Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , de heffingsambtenaar
Inleiding
Feiten
Beslissing
6 november 2023.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 6 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente behandeld. Eiser ontving een aanslag voor de onroerende-zaakbelasting (OZB) voor zijn woning, waarbij de heffingsambtenaar de waarde op 1 januari 2021 vaststelde op € 804.000,-. Eiser ging in beroep omdat hij twijfels had over de juistheid van deze waardebepaling. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2023 behandeld, waarbij partijen via MsTeams aanwezig waren. De rechter die de zaak behandelde was door ziekte niet in staat om uitspraak te doen, maar de rechtbank heeft een andere rechter aangewezen om de uitspraak te doen.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij de argumenten van eiser meegewogen, maar concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen. Eiser heeft weliswaar aangevoerd dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was, maar de rechtbank oordeelt dat dit gebrek niet leidt tot een andere uitkomst, omdat de waarde niet te hoog is vastgesteld en eiser alsnog de gewenste uitleg heeft gekregen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar draagt de heffingsambtenaar wel op om het griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, omdat hij geen professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.