In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen het college van bestuur van de Universiteit Utrecht behandeld. Eiser had op 23 december 2022 een verzoek ingediend op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en stelde op 9 februari 2023 beroep in tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek. Het college heeft op 1 maart 2023 alsnog een besluit genomen, waarin het verzoek van eiser werd afgewezen en een dwangsom van € 69,- werd vastgesteld wegens het niet tijdig beslissen.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek van eiser niet kan worden aangemerkt als een verzoek in de zin van de AVG, omdat het onvoldoende gespecificeerd en te algemeen geformuleerd is. Het verzoek strekt zich niet uit tot het verkrijgen van informatie over de verwerking van persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 15 van de AVG. Hierdoor is de reactie van het college op het verzoek geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
Eiser had ook verzocht om toewijzing van een dwangsom en om vergoeding van proceskosten, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om hierop in te gaan, gezien de niet-ontvankelijkheid van het beroep. Het college had ook verzocht om eiser te veroordelen in de proceskosten, maar dit verzoek werd niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen en het besluit van 1 maart 2023 niet-ontvankelijk is verklaard.