ECLI:NL:RBMNE:2023:5726

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
16/279673-22; 16/197543-22 (vordering tot tenuitvoerlegging) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met TBS-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 oktober 2022 in Utrecht een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer, [slachtoffer], meerdere malen met een mes in de buik en borst gestoken. Tijdens de zitting op 13 en 24 februari 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. R.E. Craenen, achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1980 in Roemenië en zonder vaste woon- of verblijfplaats, psychische stoornissen vertoont, waaronder een psychotische stoornis. De deskundigen concludeerden dat de verdachte ten tijde van het delict niet in staat was zijn handelen te controleren, wat leidde tot de conclusie dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een TBS-maatregel met dwangverpleging opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als benadeelde partij in het geding was betrokken. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.829,80 toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/279673-22; 16/197543-22 (vordering tot tenuitvoerlegging) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 februari 2023 en 24 februari 2023. De zaak is op laatstgenoemde datum inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie
mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 29 oktober 2022 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair:
op 29 oktober 2022 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair:
op 29 oktober 2022 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde en heeft daartoe aangevoerd dat er niet is gestoken in de vitale lichaamsdelen van het slachtoffer en dat de opgelopen steekwonden niet diep zijn. In de conclusie van de letselrapportage van de GGD wordt het letsel aangemerkt als licht tot matig letsel. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, te weten een poging tot zware mishandeling, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 29 oktober 2022 was ik in Utrecht. Ik zag dat de man met het mes op mij af kwam en mij hiermee wilde steken. Ik denk dat het mes tussen de 10 centimeter en de 15 centimeter lang was. [2] Opeens voelde ik een stekende pijn in mijn rechterzij, ik zag dat de man mij hier in mijn zij had gestoken en zag veel bloed. De man stak mij daarna nog een keer in mijn borst, ook hierbij voelde ik een stekende pijn. [3]
In de letselrapportage betreffende [slachtoffer] staat onder meer het volgende:
Scherp trauma ter hoogte van borstkas en buik dienen altijd als levensbedreigend tot potentieel dodelijk beschouwd te worden in verband met de aldaar aanwezige vitale structuren zoals hart, longen en grote vaten. Slechts enkele centimeters of zelfs millimeters verschil van de locatie van een steekwond kunnen het verschil tussen leven en dood maken. Concluderend betreft het uitwendig letsel waargenomen tijdens het letselonderzoek:
  • een steekwond op de voorzijde van de borstkas;
  • een gecombineerde steek-, snij- en kraswond op de buik.
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Je bent aangehouden vanwege een poging doodslag op het centraal station van
Utrecht. Dat was gebeurd op afgelopen zaterdagavond (de rechtbank begrijpt: 29 oktober 2022). Wat kan je daarover vertellen?
A: ik kan mij herinneren dat ik daar met de zombie was, hij wilde mij inslikken. Daarom ben ik met hem gaan vechten. [5]
Getuige [getuige] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 29 oktober 2022 bevond ik mij op het Stationsplein in Utrecht. [6] De zwerver maakte een voorwaartse beweging met zijn hand in de richting van de buik van de man met bandana. Ik keek toen naar de man met bandana en zag dat hij onder het bloed zat. Ik zag op een later moment de ‘zwerver’ liggen op de grond in de stationshal toen hij werd aangehouden. Ik zag dat dit dezelfde man was als de man genoemd 'zwerver', die eerder betrokken was bij het incident. [7]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Op 29 oktober 2022 om 23:25 uur, werd door ons op de locatie Stationsplein, Utrecht, aangehouden als verdachte:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte] [8]
4.3.2.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 29 oktober 2022 op het Stationsplein te Utrecht in de buik en borst van het slachtoffer [slachtoffer] heeft gestoken.
Opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op het doden van het slachtoffer [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat het steken van een mes in de borst en buik van het slachtoffer een aanmerkelijke kans met zich meebrengt dat het slachtoffer hieraan komt te overlijden. De forensisch arts heeft in de letselrapportage van de GGD beschreven, dat trauma ter hoogte van de borstkas en buik als levensbedreigend tot potentieel dodelijk moet worden beschouwd. De rechtbank gaat daar ook van uit. In dit deel van het lichaam bevinden zich immers vitale en kwetsbare onderdelen/organen van het lichaam. De rechtbank houdt tevens rekening met het formaat van het mes. Aangever benoemt dat het (lemmet van het) mes van verdachte ongeveer 10 centimeter lang was en dat wordt bevestigd door diverse getuigen. Nu er is gestoken in een kwetsbaar gedeelte van het lichaam kan dit tot dodelijk letsel leiden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer] bewust heeft aanvaard. Uit de verklaring van aangever blijkt dat verdachte op aangever is komen aflopen met het mes in zijn hand en dat hij aangever hiermee probeerde te steken. Aangever heeft geprobeerd om weg te komen en heeft zichzelf verdedigd. Verdachte is achter aangever aangegaan en er is een gevecht ontstaan, hetgeen ook wordt bevestigd door verscheidene getuigen die ter plaatse waren. Verdachte heeft aangever toen, ondanks het verzet van aangever, zonder enige terughoudendheid in het lichaam gestoken. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank verwerpt op grond van het bovenstaande het verweer van de verdediging dat verdachte moet worden vrijgesproken van een poging tot doodslag.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 29 oktober 2022 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meerdere malen met een mes in de buik en de borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer onder anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hetgeen hij wettig en overtuigend te bewijzen acht niet aan verdachte kan worden toegerekend. De officier van justitie heeft hierbij aansluiting gevonden bij de uitgebrachte dubbele persoonlijkheidsrapportage (Pro Justitia rapport) over verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, hij zich kan vinden in het uitgebrachte advies van de psychiater en klinisch psycholoog in de dubbele Pro Justitia rapportage over verdachte. Verdachte moet dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Over verdachte is een dubbele pro Justitia rapportage uitgebracht betreffende:
- een rapport van 6 februari 2023, opgemaakt door Dr. S. Dragt, psychiater;
- een rapport van 16 januari 2023, opgemaakt door mw. M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog.
De deskundigen concluderen dat er bij verdachte psychische stoornissen aanwezig zijn, te weten een psychotische stoornis, welke geclassificeerd kan worden al een ongespecificeerde schizofrenie spectrum- of andere psychotische stoornis, en een stoornis in het gebruik van verdovende middelen. Beide deskundigen zijn van oordeel dat de stoornissen van verdachte aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. Deskundige Dr. S. Dragt beschrijft dat de psychotische overtuigingen van verdachte tijdens het ten laste gelegde allesomvattend waren en dat deze het handelen van verdachte hoogstwaarschijnlijk volledig hebben beïnvloed. Volgens de deskundigen kon verdachte zijn handelen niet controleren, geen gedragsalternatieven overwegen en de gevolgen van zijn handelen niet overzien. Ook de verslavingsproblematiek van verdachte, welke dermate vervlochten is met de psychotische klachten, heeft zijn coping en impulscontrole verder ondermijnd. De deskundigen komen dan ook tot het advies verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren ten aanzien van het aan verdachte ten laste gelegde.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen op de daartoe in hun rapporten genoemde gronden over. De rechtbank concludeert dat het bewezenverklaarde feit in zijn geheel niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar is. De rechtbank zal verdachte daarom ten aanzien van het bewezen verklaarde feit ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door hem bewezen geachte gevorderd te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, zodat verdachte behandeld kan worden voor de onderliggende oorzaken van zijn gedrag en niet opnieuw dergelijke strafbare feiten begaat.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat zij zich kan vinden in het advies van de deskundigen om aan verdachte een TBS-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. De raadsman van verdachte voert aan dat verdachte ook heeft aangegeven dat hij behandeld wil worden. De raadsman verzoekt een termijn aan de TBS-maatregel te verbinden, zodat verdachte enige vorm van uitzicht heeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft het slachtoffer uit het niets meermalen gestoken in het lichaam, op een plek waar zich vitale lichaamsdelen bevinden. De verdachte had het slachtoffer dood kunnen steken. Het slachtoffer heeft het incident dan ook als zeer beangstigend ervaren. In het schade-onderbouwingsformulier bij de ingediende vordering wordt beschreven dat het incident ernstige gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer. Zo ervaart hij 3 maanden na het incident nog steeds fysiek ongemak door de opgelopen verwondingen. Ook zullen de littekens van het slachtoffer vermoedelijk blijvend zichtbaar zijn en zal hij zijn leven lang worden herinnerd aan hetgeen verdachte hem heeft aangedaan. Daarbij komt dat het slachtoffer ook psychische gevolgen heeft ondervonden, zo durft hij niet meer naar buiten of uit te gaan en slaapt hij slecht. Bovendien geeft een dergelijk gewelddadig feit, gepleegd zonder enige aanleiding en in een drukbezochte openbare ruimte, aanleiding tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden
Uit de uittreksels uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 6 februari 2023 (Nederland) en van 1 november 2022 (Duitsland), blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsfeiten. Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat het plegen van deze feiten mede was ingegeven door het, naar eigen zeggen, zien van zombies door wie hij werd aangevallen.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de dubbele pro Justitia rapportage over verdachte. De psycholoog en de psychiater hebben beide de oplegging van een TBS-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege geadviseerd. Zij voeren aan dat het risico op recidive als hoog kan worden ingeschat, indien verdachte niet de adequate behandeling zou verkrijgen. Er wordt geadviseerd verdachte langdurig klinisch te behandelen en om deze behandeling te laten plaatsvinden in een kliniek met passende expertise op het gebied van transculturele psychiatrie, zoals CTP [locatie] .
Beoordeling door de rechtbank
Omdat verdachte niet strafbaar is, kan aan hem geen straf worden opgelegd. De rechtbank dient daarom te onderzoeken of aan verdachte een maatregel moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande verdachte ter beschikking moet worden gesteld en van overheidswege moet worden verpleegd. De rechtbank neemt het advies van de deskundigen tot behandeling van verdachte binnen het kader van een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op de daartoe in hun rapporten genoemde gronden over. Er is voldaan aan alle in artikel 37a Sr genoemde vereisten om tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling te komen. Zo bestond er bij verdachte ten tijde van het plegen van het strafbare feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan 4 jaren is gesteld. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van verdachte benodigd is, aangezien hij, gelet op de aard en ernst van het strafbare feit, zijn psychische problematiek en het hoge recidiverisico, een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. De maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren. Met het oog op de Roemeense nationaliteit van verdachte en de omstandigheid dat hij geen Nederlands spreekt, verdient het aanbeveling dat verdachte wordt behandeld in het CTP [locatie] of een andere instelling waar hiermee rekening kan worden gehouden.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp gevorderd:
- verbeurdverklaring van de multitool.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten de multitool (3067858), verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.829,80. Dit bedrag bestaat uit € 829,80 euro materiële schade en € 2.000,00 euro immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering benadeelde partij van [slachtoffer] in zijn geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft te kennen gegeven dat de vordering benadeelde partij van [slachtoffer] een nette en begrijpelijke vordering betreft. De raadsman voert aan dat de gevorderde materiële schadevergoeding voor de kosten van de mobiele telefoon in mindere mate te begrijpen is, nu aangever in zijn aangifte heeft beschreven dat het scherm kapot is gegaan en deze gerepareerd kan worden, terwijl uit de vordering blijkt dat dit niet het geval is. De raadsman verzoekt de rechtbank bij een toewijzing van de vordering de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, aangezien verdachte over weinig middelen beschikt.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. Uit de onderbouwing van de schade met betrekking tot de mobiele telefoon blijkt dat de benadeelde deze ter reparatie heeft aangeboden, maar dat reparatie niet meer mogelijk bleek. Daarmee is deze schade voldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat zowel de overige materiële als immateriële schade ook voldoende zijn onderbouwd. De benadeelde partij heeft recht op immateriële schadevergoeding. Hij heeft lichamelijk letsel opgelopen en het totale bedrag gevorderd aan immateriële schade is, uitgaande van bedragen die in soortgelijke gevallen aan slachtoffers worden toegekend, redelijk en billijk. De rechtbank stelt de totale schade vast op € 2.829,80 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.829,80, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 38 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling dient te worden afgewezen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling dient te worden afgewezen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 september 2022 (parketnummer: 16/197543-22) is verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week opgelegd.
Nu verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard en de rechtbank aan hem een maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zal opleggen, dient de tenuitvoerlegging van het voornoemde voorwaardelijke strafdeel geen enkel (nader) doel. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie afwijzen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd (met als aanbeveling dat verdachte wordt behandeld in het CTP [locatie] );
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 Multitool (3067858);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.829,80;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.829,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 38 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/197543-22
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 maart 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] één of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de buik en/of de borst, althans het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] één of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de buik en/of de borst, althans het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Utrecht, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] één of meerdere malen te steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op/tegen de borst en/of de buik, althans het lichaam;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 10.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 11.
4.Een schriftelijk bescheid inhoudende een letselrapportage, pagina 19.
5.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 132.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 41.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 41.
8.Een proces-verbaal van aanhouding, pagina 103.