ECLI:NL:RBMNE:2023:5706

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
16.118319.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling voor poging tot zware mishandeling met jeugddetentie en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, gepleegd op 8 mei 2023 in [plaats 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een mes in de zij van het slachtoffer heeft gestoken, maar heeft geoordeeld dat er geen sprake was van vol opzet om het slachtoffer te doden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer was, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag. Echter, de rechtbank oordeelde wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, omdat de gedragingen van de verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrachten.

De rechtbank heeft de verdachte in een verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, rekening houdend met zijn psychische problemen en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De opgelegde straf bestond uit een jeugddetentie van 76 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 1.471,88 vorderde, volledig toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van de schadevergoeding aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.118319.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , te [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 17 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. V.A.E. Lantain, en van hetgeen [verdachte (voornaam)] en zijn raadsvrouw, mr. F.L. Lischer, advocaat te Almere, alsmede mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundige mevrouw [B] , jeugdreclasseringswerker bij de [instelling 1] ( [instelling 1] ) , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte (voornaam)] :
primair:op 8 mei 2023 te [plaats 1] heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, door met een mes in de zij van die [slachtoffer] te steken,
subsidiairten laste gelegd als poging zware mishandeling,
meer subsidiairten laste gelegd als mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Het meer subsidiair tenlastegelegde acht de raadsvrouw wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primaire feit
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat [verdachte (voornaam)] met een mes in de zij van aangever heeft gestoken.
Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag, zoals primair ten laste is gelegd, dient er onder meer sprake te zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van het slachtoffer. Van voorwaardelijke opzet is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een bepaald gevolg (in dit geval de dood) intreedt.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden afgeleid dat [verdachte (voornaam)] de bedoeling had om het slachtoffer te doden (vol opzet). Ten aanzien van het voorwaardelijk opzet is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van aangever. Volgens zowel de verklaring van aangever als die van [verdachte (voornaam)] heeft [verdachte (voornaam)] aangever gestoken, toen aangever met zijn hand [verdachte (voornaam)] bij zijn schouder/borst probeerde af te weren. Uit de diverse verklaringen blijkt echter onvoldoende concreet wat de precieze beweging was die [verdachte (voornaam)] met het mes heeft gemaakt, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een gerichte steek in de zij van aangever. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat medische informatie over bijvoorbeeld de diepte van de verwonding ontbreekt, zodat ook op grond daarvan niets kan worden vastgesteld over bijvoorbeeld de kracht waarmee is gestoken. Het voorgaande maakt dat er niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond voor aangever op de dood. De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het subsidiaire feit [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 8 mei 2023 in [plaats 1] .
Dader 1 had in zijn linkerhand een mes vast. Hij heeft met zijn linkerhand in mijn rechterzij gestoken. Ik voelde een prik/snee in mijn rechterzij. Ik voelde direct dat ik begon te bloeden. Ik voelde dat ik geraakt was. [2]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik pakte een mes uit de tas van [E (voornaam)] . Ik kwam met aangever in een worsteling. Ik wilde hem wegduwen en deed dat met het mes. Ik haalde uit met het mes.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het subsidiaire feit
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, gelet op de problematiek zoals beschreven in het hierna te bespreken psychologisch onderzoek, [verdachte (voornaam)] geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, ook niet in voorwaardelijke zin. Daarvoor ontbreekt bij [verdachte (voornaam)] de bewustheid van de gevolgen die kunnen intreden naar aanleiding van zijn messteek.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt hiertoe als volgt.
Bij de beoordeling van een verweer waarin met een beroep op een ernstige geestelijke stoornis bij de verdachte het opzet wordt bestreden, moet worden vooropgesteld dat zo'n stoornis volgens vaste jurisprudentie slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken (vgl. onder meer HR 14 december 2004, LJN AR3226, NJ 2006, 448). Daarvan zal overigens slechts bij hoge uitzondering sprake zijn.
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies van de psycholoog van 11 oktober 2023, waaruit volgt het tenlastegelegde in verminderde mate aan [verdachte (voornaam)] toe te rekenen vanwege meerdere stoornissen. Niet wordt geadviseerd [verdachte (voornaam)] het feit niet toe te rekenen. De rechtbank leidt uit het advies af dat [verdachte (voornaam)] enige keuzevrijheid had en daarnaar kon handelen.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte (voornaam)] op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Door met zijn linkerhand een mes te pakken en vervolgens, terwijl hij dicht op aangever stond, met deze hand een beweging in de richting van aangever te maken, bestond er een aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel (zoals een forse steekwond die dieper gelegen weefsels raakt, een lange hersteltijd vergt of blijvende, ontsierende littekens achterlaat) zou oplopen. Deze gedraging is naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het, behoudens contra-indicaties, waar niet van is gebleken, niet anders kan dan dat verdachte deze aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Dat [verdachte (voornaam)] niet bewust was van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is de rechtbank, ondanks de geadviseerde verminderde toerekeningsvatbaarheid, niet gebleken.
Conclusie
Gelet op de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene, acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair:
op 8 mei 2023 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft gestoken met een mes, in het bovenlichaam, te weten
in de rechterzij van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De raadsvrouw heeft bepleit dat [verdachte (voornaam)] een beroep op noodweerexces toekomt en hij daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw, nu er geen sprake was van een noodweersituatie waartegen [verdachte (voornaam)] zich moest verdedigen. Gelet op de wisselende verklaringen van de getuigen en [verdachte (voornaam)] zelf, neemt de rechtbank de verklaring van aangever als uitgangspunt. Uit deze verklaring volgt dat [verdachte (voornaam)] zelf de confrontatie met aangever opzocht. Hierdoor kan niet worden gesproken van een wederrechtelijke aanranding door aangever.
Gelet op het voorgaande is er geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte (voornaam)] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot honderdtachtig dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van honderddrieënzestig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde (bijzondere) voorwaarden. Ten aanzien van de geadviseerde plaatsing en behandeling bij [instelling 2] ( [instelling 2] ) dient [verdachte (voornaam)] te worden geplaatst op het adres [adres] , te [postcode] [plaats 3] , waar [verdachte (voornaam)] nu verblijft. Het is van belang dat [verdachte (voornaam)] daar zijn één op één begeleiding behoudt. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht [verdachte (voornaam)] geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die langer is dan de tijd die [verdachte (voornaam)] in voorarrest heeft doorgebracht. Verder is [verdachte (voornaam)] , gelet op zijn problematiek, niet gebaat bij het feit dat hij de komende twee jaar een lange voorwaardelijke jeugddetentie boven zijn hoofd heeft hangen. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat overtreding van de voorwaarden er dan immers toe kan leiden dat [verdachte (voornaam)] lang de jeugdgevangenis in moet, hetgeen schadelijk voor hem zou zijn. De raadsvrouw heeft daarom verzocht om een eventuele voorwaardelijke straf op te leggen in de vorm van een werkstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van het feit
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling op een willekeurige buurtbewoner, door deze met een mes in zijn zij te steken. De buurtbewoner ergerde zich aan het overlast gevende gedrag van [verdachte (voornaam)] en zijn ‘vriendjes’ op straat en sprak hen hier op aan. Na een schermutseling tussen [verdachte (voornaam)] en het slachtoffer, stak [verdachte (voornaam)] hem in zijn zij met een mes dat hij even daarvoor uit de tas van zijn vriendin had gepakt.
De rechtbank neemt het [verdachte (voornaam)] kwalijk dat hij een willekeurig persoon, die hem terecht aansprak op overlast gevend gedrag, uit het niets heeft gestoken. Dit heeft niet alleen angst en stress veroorzaakt bij het slachtoffer en zijn familie, maar zorgt ook voor angst in de maatschappij. Dit is immers wat er schijnbaar kan gebeuren als je jongeren aanspreekt als zij overlast veroorzaken. Aan de andere kant weegt de rechtbank mee dat [verdachte (voornaam)] gelijk na het gebeurde spijt heeft gekregen van wat hij heeft gedaan en, na instemming door het slachtoffer, een mediationtraject is aangegaan. Uit de terugkoppeling daarvan is gebleken dat [verdachte (voornaam)] openheid van zaken heeft gegeven, ook over zijn persoonlijke leven, en spijt heeft betuigd aan het slachtoffer en zijn familie, en dat zij dit ook als oprecht hebben ervaren.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 10 mei 2023, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld;
  • een rapport van de Raad van 5 oktober 2023, opgemaakt door [C] , raadsonderzoeker;
  • een Pro Justitia-rapport van 11 oktober 2023, opgemaakt door GZ-psycholoog [D] .
Het advies van de psycholoog
Uit het persoonlijkheidsonderzoek is gebleken sprake is van meerdere stoornissen bij [verdachte (voornaam)] , te weten een ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis (OPPS), een normoverschrijdend-gedragsstoornis, en een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (gecombineerd beeld). Gedacht moet worden aan een beeld waarbij [verdachte (voornaam)] lastig om kan gaan met stress en spanning, waarbij hij veel fysieke onrust vertoont, concentratieproblemen heeft en er sprake is van basaal wantrouwen, over-alertheid en hevige stressreacties als gevolg van een voortdurend onveilig en soms
ook traumatisch verleden. De normoverschrijdend-gedragsstoornis kenmerkt zich vooral
door het moeite hebben met autoriteit en gezag, regelovertredend gedrag, een opportunistische instelling en een gebrekkige gewetensontwikkeling.
De psycholoog meent dat de kenmerken van alle drie de stoornissen een rol lijken te hebben gespeeld bij het tenlastegelegde, maar dat de normoverschijdend-gedragsstoornis (denken dat met een mes een conflict kan worden opgelost, terwijl dit niet wordt geremd door het geweten) en de OPPS (bewustzijnsvernauwing bij snel oplopende stress) op de voorgrond hebben gestaan. Gelet hierop heeft de psycholoog geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
[verdachte (voornaam)] heeft een zeer belast verleden. Zo liet de vader van [verdachte (voornaam)] veel geweld zien richting [verdachte (voornaam)] en zijn moeder. Ook is [verdachte (voornaam)] door zijn vader aangezet tot het verrichten van criminele activiteiten. [verdachte (voornaam)] is zodoende opgegroeid met criminaliteit en is zich op een gegeven moment ook zelf gaan identificeren met geweld (drillrap).
Dit is nu echter anders. Zo heeft [verdachte (voornaam)] aangegeven geen wapens meer te dragen, afstand te hebben gedaan van zijn drillrap-vrienden en geïnteresseerd te zijn in andersoortige muziek en levensstijl. Verder blowt [verdachte (voornaam)] minder en is hij op zoek naar een opleiding.
Het advies van de Raad
Uit het rapport van de Raad volgt dat [verdachte (voornaam)] een kwetsbare jongen is, die met een belast verleden kampt. Vanaf zijn twaalfde levensjaar verblijft [verdachte (voornaam)] al op verschillende woongroepen. Blijkens het advies heeft [verdachte (voornaam)] onvoldoende vaardigheden ontwikkeld om zelfstandig te functioneren. Hij vraagt veel aandacht, sturing, begrenzing en begeleiding
van zijn omgeving. Indien deze onvoldoende aanwezig zijn, raakt hij overprikkeld, wat onder meer kan resulteren in epileptische aanvallen.
Nadat de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak voor de tweede maal werd geschorst, verbleef [verdachte (voornaam)] op de woongroep van [instelling 2] in [plaats 2] . [verdachte (voornaam)] ’s gedrag en verhouding met de andere jongens op de groep zorgden er echter voor dat hij hier maar een korte periode kon verblijven. Hij verblijft nu op een adres in [plaats 3] , waar hij vanuit [instelling 2] één op één begeleiding krijgt. Sinds deze plaatsing is er verbetering in het gedrag van [verdachte (voornaam)] zichtbaar. Hij werkt goed mee aan de jeugdreclassering en lijkt zich meer open te stellen.
Er is sprake van een hoog recidiverisico. Dit maakt dat inzet van intensieve behandeling noodzakelijk is. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelijk aan het voorarrest, en een voorwaardelijke jeugddetentie met oplegging van de in het rapport genoemde (bijzondere) voorwaarden.
Het advies van de jeugdreclassering
De jeugdreclasseringswerker heeft op de zitting verklaard dat de [instelling 1] achter het advies van de Raad staat. Er dient zich nu echter het probleem voor dat [verdachte (voornaam)] zeer binnenkort, vanwege een geldkwestie tussen de gemeente en de zorgaanbieder, naar een nieuwe plek moet. Het is allerminst wenselijk dat [verdachte (voornaam)] terug wordt geplaatst in een crisisopvang en evenmin in één van de grote steden.
Ten aanzien van de door de Raad geadviseerde voorwaarden heeft de jeugdreclassering aangegeven dat de één op één begeleiding steeds meer zal afnemen. Het ITB Harde Kern-traject zal daarnaast echter wel van kracht blijven. Elektronische controle is niet meer nodig.
De jeugdreclasseringswerker heeft tot slot aangegeven dat het wenselijk zou zijn als de één op één begeleiding als voorwaarde wordt opgenomen in het vonnis.
[verdachte (voornaam)] heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is zich aan de gevorderde voorwaarden te houden. Hij vindt het noodzakelijk dat hij therapie gaat volgen. Door middel van therapie wil [verdachte (voornaam)] over zijn gevoelens praten. Tot slot heeft [verdachte (voornaam)] verklaard dat hij vreest voor een terugval in zijn ontwikkeling als hij zijn adres in [plaats 3] moet verlaten. [verdachte (voornaam)] meent ergens anders weer helemaal opnieuw te moeten beginnen.
Op te leggen straf
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de psycholoog over en maakt deze tot de hare. Gelet op [verdachte (voornaam)] ’s gediagnosticeerde stoornissen, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte (voornaam)] beperkt werd in zijn keuzevrijheid en daarmee niet geheel vrij zijn wil kon bepalen. De rechtbank acht [verdachte (voornaam)] daarom in een verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Alles overwegend acht de rechtbank een jeugddetentie van zesenzeventig dagen, met aftrek van de tijd die [verdachte (voornaam)] in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zestig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De rechtbank acht verder de (bijzondere) voorwaarden zoals gevorderd op zijn plaats. De rechtbank vindt het van belang dat [verdachte (voornaam)] op zijn plek bij [instelling 2] in [plaats 3] kan verblijven én daar de benodigde één op één begeleiding kan ontvangen. De rechtbank heeft na de terechtzitting op 17 oktober dit al opgenomen in de schorsingsvoorwaarden en zal dat ook in de op te leggen bijzondere voorwaarden opnemen.
Door het opleggen van een jeugddetentie van voormelde duur beoogt de rechtbank niet alleen aan [verdachte (voornaam)] maar ook aan de samenleving duidelijk te maken dat de rechtbank dergelijke feiten zeer ernstig vindt en fors bestraft. Daarnaast dient de straf als genoegdoening voor het slachtoffer.
Het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf dient enerzijds om [verdachte (voornaam)] ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om [verdachte (voornaam)] , gelet op zijn jonge leeftijd en aanwezige problematiek, de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat [verdachte (voornaam)] zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten. Gelet op de aanwezige problematiek van [verdachte (voornaam)] acht de rechtbank een proeftijd van twee jaar op zijn plaats. De voorwaarden en het daaraan gekoppelde toezicht worden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Uit de over [verdachte (voornaam)] opgemaakte rapporten blijkt immers dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal een aanzienlijke lagere voorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank wil weliswaar niets afdoen aan de ernst van het feit, echter acht zij een voorwaardelijke jeugddetentie van zo lange duur als de officier van justitie heeft geëist, niet gepast. In de eerste plaats omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte minderjarig is, en bij het bepalen van een straf bij een minderjarige verdachte het pedagogisch effect van een straf en het voorkomen van herhaling belangrijke strafdoelen zijn.
Verder houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van [verdachte (voornaam)] . Hij heeft zich niet alleen in het voorbereidend onderzoek en ter zitting, maar ook tijdens het mediationgesprek met het slachtoffer, open en kwetsbaar opgesteld. Hierbij liet [verdachte (voornaam)] nadrukkelijk zien spijt te hebben van het gebeuren en open te staan om zijn gedrag te veranderen.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de positieve ontwikkeling die [verdachte (voornaam)] op dit moment doormaakt. Hoewel deze ontwikkeling nog maar pril is, heeft de rechtbank oog voor het feit dat [verdachte (voornaam)] van ver moet komen en nu gebrand lijkt om iets van zijn leven te gaan maken.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.471,88. Dit bedrag bestaat uit € 471,88 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de gehele vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het bedrag aan immateriële schade te matigen, gelet op de jonge leeftijd van [verdachte (voornaam)] en het feit dat hij geen inkomsten heeft.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht bij oplegging van een eventuele schadevergoedingsmaatregel het aantal dagen gijzeling op nihil te stellen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] veroordelen voor poging tot zware mishandeling. De kosten die ten gevolge daarvan zijn gemaakt komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materiële schade (€ 471,88) in haar geheel toewijzen, gelet op de onderbouwing hiervan en het feit dat de kostenposten niet zijn betwist.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezen lichamelijk letsel opgelopen. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Wetboek van Burgerlijk Recht (BW) komt de benadeelde partij dan ook in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. Bij het bepalen van de hoogte ervan heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van de normschending. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder in ogenschouw genomen dat de benadeelde partij uit het niets met een mes in zijn zij is gestoken. Dit in aanmerking nemende, acht de rechtbank het gevorderde bedrag hoogte van € 1.000,- redelijk en billijk, mede gelet op vorderingen zoals die zijn toegewezen in gelijksoortige zaken.
Wettelijke rente
De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op 8 mei 2023, zijnde de datum waarop het bewezen verklaarde feit is gepleegd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan [verdachte (voornaam)] ten aanzien van de benadeelde partij de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van € 1.471,88, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2023 tot de dag van volledige betaling
,nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De rechtbank veroordeelt [verdachte (voornaam)] in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
76 (zesenzeventig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze straf
60 (zestig) dagenniet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
 zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling, te weten de [instelling 1]
, waarbij verdachte (behoudens verlenging) zes maanden intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB Harde Kern;
  • meewerkt aan plaatsing en behandeling binnen de behandelsetting van [instelling 2] op het adres [adres] , te [postcode] [plaats 3] , of een soortgelijke instelling, waarbij sprake is van één op één begeleiding, voor zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan, indien nodig, een vervolgplek waarbij gedacht kan worden aan
beschermd wonen, ter goedkeuring van de jeugdreclassering;
 meewerkt aan intensieve (trauma)behandeling bij [.] van [instelling 3] of
een soortgelijke instelling;
 een positieve dagbesteding heeft, in overleg met de jeugdreclassering;
waarbij aan de [instelling 1] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.471,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit € 471,88 ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij van een bedrag van € 1.471,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. V.C. Kool en M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2023.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 8 mei 2023 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , althans
in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
heeft gestoken met een mes, althans een scherp puntig voorwerp, in het
(boven)lichaam, te weten in de (rechter)zij van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 8 mei 2023 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , althans
in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen heeft gestoken
met een mes, althans een scherp puntig voorwerp, in het (boven)lichaam, te weten
in de (rechter)zij van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 8 mei 2023 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , althans
in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door te steken met een mes,
althans een scherp puntig voorwerp, in het (boven)lichaam, te weten in de
(rechter)zij van die [slachtoffer] ;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 mei 2023, onderzoeksnummer MD2R023068 / [....] , opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 61. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 15.