ECLI:NL:RBMNE:2023:5695

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 22/748-UTR 22/753, UTR 22/755 en UTR 22/756
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan toereikende machtiging in belastingzaak

Op 23 oktober 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels MRE, beroep had ingesteld tegen de waardebepaling van onroerende zaken door de heffingsambtenaar van de gemeente. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2021 de waarde van verschillende onroerende zaken vastgesteld, welke waarden door de eiser in bezwaar waren bestreden. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de eiser niet de juiste machtiging had overgelegd om door Bartels vertegenwoordigd te worden. Ondanks herhaalde verzoeken om een geldige machtiging, kon de rechtbank niet vaststellen dat Bartels bevoegd was om namens de eiser op te treden. De rechtbank heeft benadrukt dat de eiser voldoende gelegenheid had gekregen om dit verzuim te herstellen, maar dat dit niet is gebeurd. Hierdoor kon de rechtbank niet ingaan op de inhoudelijke aspecten van het beroep. Tevens is het verzoek van Bartels om schadevergoeding wegens onredelijke vertraging in de procedure afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de eiser daadwerkelijk beroep wenste in te stellen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/748, UTR 22/749, UTR 22/750, UTR 22/751, UTR 22/752, UTR 22/753, UTR 22/755, UTR 22/756

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

23 oktober 2023 in de zaak tussen

mr. D.A.N. Bartels MRE(Bartels), veronderstellenderwijs optredend namens
[eiser], uit [woonplaats] , eiser
en
De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente](de heffingsambtenaar), verweerder
(gemachtigde: B.A. Schras).

Inleiding

De heffingsambtenaar heeft op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bij beschikking van 28 februari 2021 de waarde van de onderstaande onroerende zaken op de waardepeildatum 1 januari 2020 vastgesteld op:
[adres 1] € 794.000 (UTR 22/748)
[adres 2] € 152.000 (UTR 22/749)
[adres 3] € 152.000 (UTR 22/750)
[adres 4] € 216.000 (UTR 22/751)
[adres 5] € 153.000 (UTR 22/752)
[adres 6] € 213.000 (UTR 22/753)
[adres 7] € 234.000 (UTR 22/755)
[adres 8] € 225.000 (UTR 22/756)
Met deze waardevaststelling zijn aan eiser ook de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [gemeente] voor het jaar 2021 opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser in de uitspraak op bezwaar van
23 december 2021 ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de waarden van de onroerende zaken gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift en heeft daarbij matrices overgelegd.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 oktober 2023 op zitting behandeld. Bartels was daarbij aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook zijn verschenen [taxateur 1] en [taxateur 2] , taxateur.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het beroep is op 2 februari 2022 ingesteld door Bartels. Bartels heeft daarbij gesteld het beroep in te dienen namens [eiser]
(De rechtbank gaat ervan uit dat bedoeld wordt [eiser] ).
3. De rechtbank heeft bij brief van 22 februari 2022 Bartels bericht dat het beroep niet voldoet aan de gestelde voorwaarden.
4. Een beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. [1] Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen. De rechtbank heeft Bartels daarom in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een schriftelijke machtiging, waaruit blijkt dat deze machtiging zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen, alsnog toe te sturen.
Daarbij is nadrukkelijk vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren, indien het geconstateerde verzuim niet tijdig wordt hersteld.
5. Op 18 maart 2022 heeft Bartels de rechtbank een brief gestuurd met daarbij een ondertekende volmacht van “februari/maart/april 2021” . In deze volmacht machtigt [zoon] Bartels om (onder meer) beroep in te stellen.
6. De rechtbank heeft bij brief van 12 mei 2022 Bartels bericht dat het beroep niet voldoet aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank heeft hem daarom in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een schriftelijke machtiging toe te sturen
ondertekend door [eiser] ,waaruit blijkt op welke zaak deze betrekking heeft en waaruit blijkt dat deze machtiging zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen. Ook in deze brief is nadrukkelijk vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren, indien het geconstateerde verzuim niet tijdig wordt hersteld.
7. In reactie hierop heeft Bartels bij brief van 17 mei 2022 een kopie van de eerder toegezonden machtiging, ondertekend door [zoon] , overgelegd.
8. Op 18 oktober 2023 is namens de griffier gebeld om Bartels erop te wijzen dat de rechtbank nog steeds niet beschikt over de juiste machtiging.
9. Kort voor de zitting op 23 oktober 2023 om 13.03 uur heeft Bartels een volmacht per mail naar de rechtbank verstuurd. Die volmacht is ondertekend door [zoon] , [bedrijf] B.V. voor eiser. Op de zitting heeft Bartels toegelicht dat eiser vanwege het recente overlijden van zijn echtgenote niet in staat is om zelf een volmacht te ondertekenen.
10. De rechtbank kan met die recente volmacht nog steeds niet vaststellen dat Bartels bevoegd is om namens eiser op te treden. Uit geen enkel stuk blijkt immers dat eiser zijn zoon [zoon] zou hebben gemachtigd om voor hem te tekenen. Bartels heeft op de zitting ook erkend dat een dergelijke machtiging ontbreekt maar wijt dit aan de familieomstandigheden.
11. De rechtbank is van oordeel dat in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd. Dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase wel een machtiging zou hebben ontvangen die zou zijn ondertekend door eiser, maakt dit niet anders. Aan Bartels is voldoende gelegenheid - ruim 1,5 jaar - geboden om in de beroepsprocedure zorg te dragen voor een juiste volmacht/machtiging om daarmee aan te tonen dat hij gerechtigd is beroep in te stellen namens eiser.
12. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
13. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat eiser beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat eiser immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
14. Partijen zijn er op gewezen dat tegen deze uitspraak op de hieronder vermelde wijze hoger beroep kan worden ingesteld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, voorzitter, en mr. J.R. van Es-de Vries en mr. G.J. van Leijenhorst, leden, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht