In deze zaak heeft eiseres, een B.V., op 16 december 2021 een verzoek om herbeoordeling ingediend bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dit verzoek werd door verweerder ontvangen op 21 december 2021. Aangezien er geen beslissing op het verzoek volgde, heeft eiseres verweerder op 26 oktober 2022 in gebreke gesteld, wat op 27 oktober 2022 door verweerder is ontvangen. Vervolgens heeft eiseres op 11 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast is in artikel 6:12 van de Awb vastgelegd dat een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingesteld wanneer twee weken zijn verstreken na de mededeling van ingebrekestelling. De rechtbank heeft echter ook opgemerkt dat er geen wettelijke termijn is vastgesteld voor de vraag wanneer een beroep als onredelijk laat kan worden beschouwd.
In dit geval heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres onredelijk laat beroep heeft ingesteld, aangezien het beroep pas op 11 september 2023 is ingediend, terwijl het verzoek om herbeoordeling al op 16 december 2021 was gedaan. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat er geen proceskostenvergoeding zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023.