ECLI:NL:RBMNE:2023:5744

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
23/2176
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake naheffingsaanslag parkeerbelasting door de gemeente Almere

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Almere. De naheffingsaanslag van € 66,50 werd opgelegd omdat eiser op 22 juli 2022 zijn auto had geparkeerd aan de Oscarlaan in Almere zonder de parkeerbelasting te voldoen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in de uitspraak op bezwaar van 3 maart 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de digitale zitting op 22 september 2023 hebben de gemachtigden van beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser stelde dat hij wel degelijk parkeerbelasting had betaald, maar kon geen bewijs overleggen van deze betaling. De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift en op de zitting toegelicht dat de dichtstbijzijnde parkeerautomaat geen contante betalingen accepteerde en dat er geen bewijs van betaling door eiser was aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende onderzoek had gedaan naar de betaling en dat eiser niet had aangetoond dat hij de parkeerbelasting had voldaan.

De rechtbank heeft ook het standpunt van de heffingsambtenaar gevolgd dat achteraf betalen niet mogelijk is volgens de geldende verordening. Eiser voerde aan dat er geen grond was voor de naheffingsaanslag, maar de rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat eiser langer dan een uur had geparkeerd en dus parkeerbelasting verschuldigd was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand bleef en eiser geen griffierecht terugkreeg. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2176

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere

(gemachtigde: A. Teunisse).

Procesverloop

In de beschikking van 30 juli 2022 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,50,-.
In de uitspraak op bezwaar van 3 maart 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 22 september 2023. De gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar hebben deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft zijn auto met kenteken [kenteken] op 22 juli 2022 geparkeerd aan de Oscarlaan in Almere. Een scanauto en handhavers hebben om 17.34 uur vastgesteld dat de auto daar stond geparkeerd zonder dat de parkeerbelasting was voldaan. Daarom is aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,50.
Beoordeling van het geschil
2. Niet in geschil is dat eiser op 22 juli 2022 om 17.34 uur langer dan een uur heeft geparkeerd aan de Oscarlaan in Almere en dat op die parkeerplaats en dat tijdstip sprake was van betaald parkeren. De rechtbank overweegt verder dat de Oscarlaan is gelegen in de wijk Filmwijk. Die wijk is in het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingplaatsen en belanghebbendenplaatsen Schilwijken Almere Stad met ingang van 1 januari 2022 aangewezen als wijk waarin parkeerbelasting op grond van de Verordening parkeerbelasting Almere 2022 verschuldigd is. [1] Uit de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2022 (de Verordening) van de gemeente Almere blijkt dat het eerste uur gratis is. Het uurtarief voor het tweede tot het zesde uur is € 1,-.
3. Eiser stelt dat hij wel parkeerbelasting heeft betaald. Volgens eiser heeft zijn zwager op 22 juli 2022 tussen 20.00 en 20.20 uur ongeveer € 3,- contant betaald in parkeerautomaat 36044. De aanslag moet daarom volgens eiser worden vernietigd.
4. De heffingsambtenaar heeft hierover in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat onderzoek is gedaan naar de dichtstbijzijnde parkeerautomaat. Hieruit bleek dat de dichtstbijzijnde parkeerautomaat ‘cashless’ is, waardoor daar geen mogelijkheid was om met contant geld te betalen. De heffingsambtenaar heeft ook onderzocht of eiser via belparkeren heeft betaald. Ook dat onderzoek leverde niets op. Vervolgens is eiser gevraagd om bewijs van zijn betaling. Eiser heeft echter geen bewijs van betaling overlegd. Eiser heeft ook niet aangegeven bij welke automaat hij betaald heeft. Volgens de heffingsambtenaar is daarom niet aannemelijk dat eiser heeft betaald. Bovendien is achteraf betalen hoe dan ook niet mogelijk, zo stelt de heffingsambtenaar.
5. De rechtbank kan het standpunt van de heffingsambtenaar volgen. Eiser heeft – tegen de achtergrond van de bevindingen van de heffingsambtenaar – ook in beroep onvoldoende onderbouwd dat hij parkeerbelasting heeft betaald. De rechtbank is daarom van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat eiser geen parkeerbelasting heeft betaald. Uit het voorgaande volgt bovendien dat de heffingsambtenaar voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de eventuele betaling van eiser.
6. De rechtbank kan ook het standpunt van de heffingsambtenaar volgen dat achteraf betalen niet mogelijk is. Op grond van artikel 6, eerste lid, van het bepaalde in de Verordening wordt de parkeerbelasting geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften. Eiser heeft bij aanvang van parkeren om 17.34 uur geen parkeerbelasting betaald. Een eventuele latere betaling achteraf kan dan niet als een rechtsgeldige voldoening van de parkeerbelasting worden aangemerkt zoals voorgeschreven in de Verordening. [2] De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Eiser stelt verder dat gelet op artikel 234 van de Gemeentewet en artikel 20 Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) er geen grond bestaat voor een naheffingsaanslag zoals in dit geval aan eiser is opgelegd. Een naheffingsaanslag kan volgens eiser namelijk alleen worden opgelegd indien geen of te weinig belasting is betaald. In dit geval heeft eiser echter een naheffingsaanslag ontvangen die alleen bestaat uit het bedrag aan kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag, dus zonder dat daarin van eiser ook parkeerbelasting wordt geheven.
8. De heffingsambtenaar heeft hierover in het verweerschrift toegelicht dat voor het navorderen is gekozen voor het tarief van het eerste uur (nultarief). Er had ook voor het tweede uur gekozen kunnen worden. De naheffingsaanslag is opgelegd, omdat er niet is voldaan aan de voorwaarden van het betaald parkeren.
9. De rechtbank kan het standpunt van de heffingsambtenaar volgen. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser langer dan een uur heeft geparkeerd en dus parkeerbelasting verschuldigd was. In dit geval kon dus parkeerbelasting worden nageheven. Dat de heffingsambtenaar er uiteindelijk voor heeft gekozen om uit te gaan van het nultarief en
€ 0,- parkeerbelasting na te heffen maakt dan niet dat er geen kosten in rekening konden worden gebracht. De naheffingsaanslag is dus terecht opgelegd. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Burggraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2023.
de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het aanwijzingsbesluit is gepubliceerd in het Gemeenteblad van 7 december 2021, nr. 443097.
2.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 3 november 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4748.