ECLI:NL:RBMNE:2023:5735

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
10723903 \ UV EXPL 23-224
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling waarborgsom in huurgeschil tussen uitwisselingsstudent en verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een uitwisselingsstudent, aangeduid als [eiseres], en haar verhuurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure volgde op een huurovereenkomst die op 24 augustus 2023 was gesloten voor een kamer in de woning van [gedaagde], met een huurprijs van € 700 per maand. [eiseres] heeft de huur voor de volledige periode van vier maanden en een waarborgsom van € 1.400 betaald. Echter, op 21 september 2023 heeft [eiseres] de huurovereenkomst opgezegd, voordat deze inging, en verzocht om terugbetaling van de betaalde bedragen. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd en stelde dat de waarborgsom pas na het einde van de huurperiode terugbetaald hoefde te worden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2023 heeft de kantonrechter de standpunten van beide partijen gehoord. [eiseres] stelde dat zij de sleutels had geretourneerd en dat de waarborgsom onmiddellijk terugbetaald moest worden, terwijl [gedaagde] aanvoerde dat zij de waarborgsom niet kon terugbetalen omdat zij het geld al had uitgegeven. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] een spoedeisend belang had bij de terugbetaling van de borg, aangezien zij het bedrag nodig had voor andere woonruimte.

De kantonrechter concludeerde dat de vordering van [eiseres] voldoende aannemelijk was en dat [gedaagde] geen rechtens te respecteren belang had om de waarborgsom niet terug te betalen. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot terugbetaling van de borg van € 1.400 aan [eiseres] en heeft [gedaagde] ook in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.011,71. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10723903 UV EXPL 23-224 MS/1270
Kort geding vonnis van 8 november 2023
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.K. Singh,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft een dagvaarding met producties ingediend.
1.2.
Op 25 oktober 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar [eiseres] is verschenen met haar ouders en met haar gemachtigde mr. P.K. Singh. [gedaagde] is ook verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben op elkaars standpunten kunnen reageren. Zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2.De overwegingen van de kantonrechter

Voorgeschiedenis

2.1.
[eiseres] is een uitwisselingsstudent uit Oostenrijk. Zij heeft op 24 augustus 2023 met [gedaagde] een huurovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten die inging op 24 september 2023 en eindigde op 31 januari 2024. De huurovereenkomst had betrekking op een kleine kamer/opbergruimte in de woning van [gedaagde] en medegebruik van de woonkamer, keuken en badkamer. Partijen zijn een huur van € 700,-- per maand overeengekomen.
2.2.
[eiseres] heeft bij het tekenen van de huurovereenkomst de huur over de volledige huurperiode (in totaal € 2.963,--) en een waarborgsom van € 1.400,-- aan [gedaagde] betaald. Bij die gelegenheid heeft [eiseres] de sleutels gekregen. Dit is bevestigd in de huurovereenkomst.
2.3.
Over de waarborgsom is in artikel 5 van de huurovereenkomst het volgende bepaald.
“Article 5. Returning security deposit (end of the agreement)
When there is no need to withhold the security deposit
in other words, when:
- there is no dirt or damage done to the walls/doors/floors/windows/furniture/upholstering/bedding/ kitchenware/tableware/etc. (everything in the room should be in its original state, clean and with no defects - also see Article 9 concerning the delivery reports).
- Tenant has returned the keys (i.e. Tenant has handed over the keys to [gedaagde] in person or has made another agreement on how to return the keys to [gedaagde] ).
[gedaagde] will pay back the security deposit to Tenant within one month after the end of the agreement.”
2.4.
[eiseres] heeft de huurovereenkomst vóór de ingangsdatum bij aangetekend schrijven van haar gemachtigde van 21 september 2023 opgezegd. [gedaagde] is daarbij verzocht het door [eiseres] betaalde bedrag van in totaal € 4.363,-- terug te storten. [gedaagde] heeft niet op deze brief gereageerd.
2.5.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 23 september 2023 per sms gevraagd of zij de sleutels van de woning in de brievenbus kon achterlaten of dat [gedaagde] de sleutels op het kantoor van haar gemachtigde wilde ophalen. [gedaagde] heeft hier niet op gereageerd. [eiseres] heeft de sleutels vervolgens per aangetekende post naar [gedaagde] gestuurd.
De vordering van [eiseres] en de onderbouwing daarvan
2.6.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om de borg van € 1.400,-- aan haar terug te betalen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.7.
[eiseres] stelt ter onderbouwing van haar vordering dat [gedaagde] de waarborgsom op grond van artikel 7:261b lid 3 van het Burgerlijk Wetboek moet terugbetalen, omdat zij de huurovereenkomst heeft opgezegd, niet in het gehuurde is getrokken en het gehuurde zich in dezelfde staat bevindt als bij het tekenen van de huurovereenkomst.
Het verweer van [gedaagde]
2.8.
stelt zich op het standpunt dat de waarborgsom op grond van de huurovereenkomst pas na het einde van de overeengekomen huurperiode hoeft te worden terugbetaald, dus pas na 31 januari 2024. Zij stelt daarnaast dat zij op dit moment niet in staat is de waarborgsom terug te betalen omdat zij het geld al heeft uitgegeven en dat zij veel tijd heeft geïnvesteerd en kosten heeft gemaakt om de kamer voor [eiseres] bewoonbaar te maken.
Spoedeisendheid
2.9.
[eiseres] stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vordering, omdat zij het bedrag van € 1.400,-- nodig heeft om elders woonruimte te kunnen betalen zodat zij een dak boven haar hoofd heeft. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] haar spoedeisend belang hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
De beoordeling
2.10.
De door [eiseres] gevraagde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan aanleiding, indien het bestaan (en de omvang) van de vordering voldoende aannemelijk is, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.
2.11.
De kantonrechter stelt vast dat de huurovereenkomst - los van de vraag of voor [eiseres] een opzegtermijn gold en zo ja, hoe lang die dan had moeten zijn - feitelijk is geëindigd. [eiseres] heeft de huurovereenkomst immers bij aangetekende brief van 21 september 2023 opgezegd, is nooit in het gehuurde getrokken en heeft de sleutels per aangetekende post aan [gedaagde] geretourneerd. De gemachtigde van [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij de envelop met de sleutels retour heeft ontvangen omdat [gedaagde] deze niet heeft afgehaald. Zij heeft de sleutels vervolgens persoonlijk aan [gedaagde] overhandigd.
2.12.
De kennelijke bedoeling van de waarborgsom was blijkens artikel 5 van de huurovereenkomst om [eiseres] een financiële prikkel te geven om geen schade aan het gehuurde toe te brengen, het gehuurde na afloop van de huurovereenkomst schoon achter te laten en de sleutels aan [gedaagde] te retourneren omdat anders de waarborgsom zou worden verrekend met de schade die [gedaagde] hierdoor zou lijden. Nu [eiseres] nooit in het gehuurde is getrokken en de sleutels aan [gedaagde] heeft geretourneerd, heeft [gedaagde] geen enkel rechtens te respecteren belang om de waarborgsom niet direct aan [eiseres] terug te betalen. Als al uit artikel 5 van de huurovereenkomst zou volgen dat [gedaagde] de waarborgsom pas na 31 januari 2024 hoeft terug te betalen, dan is het beroep op deze bepaling wegens dit gebrek aan rechtens te respecteren belang aan de kant van [gedaagde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dit verweer van [gedaagde] kan daarom niet slagen. Verder geldt dat de waarborgsom niet was bedoeld ter compensatie van de kosten die [gedaagde] voor het bewoonbaar maken van de kamer heeft gemaakt en de tijd die zij daaraan heeft besteed, zodat dit ook geen reden kan zijn om de waarborgsom niet terug te betalen. De omstandigheid dat [gedaagde] het bedrag van € 1.400,-- volgens eigen zeggen heeft uitgegeven en daarom niet terug kan betalen, kan ook niet afdoen aan haar verplichting om dit bedrag aan [eiseres] te retourneren.
2.13.
De kantonrechter is gezien het voorgaande van oordeel dat de vordering van [eiseres] voldoende aannemelijk is. [eiseres] heeft een spoedeisend belang om weer over het bedrag van € 1.400,-- te beschikken en er is geen reden om aan te nemen dat [eiseres] dit bedrag niet aan [gedaagde] terug kan betalen indien een rechter in een bodemprocedure anders oordeelt. De vordering van [eiseres] wordt daarom toegewezen.
Kosten
2.14.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [eiseres] heeft een toevoeging aangevraagd. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de door de griffier voorgeschoten exploot- en/of advertentiekosten daarom niet mogelijk.
2.15.
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- informatiekosten € 0,71
- griffierecht € 86,--
- salaris gemachtigde € 793,--
- nakosten €
132,--
Totaal € 1.011,71
2.16.
De kantonrechter heeft van [eiseres] nog niet het besluit tot toevoeging ontvangen. Bij gebreke van ontvangst daarvan binnen de in artikel 8.4 van het Procesreglement kort geding bepaalde termijn, zal de griffier tot verhoging van het griffierecht overgaan ingevolge artikel 16 lid 3 Wet griffierechten in burgerlijke zaken. Het griffierecht zal dan met € 128,-- worden verhoogd (van € 86,-- naar € 214,--). Voor dat geval zal de kantonrechter een voorwaardelijke veroordeling in het dictum opnemen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot terugbetaling van de borg van € 1.400,-- aan [eiseres] ;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.011,71, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Indien de griffier niet binnen vier weken na dit vonnis of het verstrijken van een door de griffier verleende nadere termijn het besluit tot toevoeging van [eiseres] heeft ontvangen, wordt het bedrag van € 1.011,71 verhoogd met € 128,--. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken door mr. O.P. van Tricht op 8 november 2023.