In deze zaak heeft het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, die in een asielzoekerscentrum (AZC) verblijft. De gedaagde, met Iraanse nationaliteit, heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en heeft geweigerd een door het COA aangeboden passende woonruimte te accepteren. Het COA heeft de gedaagde herhaaldelijk geïnformeerd over de gevolgen van zijn weigering, waaronder het beëindigen van zijn recht op opvang in het AZC. De voorzieningenrechter heeft op 2 november 2023 geoordeeld dat het COA in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de aangeboden woonruimte passend was. De gedaagde heeft onvoldoende onderbouwd dat de aangeboden woning niet geschikt was, ondanks zijn verzoek om een aparte slaapkamer. De voorzieningenrechter heeft de vordering van het COA tot ontruiming van de gedaagde toegewezen, omdat de weigering van de aangeboden woonruimte heeft geleid tot het onrechtmatig verblijf van de gedaagde in het AZC. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.884,85.