9.3Het oordeel van de rechtbank
Waarde sloep
De waarde van de sloep is schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door de diefstal en komt om die reden voor vergoeding in aanmerking. Over de omvang van de waarde bestaat discussie. De taxateur heeft gerapporteerd dat de sloep voor de diefstal een waarde had van € 15.000. De verdediging heeft betwist dat dit een correcte schatting is. Uit het taxatierapport blijkt dat deze is gebaseerd op foto’s van de sloep van ongeveer een half jaar voor de diefstal, zodat niet is uit te sluiten dat de sloep in de tussenliggende periode beschadigingen heeft opgelopen die op de waarde drukten. [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij de sloep voor € 12.500 heeft gekocht. De advocaat heeft toegelicht dat [slachtoffer] de sloep heeft opgeknapt en voorzien van een nieuwe motor waardoor de waarde is gestegen. Deze stelling heeft [slachtoffer] niet met stukken onderbouwd.
De rechtbank zal voor de begroting van de waarde van de sloep aansluiten bij het aankoopbedrag van € 12.500 minus het bedrag van € 1.250 dat [slachtoffer] blijkens haar onderbouwing als restwaarde voor de sloep heeft ontvangen. Dit betekent dat de rechtbank de waarde van de sloep schattenderwijs zal begroten op een bedrag van € 11.250 en dit bedrag zal toewijzen. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Stallingskosten
[slachtoffer] heeft na het terugvinden van de sloep stallingskosten moeten maken. Er bestaat voldoende verband tussen de diefstal en deze kosten om te kunnen aannemen dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden [slachtoffer] heeft dit onderbouwd met facturen. Het bedrag van € 405,35 zal worden toegewezen zoals gevorderd.
Taxatiekosten
[slachtoffer] heeft na het terugvinden van de sloep deze laten taxeren. Er bestaat voldoende verband tussen de diefstal en deze kosten om te kunnen aannemen dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. Het bedrag van € 302,25 zal worden toegewezen zoals gevorderd.
Gederfde inkomsten
[slachtoffer] heeft de omvang van de gederfde inkomsten onderbouwd met een overzicht van de huurinkomsten in de jaren voorafgaand aan de diefstal. Op basis hiervan heeft zij berekend dat zij op jaarbasis gemiddeld € 3.282,16 aan huurinkomsten verdiende en gevorderd om dit bedrag voor drie jaar toe te wijzen. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de hoogte gederfde huurinkomsten van veel verschillende factoren afhankelijk is en dat deze zich niet eenvoudig laten schatten. Beoordeling van deze kostenpost levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Medische kosten psycholoog en immateriële schade
[slachtoffer] heeft € 810,00 aan kosten voor de psycholoog gevorderd en € 500,00 aan immateriële schade. Hoewel [slachtoffer] de kosten voor de psycholoog als materiële schade heeft opgevoerd, hangen deze samen met de gestelde psychische klachten waarop [slachtoffer] ook de immateriële schade baseert. Vergoeding van dit soort schade kan worden toegewezen wanneer een betrokkene in zijn persoon is aangetast ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, aanhef onder b van het Burgerlijk Wetboek, onder meer door geestelijk letsel. Of hiervan sprake is moet de rechtbank beoordelen aan de hand van objectieve criteria. De benadeelde zal hiertoe voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan.
In deze zaak is de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank hierin niet geslaagd. Hoezeer het ook invoelbaar is dat de diefstal van de sloep voor [slachtoffer] (mede) een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer vormt en voor gevoelens van onveiligheid heeft gezorgd, is onvoldoende onderbouwd dat sprake is van enige vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in deze delen van de vordering en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Conclusie
De schade voor zover die betrekking heeft op de waarde van de sloep, de stallings- en taxatiekosten ter hoogte van in totaal € 11.957,60 (€ 11.250,00 + € 405,35 + € 302,25) komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.957,60 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 94 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer] .