minimum zou komen. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen en de proceskosten.