ECLI:NL:RBMNE:2023:5680

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
16-316665-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging woninginbraak in vereniging wegens onvoldoende bewijs en herkenning

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van een poging tot woninginbraak in vereniging op 23 april 2022 in Abcoude. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans, het ten laste gelegde wettig en overtuigend wilde bewijzen aan de hand van camerabeelden en herkenningen van de verdachte. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.P. Hilhorst, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de herkenningen onbetrouwbaar waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijsvoering voornamelijk berustte op gezichtsvergelijkingen en getuigenverklaringen, maar dat er onvoldoende objectieve bewijsmiddelen waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak te bevestigen. De rechtbank benadrukte het belang van zorgvuldigheid bij het beoordelen van herkenningen, vooral wanneer deze de enige bewijsmiddelen zijn. De rechtbank concludeerde dat de gezichtsvergelijkingen niet voldoende betrouwbaar waren en dat er geen andere steunbewijs was om de herkenningen te onderbouwen.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Tevens heeft de rechtbank de benadeelde partij, die een schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. N.M.H. van Ek als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-316665-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen mr. M.P. Hilhorst, advocaat te Utrecht, namens verdachte, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 23 april 2022 in Abcoude in vereniging een poging tot diefstal door middel van braak heeft gedaan in de woning van [benadeelde] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de aangifte, camerabeelden en herkenningen van verdachte op de camerabeelden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat verdachte ontkent te zien te zijn op de camerabeelden en de herkenningen van verdachte onbetrouwbaar zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 23 april 2022 tussen 16.00 en 16.20 uur vond een poging tot woninginbraak plaats aan het adres [adres 2] in [plaats 1] . Er werd aangifte gedaan door de bewoner van deze woning [benadeelde] . De bewoner verstrekte zijn camerabeelden. Op de beelden zijn drie mannen te zien die via de achtertuin de schuifpui met inbrekersgereedschappen proberen open te breken, wat niet lukte.
Vastgesteld dient te worden of verdachte één van de mannen is die op de camerabeelden te zien is.
Op 1 november 2022 zijn de beelden in uitzending Opsporing Verzocht vertoond, waarbij de man die op de camerabeelden een paardenstaart draagt is getoond. Hierna komt een anonieme melding binnen dat deze man in een zwarte Volkswagen Golf rijdt, die voorzien is van een buitenlands kenteken en met zijn auto geregeld het BP-tankstation aan de [Straat] in [plaats 2] bezoekt. Onderzoek leidt naar beelden van een man die het tankstation had aangedaan en daarbij gebruik had gemaakt van een zwarte Volkswagen Golf, voorzien van Belgische kentekenplaten, genummerd [kenteken] . Een medewerker van het tankstation heeft tegenover de politie verklaard dat hij de man (die nu kort haar heeft) voor 100% van de Beelden van Opsporing Verzocht herkent. De bestuurder die in voornoemde auto is gecontroleerd is verdachte. Verdachte is vervolgens op 14 november 2022 verhoord. Uit het proces-verbaal van verhoor volgt dat de verbalisanten die dit verhoor hebben gedaan, verdachte hebben herkend van de camerabeelden van de poging tot woninginbraak.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de beoordeling van herkenningen. Dit geldt te meer indien herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het ten laste gelegde kunnen aantonen. Het komt er bij de beoordeling van het bewijs op aan dat kan worden getoetst of herkenningen op basis van foto’s voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Het is noodzakelijk om onderscheid te maken tussen herkenningen en gezichtsvergelijkingen. Uit de wetenschap volgt dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen worden opgeslagen, en wel in visuele vorm. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, hetgeen onder meer tot gevolg heeft dat het heel lastig kan zijn om een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen. Vanwege de holistische herinnering aan gezichten is het weinig zinvol om aan een getuige te vragen waaraan hij precies het gezicht van een verdachte heeft herkend. Dit zal niet meer kunnen opleveren dan een rationalisatie achteraf van een niet-rationeel proces. Gezichtsvergelijkingen daarentegen geschieden door een foto van een verdachte te vergelijken met beschikbare camerabeelden. Om de betrouwbaarheid van gezichtsvergelijkingen te kunnen toetsen, is het noodzakelijk dat degene die tot een positieve vergelijking komt, aangeeft op welke overeenstemmende onderscheidende gezichtskenmerken die vergelijking gebaseerd is, bij afwezigheid van zichtbare verschillen.
In onderhavige zaak is geen sprake van een herkenning op holistische wijze, maar van een gezichtsvergelijking. De verbalisanten die verdachte hebben verhoord vergelijken het gezicht van verdachte met de gezichten die te zien zijn op de camerabeelden. Een betrouwbare vergelijking vereist zoals gezegd dat wordt verklaard op grond van welke onderscheidende persoonskenmerken de conclusie is getrokken dat het om dezelfde persoon gaat. Het is in de onderhavige zaak onduidelijk gebleven op welke overeenstemmende onderscheidende persoonskenmerken de herkenning van verdachte is gebaseerd. Dat zij verdachte herkennen op het moment dat hij voor hun zit en niet op basis van een foto, doet hier niet aan af. Die vergelijking verschilt immers niet wezenlijk van die op basis van een foto.
De door verbalisanten gedane gezichtsvergelijking vindt ook geen steun in andere - meer objectieve - bewijsmiddelen. Het dossier bevat naast de gezichtsvergelijking door verbalisanten herkenningen van verdachte door een anonieme getuige die melding maakt naar aanleiding van Opsporing Verzocht en een getuige die bij het tankstation werkt die anoniem wilde blijven. Het dossier bevat echter geen bewijs uit andere, niet-anonieme bronnen die deze verklaringen ondersteunen. Gelet op het bepaalde in artikel 344a, lid 1 Wetboek van Strafvordering kunnen deze verklaringen daarom niet uitsluitend of in beslissende mate dienen als bewijs. Die herkenningen kunnen dan ook niet dienen als belangrijk steunbewijs.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte één van de mannen is geweest die heeft geprobeerd in te breken in de woning van [benadeelde] samen met twee anderen. Verdachte wordt daarom van het tenlastegelegde vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 8.603,00 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Deze schade is inmiddels volledig vergoed door de verzekeringsmaatschappij.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en H.J. van Woudenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2023.
Mr. Van Woudenberg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 april 2022 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer goederen van zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak/verbreking/inklimming, een (schuif)pui en/of (garage)deur heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)